Vijgen na Pasen

Gemma Venhuizen

Daags na Tweede Paasdag at ik gedroogde vijgen als ontbijt. Ik had verzuimd boodschappen te doen, en doorvlooide noodgedwongen de voorraadkast. Het zakje zuidvruchten riep wroeging op. Maanden eerder was ik op de borrel bij bevriende vegetariërs, die toastjes met geitenkaas en vijgenchutney serveerden. Na het derde glas wijn vond ik dat er genoeg over zonnepanelen was gepraat. „Wisten jullie dat de vijg geen echte vrucht is maar een schijnvrucht?” vroeg ik. „De buitenkant bestaat uit de bloembodem, binnenin zitten alle bloemetjes verstopt.” Glazige blikken. Ik begon, mogelijk té gretig, over de levenscyclus van de vijgenwesp. Over vrouwtjes die een vijgenknop in vliegen om daar hun eitjes te leggen. Over de mannelijke wespenlarven die, blind en vleugelloos, gedoemd zijn om voor altijd in de vijg te blijven. Over de vrouwelijke larven die worden bezwangerd door hun broers, maar zich daarna oppermachtig een weg naar buiten knagen en de wijde wereld invliegen. Over het stuifmeel dat ze tijdens die vlucht ongemerkt verzamelen, waarmee ze een ándere vijgenknop binnenvliegen voor de eierafzetting, en zodoende die vijg bevruchten.

In de stilte die volgde bleven de toastjes onaangeroerd. „Dus eigenlijk eten we…” begon de kennis. „Dode wespenlarven”, vulde haar echtgenoot aan. „Het merendeel wordt verteerd door enzymen in de vijg”, zei ik. „En sommige vijgen groeien zelfs zonder wespjes uit tot schijnvrucht. Die zijn alleen minder lekker.” De borrelplank verdween van tafel. Bij het afscheid kreeg ik gedroogde zuidvruchten en een pot chutney mee. Willens en wetens had ik de vijg verdacht gemaakt.

Nu zat ik met mijn kommetje verteerde larven. Het was in ieder geval etymologisch verantwoord: een vriend had me eens geleerd dat ‘vijgen na Pasen’ een Belgisch gezegde is. Het Vlaamse equivalent van ‘mosterd na de maaltijd’, kortom: iets doen wat geen zin meer heeft. Tijdens een vakantie was de vriend zó moe geworden van mijn constante achteraftwijfel (‘Hadden we niet tóch dat andere restaurant moeten kiezen? Was die langere wandeling mooier geweest? Had ik me maar ingesmeerd…’) dat het codetaal was geworden. Zei hij ‘vijgen’, dan mocht ik niet meer zeuren.

De uitdrukking komt uit het christendom. Tijdens de vastentijd waren vijgen, bij uitzondering, wél toegestaan als zoetigheid. Als gevolg daarvan was er zo’n vraag naar dat ze steevast waren uitverkocht, en pas na Pasen weer op voorraad waren. Maar dan had niemand er nog zin in. De pech met vijgen is dat ze te pruimen zijn, maar dat niemand er écht dol op is. In mijn omgeving heeft niemand de vijg als lievelingsvrucht, of als lievelingsschijnvrucht (in die categorie wint de aardbei).

Een uitzondering vormt het kabinet. Na de toeslagenaffaire, na de gasbevingen, na de stikstofkaart: steeds komen Rutte c.s. met excuses achteraf. Hadden we maar dit, hadden we maar dat. Om dan weer vrolijk door te gaan. De vijg is, zoals Adam en Eva al wisten, een handige schaamlap.

Een schijnvrucht voor schijnheiligheid.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur bij NRC en schrijft elke woensdag een column op deze plek.