Vier kinderen over hun azc: ‘Ik durf geen vrienden meer te maken. Steeds vertrekken ze weer’

Aleksa (bijna 2) met haar moeder Karina (40) Babayants. De familie verblijft al negen jaar in Nederland, waarvan bijna zeven jaar in azc Emmen, dat deels ook gezinslocatie is.

Foto Mona van den Berg

In Beeld De leefomstandigheden in de gezinslocaties van azc’s zijn schadelijk voor kinderen. Fotograaf portretteerde twee gezinnen. „Ik leef zonder toekomst.”

De plek waar zij opgroeien, heeft een veilig neutrale benaming: gezinslocaties. Maar achter dit woord gaan kale, zelfs kille feiten schuil. Op vijf plekken in Nederland verblijven 330 minderjarige kinderen, in een honderdtal gezinnen, samen met hun ouders en 270 kinderen die hier 18-plus zijn geworden.

Hun ouders zijn, zoals dat heet, uitgeprocedeerde vluchtelingen. Het betekent dat de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) hun asielaanvraag heeft afgewezen. Asieladvocaten hebben hiertegen beroep aangetekend. De gezinnen zijn in afwachting van een rechterlijke uitspraak. Gemiddeld duurt dit wachten ruim anderhalf jaar. Procedures die al (ruim) vijf jaar voortduren, zijn geen uitzondering.

Defence for Children, een internationale organisatie die zich inzet voor kinderrechten, luidt deze zomer de noodklok over de ontwikkeling van deze kinderen. Natuurlijk, in Nederland vinden zij bescherming tegen (oorlogs-) geweld en onderdrukking. Maar verder? Vóelen zij zich veilig? Krijgen zij kansen, in het onderwijs, in hun sociale en emotionele ontwikkeling?

Het antwoord (‘nee’) staat, pagina na pagina, in een rapport van Defence for Children, waarvoor veertien kinderen, negentien ouders en 43 hulpverleners zijn geïnterviewd. Martin Vegter, juridisch adviseur bij Defence for Children: „De leefomstandigheden op gezinslocaties zijn ronduit schadelijk voor de ontwikkeling van kinderen. Gemeenten, jeugdartsen en de Onderwijsinspectie hebben hierop al eerder gewezen. Maar er verandert helemaal niets.”

Fotograaf Mona van den Berg portretteerde twee gezinnen. Vier kinderen vertellen over hun leven van alledag.

De Babayants uit Oezbekistan

Het gezin Babayants uit Oezbekistan verblijft al negen jaar in Nederland, waarvan bijna zeven jaar in azc Emmen, dat deels ook gezinslocatie is. Het gezin bestaat uit moeder Karina (40), vader Aleksander (47), zoon Aram (19) en de dochters Ariana (13), Amelia (9) en Aleksa (bijna 2).

Aram (19), met op de bank Amelia (9), moeder Karina, zusjes Aleksa en Ariana (13) en vader Aleksander (47) in azc Emmen.

Ariana (13): „Ik praat tegen God. Ik bid verschillende keren op een dag. Dan vraag ik: laat slechte dingen wegblijven? Laat mij een goed mens zijn? Ik zou niet zonder God kunnen leven. Hij ziet het als ik bang ben, als ik wakker lig, als ik huil. Ik vertel God over mijn angsten. Hij móet dat weten. Hij kan er dan voor zorgen dat het allemaal goed komt.

„Ik heb geen herinneringen aan Oezbekistan. Ik was vier jaar toen ik er wegging. Ik heb geen idee hoe mijn leven daar zou kunnen zijn.

„Ik durf niks anders te denken dan dat ik in Nederland mag blijven. Ik wil actrice worden. Ik ben een emotionele persoon. Ik kan heel blij én heel verdrietig zijn. Zulke gevoelens kun je kwijt bij toneelspelen, wat ik op school graag doe. Ik zit ook op dansles. Hiphop. Vind ik heel fijn. Als je danst, vergeet je alles. Ik doe mee aan wedstrijden.

„Of ik wil studeren om chiropractor te worden. Dat beroep heb ik gevonden toen ik op internet zocht wat je kunt doen tegen rugpijn. Mijn vader heeft daar veel last van. Dat komt door de stress. Een chiropractor kan je helpen, zodat je geen pijn meer hebt.”

Aram en zijn zusjes Amelia en Ariana

Aram (19): „Mijn leven hier is tijdverspilling. Elke dag verloopt hetzelfde. Wachten. Negen jaar wachten we nu al. Wij kunnen werken. Mag niet. Wij willen plannen maken. Durven we niet.

„Ik slaap slecht. Nachten zijn moeilijk. Bij elk geluidje schrik ik wakker. Ieder moment kunnen hier busjes komen aanrijden, meestal ’s ochtends vroeg, als het nog donker is. Zwarte busjes, met dik glas, en tralies voor de ramen. In een van die busjes zitten dan politiemensen met kogelvrije vesten. Ze komen een gezin ophalen, dat nog in bed ligt. Vaak hoor je een hoop geschreeuw. Huilende kinderen. Dan denk ik: volgende keer zijn wij aan de beurt.

„Vrienden durf ik hier niet meer te maken. Steeds vertrekken ze weer. Of ze krijgen een verblijfsvergunning – dan denk ik: waarom zij wel, en wij niet? Of ze worden het land uitgezet.

„Een tijdlang was een jongen uit Afghanistan mijn beste vriend. Op een dag was hij plotseling weg. Zonder afscheid. Onlangs kreeg ik een tip van iemand: mijn vriend is te zien op een video uit Kabul. Ik kan er bijna niet naar kijken; het is verschrikkelijk hoe zijn familie daar moet leven.

„Ik ben een sportman. Ik móét met mijn lijf bezig zijn, anders word ik gek. Hardlopen. Ik voetbal, bij DZOH, een club hier in Emmen. Ik droom van een carrière als profvoetballer, maar dat is lastig, voor een jongen in mijn situatie. Ik doe nu intensief aan calisthenics, waarbij je zó sterk wordt dat je controle hebt over alle spieren in je lichaam. Officieel mag ik niet werken, maar wel kan ik video’s gaan maken om influencer te worden, als calisthenics-trainer. Let maar op, daarmee ga ik succes hebben!

De Alikhans uit Syrië

Het gezin Alikhan uit Syrië is nu bijna acht jaar in Nederland. Zij verhuisden twaalf keer en verbleven onder andere in Ter Apel (aanmeldcentrum) en in Zeewolde, Den Helder en Maastricht (azc’s). Tweeënhalf jaar geleden zijn zij ondergebracht op een gezinslocatie in Burgum (bij Leeuwarden). Het gezin van bestaat uit moeder Nazi (40), vader Shabab (46), de dochters Leila (20), Ghatoun (bijna 18) en Ghazal (14) en zoon Mirgan (16).

Mirgan (16) en zijn zusjes Leila (20), Ghatoun (18) en Ghazal (14) Alikhan.

Leila (20): „Sinds ik achttien jaar ben, moet ik mij elke dag vóór tien uur melden op het kantoor hier. Mijn ouders ook. Waarom? Controle. Zijn wij er nog steeds? Alleen al daardoor voel ik me een gevangene.

„Mijn ouders krijgen 220 euro netto per week. Daarvan moeten we leven met z’n zessen: boodschappen, kleding, alles moeten we daarvan betalen. We kunnen best werken, en dat willen we ook heel graag. Mag niet. Stiekem geld verdienen durven we niet. Als je betrapt wordt, krijg je een boete en kan je procedure in gevaar komen.

Moeder Nazi (40), Ghazal, Leila , Ghatoun en vader Shabab (46) bij de gezinslocatie in Burgum.

Ghazal en Ghatoun

„Wij begrijpen niet waarom wij hier zo behandeld worden. Oekraïense mensen mogen en krijgen véél meer. Als we daarover vragen stellen, krijgen we te horen: zij komen uit een oorlogsgebied, zij komen uit Europa. Wij zijn ook gevlucht voor oorlog! En zijn wij soms geen mensen – omdat wij uit Syrië komen?

„Ik doe een mbo-opleiding, ik loop stage in een verpleeghuis. Ik hoop dat die zo lang mogelijk mag duren. Solliciteren mag ik niet. Na mijn opleiding moet ik verplicht niks doen.

„Ik krijg hulp van een psycholoog. Zij is geweldig. Ik zie haar eenmaal in de week. Ik mag haar altijd bellen. Tot nu toe lukt het haar om mij dan uit de put te praten. Mijn ouders hebben het veel zwaarder. Zij krijgen hulp van een psychiater. Medicijnen houden mijn vader op de been.

„Terug naar Syrië kunnen we niet, een leven in Nederland hebben we niet. Het voelt machteloos, uitzichtloos.”

Mirgan (16): „Er is maar één ding waarvoor ik leef: voetbal. Ik ben best goed. Ik zit op een praktijkschool in Leeuwarden, maar ja, waarom? Ik leef zonder toekomst. Wij wachten. Maar waarop? Daarover durf ik niet na te denken.”