Take back control, beloofde de Leave-campagne in de aanloop naar het referendum van 2016.
Brexit means Brexit means Brexit, zei premier Theresa May steeds, toen ze met de uitslag van het referendum aan de slag moest.
Get Brexit Done, was de belofte van haar opvolger premier Boris Johnson, na jaren van netelige onderhandelingen.
Deze vrijdag is het vijf jaar geleden dat die stap daadwerkelijk werd gezet. Voor het eerst raakte de Europese Unie een lidstaat kwijt, in een lange geschiedenis van uitsluitend uitbreiding. Het Verenigd Koninkrijk verliet de EU. Het land ging weer zelf over wetgeving voor bedrijven, ging weer zelf over het migratiebeleid, over landbouwsubsidies en over buitenlandpolitiek.
Na een moeizame echtscheiding was het zoeken naar nieuwe verhoudingen voor de twee exen. Van stekelig en vijandig werd de relatie langzaam welwillender en professioneler. En sinds vorig jaar een wisseling van de wacht plaatsvond in de Britse politiek – na jaren van Conservatief leiderschap kwam Labour weer aan de macht – wordt volop gespeculeerd over onderhandelingen voor nauwere samenwerking.
Wat heeft vijf jaar Brexit het Verenigd Koninkrijk gebracht? Een overzicht van de vier belangrijkste thema’s.
Immigratie Veel hogere instroom na de uittreding
Dé Brexit-stemmer bestond niet. Bij het referendum in 2016 had iedereen net andere redenen om voor Leave te stemmen. Een belangrijke overweging voor veel Britten was dat ze een einde wilden maken aan het vrije verkeer van personen. Het VK bepaalt nu zijn eigen migratiebeleid weer en dat heeft een „psychologisch gevoel van vrijheid opgeleverd”, zegt Catherine Barnard, hoogleraar EU-recht en plaatsvervangend directeur van de denktank UK in a Changing Europe. „De paradox is alleen dat sinds de Brexit het aantal immigranten dramatisch is gestegen.”
Na het Brexit-referendum nam het aantal personen dat uit de EU naar het VK kwam gestaag af. Maar al snel compenseerden migranten van buiten de EU die daling. Vóór de Brexit lag de netto migratie gemiddeld rond de 250.000 mensen. Een paar jaar later waren dat er drieënhalf keer zo veel en kwamen netto 906.000 personen naar het VK. Onder premier Boris Johnson (Conservatieve Partij) konden buitenlanders die in het VK wilden werken of studeren vrij gemakkelijk een visum krijgen, ook voor hun gezinsleden. In 2023 scherpten de Conservatieven de visumregels aan en Labour hield sinds de machtswisseling de meeste van die maatregelen in stand. Inmiddels daalt de instroom langzaam, al is die nog steeds hoger dan vóór de Brexit en blijft het VK vanwege de goede universiteiten en open economie een aantrekkelijk land.
Migratie en grip op de eigen grenzen zijn nog steeds een belangrijk thema voor de Britten, hoewel de focus is verschoven naar migranten die met een bootje het Kanaal oversteken om in het VK asiel aan te vragen. Labour en zijn premier Keir Starmer voelen de rechtse Nigel Farage in hun nek hijgen, die met zijn partij Reform UK hamert op de problemen die „de illegale migranten” met zich meebrengen. Volgens hem is sprake van een „nationale noodtoestand”.
Het succes van Reform is één van de redenen voor Labour om bij nieuwe onderhandelingen met Brussel voorzichtig te zijn met afspraken over migratie. Farage zal goed raad weten met alles wat zelfs maar lichtjes geassocieerd kan worden met vrij verkeer van personen en stijging van het aantal migranten. Maar de EU, vooral Duitsland, wil graag afspraken maken over makkelijk te verkrijgen visa voor jongeren, zodat die een paar jaar kunnen werken of studeren in het VK, en omgekeerd Britse jongeren in de EU. Het zou voor Berlijn een voorwaarde zijn om in te stemmen met soepelere regels voor onderlinge handel, iets waar Labour juist op uit is.
Handel Kleine bedrijven gaven het op
Al vrij snel na de Brexit werd duidelijk dat het handelsakkoord dat het vrije verkeer van goederen verving, een negatief effect heeft op de onderlinge handel tussen de EU en het VK. Grote bedrijven kunnen het extra papierwerk en de douanecontroles er wel bij hebben, kleine en middelgrote bedrijven niet. De London School of Economics berekende dat de export naar de EU door kleine Britse bedrijven met zo’n 30 procent is afgenomen. Middelgrote bedrijven exporteren 15 procent minder. Zo’n 20.000 bedrijven stopten helemaal met exporteren. De totale omvang van de handel in goederen was voor het VK eind vorig jaar 9,4 procent lager dan in 2019 en daarmee blijft het land internationaal gezien achter.
Rond de handel in diensten – denk aan financiële, juridische en technische dienstverlening – zijn pessimistische voorspellingen over achteruitgang niet uitgekomen. Britse bedrijven met consultants of accountants wisten beter om de nieuwe werkelijkheid heen te werken en hadden minder last van de nieuwe, harde grenzen dan de goederenhandel. Het VK presteerde wat diensten betreft sinds 2019 zelfs beter dan Frankrijk en de Verenigde Staten. Dienstverlening maakt in het VK nu een groter aandeel uit van de totale internationale handel dan goederen.
En dan te bedenken dat rond die goederen nog niet eens alle controles zijn begonnen. EU-landen controleren wel wat vanuit het VK het continent binnenkomt. Omgekeerd stellen de Britten fysieke inspecties steeds uit. Deels uit organisatorische onhandigheid, deels uit angst dat de handel er nog minder aantrekkelijk en duurder door wordt. Sinds april vorig jaar vinden mondjesmaat controles plaats van dierlijke en plantaardige producten die in de hoge of gemiddelde risicogroep vallen, maar voor gewone groenten en fruit moeten zulke controles nog beginnen.
Labour wil nieuwe afspraken met Brussel om de controles op dieren, voedsel en planten te verminderen, omdat ze de economische groei belemmeren. Hoogleraar Catherine Barnard heeft daar lage verwachtingen van: „Zulke relatief kleine aanpassingen brengen niet die grote economische ommekeer waar premier Starmer naar op zoek is voor het VK.” Dat geldt ook voor de uitnodiging van Eurocommissaris Maros Sefcovic aan het VK, om lid te worden van de pan-Euro-mediterrane conventie. Dat is een reeks afspraken die onderlinge handel alleen voor sommige sectoren licht versimpelt.
Noord-IerlandBlijft een gevoelig punt
„Niet voor de EU”, staat op sommige verpakkingen van kaas, vlees en zuivel in de Britse supermarkten. Ironisch genoeg soms zelfs op etiketten van producten die uit EU-lidstaten geïmporteerd zijn. Dit zinnetje heeft alles te maken met de bijzondere positie van Noord-Ierland. Het is het enige deel van het VK dat een landsgrens heeft met een lidstaat van de Europese Unie: de republiek Ierland. In theorie zouden dus grenscontroles moeten plaatsvinden tussen Noord-Ierland en Ierland, maar vanwege de grimmige en gewelddadige geschiedenis rond die grens waren de EU en het VK het erover eens dat zoiets onmogelijk is.
De oplossing die premier Boris Johnson hiervoor had bedacht werkte niet, en onder zijn opvolger Rishi Sunak maakten het VK en de EU begin 2023 nieuwe afspraken. Die nieuwe regels maken onderscheid tussen twee goederenstromen vanuit Groot-Brittannië naar Noord-Ierland. Eén van die ‘lanen’ is alleen bedoeld voor de interne Britse markt – vandaar dus „niet voor de EU” – en is vrijgesteld van papierwerk en controles. De andere stroom is wel voor export naar Ierland bedoeld en alleen die goederen moeten door de administratieve molen. Al is het VK ook hier nog niet begonnen met de douaneprocedures.
Aan de ene kant profiteert Noord-Ierland van een unieke positie: het land heeft vrije toegang tot zowel de EU als Groot-Brittannië. De economie groeide in Noord-Ierland vorig jaar iets harder dan in de rest van het VK. Aan de andere kant lopen bedrijven daar een risico dat ze in een soort regelgeving-spagaat terechtkomen: hoe meer de Britse regels voor fabrikanten zouden afwijken van de Europese productiestandaarden, hoe lastiger. Want de afspraak met Brussel is dat alleen in Noord-Ierland de EU-wetgeving rond de productie van goederen en voedsel grotendeels blijft gelden, om de veiligheid van EU-inwoners (de Ieren) te waarborgen.
In de praktijk loopt het zo’n vaart niet. De Conservatieve Partij beloofde kort na de uittreding „een vreugdevuur aan EU-wetten”, waarbij duizenden Europese richtlijnen zouden worden afgeschaft en Britse bedrijven volop konden profiteren van de vrijheid van eigen marktregels. Hier kwam weinig van terecht, vooral omdat bedrijven het beter vonden om toch de EU-standaarden aan te houden. Het UKCA-keurmerk voor producten, bedacht als vervanger van het beroemde CE-merkje voor Europese criteria, is geflopt. Het VK erkent ook de CE-markering weer.
Zoals Catherine Barnard zegt: „We hebben amper gebruik gemaakt van de herwonnen vrijheid voor regulering. Brexiteers vinden dat vast een gemiste kans. Maar voor een land dat hartstochtelijk graag economisch wil groeien, is het afwijken van breed geaccepteerde richtlijnen alleen maar slecht voor de internationale handel.” Onder Labour lijkt het erop dat de regelgeving voor producten stilletjes terug richting Brussel beweegt. Het Lagerhuis heeft een wetsvoorstel in behandeling waardoor het Britse ministerie van Economische Zaken EU-regelgeving gemakkelijker rechtstreeks kan overnemen.
Publieke opinie Klaar met het onderwerp
De eindeloze politieke onderhandelingen over het uittredingsakkoord waren na het referendum reden voor eurosceptici in andere landen om hun knopen te tellen. Berucht waren kort na de Brexit de beelden waarin een Nederlandse douanier de broodjes ham van een chauffeur uit het VK in beslag nam. „Welcome to the Brexit, sir.” Een Frexit, Nexit of Swexit leek ineens zo aantrekkelijk niet meer. Later werden af en toe ook voordelen van zelfstandigheid duidelijk: tijdens de coronacrisis bijvoorbeeld was het VK sneller met vaccineren dan de EU-landen.
De Brexit heeft de inwoners van het Verenigd Koninkrijk altijd zwaar verdeeld: de uitslag van het referendum in 2016 was 52 procent Leave tegenover 48 procent Remain. De afgelopen jaren verschoof de publieke opinie op richting Remain, al kwam dat in de eerste jaren na het referendum vooral door Britten die niet hadden gestemd en daar spijt van hadden.
Een paar jaar later, met een economie die maar bleef kwakkelen, begonnen ook Leave-stemmers van mening te veranderen. Vorig jaar zei 23 procent van degenen die vóór de Brexit hadden gestemd dat ze nu voor EU-lidmaatschap zouden kiezen. Dit betekent dat een meerderheid van de Leave-stemmers nog altijd achter hun besluit bestaat. Zij zien vooral een beroerde politieke uitvoering van een goed idee. Bijna de helft, 48 procent, denkt dat de politici de uittreding hadden kunnen laten werken, „maar ze hebben het niet eens geprobeerd”, aldus een peiling van denktank UK in a Changing Europe.
Bij de meeste Britten staat de Brexit allang niet meer bovenaan hun lijstje met belangrijke thema’s. Ook daarom was de uittreding amper een onderwerp bij de verkiezingscampagne voor het Lagerhuis vorig jaar – partijen kozen ervoor de Brexit zo weinig mogelijk te noemen. Zolang geen van de grote politieke partijen ervoor kiest om een nieuw volledig lidmaatschap van de EU te omarmen, is het politiek simpelweg niet aan de orde. Ook al zou een meerderheid van de bevolking daar nu voor zijn.
Opvallend was in dit licht dat Ed Davey, partijleider van de Liberaal-Democraten, onlangs voor het eerst zei dat het VK weer onderdeel van de Europese douane-unie moet worden, met het vrije verkeer van goederen dat daarbij hoort. Vanwege de herverkiezing van de onvoorspelbare Donald Trump als president van de Verenigde Staten „moeten we dringend onze relaties met andere partners versterken”, zei hij. Zulke onderhandelen over een douane-unie zulllen regeringspartij Labour te ver gaan.
Lees ook
Britse boeren zijn sinds Brexit groener geworden, maar van alle nieuwe subsidies krijgen ze hoofdpijn
Op het internationale toneel mist het Verenigd Koninkrijk „een overtuigend en coherent post-Brexit-narratief”, stelde de invloedrijke linkse denktank Labour Together begin dit jaar. Het is aan premier Starmer om zo’n narratief te ontwikkelen. Hij zou het VK moeten „positioneren als wereldwijd betrokken probleemoplosser”. Of dat lukt, hangt zeker ook af van de onderhandelingen met Brussel die de komende maanden gaan lopen. Komende maandag is Starmer in elk geval alvast uitgenodigd voor een diner met alle EU-regeringsleiders, als eerste Britse premier sinds de Brexit.