Vijf weken na de vuurwerkramp hingen overal in Enschede zeefdrukken van Jan Cremer

Op zondag 18 juni 2000, vijf weken na de vuurwerkramp, waren in het Enschedese Volkspark duizend zeefdrukken van Jan Cremer te koop. De in Enschede geboren en getogen schrijver (Ik Jan Cremer verscheen in 1964) en beeldend kunstenaar had „een expressieve, kleurrijke voorstelling van de ramp” gemaakt, aldus indertijd een bericht in NRC Handelsblad.

De opbrengst van de duizend zeefdrukken – honderd gulden per stuk – ging naar het Noodfonds Enschedese Kunstenaars. Dat was opgericht ten behoeve van zo’n negentig kunstenaars met een atelier in De Bamshoeve, een voormalige textielfabriek in de wijk Roombeek. Precies daar ontplofte op 13 mei 2000, volgende week 25 jaar geleden, een opslagruimte met vuurwerk van het bedrijf S.E. Fireworks. Bij de vuurwerkramp vielen 23 doden, 950 mensen raakten gewond. Roombeek werd weggevaagd.

Fotograaf Eric Brinkhorst, die ook voor NRC fotografeert, woont in de buurt en was erbij de dag van de ramp. „Ik was er een uur na de ontploffing. Daarvoor had ik nog een sportwedstrijd gefotografeerd.” Hij had net een digitale camera aangeschaft, dat was nieuw in die tijd. Daardoor kon hij zijn foto’s snel doorsturen, ze gingen de hele wereld over.

Vijf weken later was hij niet één van de kopers van een zeefdruk. Hij kwam ze in de jaren daarna wel steeds tegen, als hij fotografeerde. „Ze hangen echt overal: bij mensen thuis, op kantoren.” En sinds een paar maanden heeft Brinkhorst er zelf ook één. „Ik was bij de opening van een expositie en daar was hij te koop, hij zat in zo’n bak met mappen met prenten. Ik dacht: dit is voorbestemd – ik had hem al zo vaak gezien.”

Samen gaan we langs bij mensen die reageerden op zijn berichtje over de aankoop op Facebook („Exclusief is hij niet, maar deze is gemaakt na de vuurwerkramp. Speciaal genoeg!”). Waar waren zij op de dag van de ramp? Hoe kregen ze de zeefdruk? En wat zien zij erin?

Wilma van Ingen, zeefdruk 930 ‘Het is een herinnering aan een intensieve tijd’

Wilma van Ingen met haar zeefdruk in haar huis in Enter.
Foto Eric Brinkhorst

Waar was je op 13 mei 2000?

„Mijn man en ik waren in een tuincentrum, ik was nog niet zo lang directeur van de Kamer van Koophandel. Wij woonden toen nog in Holten [35 kilometer van Enschede]. We reden naar huis en zagen in de verte zwarte wolken. Dus we gingen bellen: wat is er aan de hand? Al snel was duidelijk dat er ook veel ondernemers waren getroffen. We hebben toen een helpdesk geopend, daar zijn we wel een jaar mee aan de slag geweest. En voor onze helpdesk waren kunstenaars net zo goed ondernemers. Wij maakten geen onderscheid, mensen die ondernemen staan we bij, dat idee.”

Hoe kom je aan de zeefdruk?

„Een jaar later was er een bijeenkomst van zeg maar de kerngroep: mensen die er het hele jaar mee bezig waren geweest. Die kregen van de gemeente een bedankje voor hun inzet. Er waren verschillende cadeaus, waaronder een aantal zeefdrukken – daar kreeg ik er één van. Ik kende de zeefdruk al wel, ik vond hem prachtig. Maar ik had elk cadeau prima gevonden, het was vooral een mooi, emotioneel moment. Ik heb hem thuis opgehangen, niet op kantoor. Dit hang je in je huis, was mijn gevoel.”

Wat zie je erin?

„Het is een herinnering aan een intensieve tijd, waarin je soms vrienden voor het leven maakte. Je gaf een sprankje hoop aan mensen, maar ook wel gewoon kleren: die hadden ze niet meer. Als ik naar de zeefdruk kijk zie ik platteland, maar ook dat daar wat gebeurt. Een grens misschien, die rood-witte barrière rechtsonderin. En linksboven het rode dak van een huis of een boerderij. Ook al is de ramp de aanleiding, in de zeefdruk zie ik juist rust en harmonie. Misschien heeft hij dat bewust gedaan: de mooie kant laten zien.”

Mariette Effing, zeefdruk 146‘Ik zie de ramp er niet in, maar ik denk er wel aan als ik ernaar kijk’

Mariette Effing met haar zeefdruk in Vriezenveen.
Foto Eric Brinkhorst

Waar was je op 13 mei 2000?

„In Winterswijk [45 kilometer van Enschede]. Ik was aan het werk op de muziekschool, ik ben koordirigent. Maar we wóónden wel in Enschede. Mijn toenmalige partner belde me op: ‘Er is hier een ramp gebeurd.’ Zijn stem klonk zo alarmerend dat ik dacht: ik moet meteen naar huis. Toen ik naar buiten ging, zag ik de rookpluim al. Onderweg werd ik de hele tijd ingehaald door ambulances en brandweerauto’s. En toen ik aankwam, wist ik niet of ik bij mijn huis kon komen: het was één grote chaos. Dus heb ik de auto aan de kant gezet en ben ik bij iemand achter op de fiets naar de afzetting gereden. Dat was een rood-wit lint, daar ben ik onderdoor gegaan. Ons huis stond er nog, gelukkig. Ik heb wat kleren gepakt en ben naar mijn broer gegaan, niet wetende dat we een week lang niet terug zouden mogen. We probeerden die hele dag mensen te bereiken, wat vaak niet lukte. Ik stond zelf ook op de lijst van vermisten. Wij beseften al snel dat we geluk hadden gehad. Er waren zoveel huizen weg.”

Hoe kom je aan de zeefdruk?

„Ik ben dirigent van het Stadsjongenskoor Oldenzaal. Eén van de jongens op dat koor was de zoon van de hoofdredacteur van dagblad Tubantia, Gerard Driehuis. Die nam op een gegeven moment afscheid van de krant, hij ging verhuizen en hij vond: die zeefdruk moet in de stad blijven, bij iemand die dichtbij de ramp stond. En zijn zoon had, denk ik, ook met veel plezier op dat koor gezeten. Dus toen kreeg ik hem cadeau, een paar jaar na de ramp was dat.”

Wat zie je erin?

„Ik vind het mooie kleuren, het rode en het gele. Ik zie de ramp er niet in, maar ik denk er wel aan als ik ernaar kijk. Ik zie een zomerse dag, het zindert in het korenveld. Het koren lijkt te knisperen, je hoort de warmte bijna.”

Feya Wouda, zeefdruk 744. Hij hangt niet meer bij haar thuis ‘Het is een belangrijk kunstwerk voor me’

Feya Wouda en Clemens Hardeman.
Foto Eric Brinkhorst

Waar was je op 13 mei 2000?

„Ik zat met mijn man in de tuin, we woonden aan de rand van de stad. Eerst hoorden we een enorme knal, we dachten dat er een vliegtuig was neergestort. Toen kwam er nog een knal, veel luider. Daarna hoorden we van alle kanten sirenes komen. We waren in paniek: de jongste dochter van mijn man woonde in het rampgebied. Ze was niet thuis, ze fietste door de wijk – maar dat wisten wij niet. Door de kracht van de explosies is ze van haar fiets geblazen, een portiek in. Ze was de tweede die in het ziekenhuis belandde, haar broer is nog naar haar gaan zoeken. Iedereen was mensen kwijt, het was heel onwerkelijk. Ik ben ook gaan zoeken naar mensen die ik kende, het was een grote chaos.’ Een beeld dat ik nooit ben kwijtgeraakt: een brandweerman met in zijn handen een omgekeerde brandweerhelm met daarin water met goudvissen, die hij gered had. Gek hè, dat blijft je dan bij.”

Hoe kom je aan de zeefdruk?

„Ik leidde in die tijd kunstcentrum Marktzeventien. Daar hield ik ook exposities: Armando, Schoonhoven, Jan Cremer. En elke derde zondag in juni, óók in 2000, organiseerden we in de stad Kunst in het Volkspark: kramen waar kunstenaars werk toonden en konden verkopen. Ik zat in het bestuur, we zeiden: het moet doorgaan, maar hoe? Door de exposities in Marktzeventien waren mijn man en ik bevriend geraakt met Jan Cremer en Babette, zijn vrouw. Leuke, flamboyante mensen allebei. Ik vroeg Jan: ‘Wil jij niet wat doen?’ Dat had hij zelf ook al bedacht – en hij heeft toen een kunstwerk geschilderd waarvan hij zeefdrukken heeft laten maken. Jan en Babette verkochten ze die zondag zelf in het Volkspark. Ze gingen grif van de hand, er stond een rij kopers tot aan het station. Het originele schilderij hebben we geveild, dat is gekocht door een groep ondernemers die het heeft gedoneerd aan de gemeente. Van de opbrengst van de zeefdrukken zijn enveloppen met geld uitgereikt aan de kunstenaars, vijftienhonderd gulden. Wat ze ermee gingen doen – in de kroeg zitten, weer materiaal kopen – dat mochten ze zelf weten. Ze hoefden alleen maar een handtekening te zetten voor ontvangst. Jan was bij het uitreiken van de enveloppen, hij werd gevraagd wat te zeggen. Hij stond op, balde een vuist en zei: ‘Zet ’m op, jongens.’ Daarna ging hij weer zitten.”

En jouw zeefdruk?

„Ik heb hem gekregen. Jan had er ‘voor mijn vrienden Feya & Math’ onder gezet. Hij hing altijd in de woonkeuken van ons huis, maar na het overlijden van mijn man ben ik kleiner gaan wonen. Nu hangt-ie bij vrienden, Clemens en Yvette. Daar kom ik vaak en dan zie ik hem. Het is een belangrijk kunstwerk voor me.”

Wat zie je erin?

„Een rood-witte balk die gevaar aangeeft: tot hier en niet verder. En in die rode driehoek linksboven zie ik ook dreiging. Het landschap is zonnig en geruststellend. Maar dat landschap was dus in gevaar.”

‘Voor mijn vrienden Feya & Math’
Foto Eric Brinkhorst

Clemens Hardeman, zeefdruk 744. Dat is de zeefdruk van Feya Wouda‘Ik word er wel blij van, moet ik zeggen’

Waar was je op 13 mei 2000?

„In Zwolle (75 kilometer van Enschede), daar woonden we toen. Ik stond op de tennisbaan en opeens hoorde je sirenes. De ambulances en brandweerauto’s kwamen van overal. Ook uit Zwolle. Feya kende ik in die tijd nog niet. Wel haar stiefzoon, Peter. Die heeft overigens ook zo’n zeefdruk.”

Je hebt haar zeefdruk in permanente bruikleen?

„Ja, ze had ruimtegebrek. Hij hangt hier sinds een jaar in de woonkeuken. Ik word er wel blij van, moet ik zeggen. De kleuren zijn mooi. Maar eigenlijk had ik liever dat-ie bij Peter hangt – dat we ruilen en die van hem hier komt te hangen. Deze is gesigneerd met ‘voor mijn vrienden Feya & Math’. En Math Janssen was de vader van Peter. Dus hij hoort bij zijn zoon in huis, vind ik. Ik heb hem dat laatst ook voorgesteld, ‘denk daar eens over na’. Maar hij heeft er nog geen ‘ja’ op gezegd.

Feya Wouda: „Dat vind ik wel een heel mooi idee.”

Clemens Hardeman: „Zullen we hem bellen? Hij woont vlakbij.”

Eric Brinkhorst: „Nemen we dan deze mee? Want dan wil ik ook wel de ruil zien.”

Clemens Hardeman (hij belt): „Peter! Heb je nog nagedacht over mijn aanbod om te ruilen? (…) Nou, gezellig. Tot zo.”

Peter Janssen, zeefdruk 38. Hij ruilt hem voor zeefdruk 744‘Er is iets ernstigs gebeurd, je ziet een koepel van vuur’

Clemens Hardeman en Peter Janssen (rechts).
Foto Eric Brinkhorst

Waar was je op 13 mei 2000?

„We waren bij mijn schoonvader, die woonde ook in de stad. We hoorden een enorme knal, daarna nog één. Toen we begrepen wat het was, ben ik in allerijl naar de plek van de ramp gefietst. Want in Roombeek woonde mijn zusje. Je kon toen nog het gebied in, het was nog niet afgesloten. Ik heb voor het huis van mijn zusje gestaan, dat stond in brand. We zijn gaan bellen, bellen, bellen: heeft iemand haar gezien. Gelukkig belde ze zelf een paar uur later, ze was van haar fiets geblazen en lag in het ziekenhuis.”

Hoe kom je aan de zeefdruk?

„Die heb ik van Feya. Er waren nog een paar overgebleven die zondag, die ze thuis had liggen om later te verkopen. Ik heb hem van haar gekocht.”

Wat zie je erin?

„Hij is heel belangrijk voor me. We hebben jarenlang in het buitenland gewoond, hij ging altijd mee. Ik zie landschap en vuur. Er is iets ernstigs gebeurd, je ziet een koepel van vuur. En afzettingslint.”

Het originele schilderij van Jan Cremer (1940-2024) werd voor vijftigduizend gulden gekocht door „een anonieme groep ondernemers”, volgens een bericht in het Reformatorisch Dagblad uit 2001. Jan Cremer bood het op 23 februari 2001 namens de ondernemers het gemeentebestuur van Enschede aan. „Het geld wordt gebruikt om een catalogus te financieren voor het tentoonstellingsproject Een jaar later. De meeste kunstenaars uit het gebied hebben na de ramp de draad weer opgepakt met werk voor de expositie”, aldus de krant.

Het schilderij hangt tegenwoordig in de griffieruimte van het gemeentehuis.
Foto Eric Brinkhorst

Het schilderij hangt tegenwoordig in de griffieruimte van het gemeentehuis, met een beetje moeite is het vanaf de straat te zien. Loop je verder de stad in, dan kom je bij Het Balengebouw in Roombeek, een voormalig pakhuis voor katoenbalen. Het tijdens de vuurwerkramp grotendeels gespaarde monument heeft bij de restauratie een gevel gekregen waarop de foto van de omslag van Ik Jan Cremer tientallen keren wordt afgebeeld. Hier moest het Jan Cremer Museum komen, maar daar bleek uiteindelijk niet genoeg geld voor beschikbaar. Het is nu een kantorencomplex, sinds 2017 is dagblad Tubantia er gehuisvest.

De litho van fotograaf Eric Brinkhorst.