Verzet tegen goudmijn is inheemse doorbraak in Suriname

Reportage

Suriname Een al jaren sluimerend conflict over landrechten is deze maand geëscaleerd nu inheemse Surinamers zich verzetten tegen goudwinning en houtkap op gronden die eigenlijk aan hen toekomen. „Wij tellen al vijfhonderd jaar niet mee.”

Duizenden inheemse Surinamers hielden op 13 mei een protestmars door de straten van hoofdstad Paramaribo.
Duizenden inheemse Surinamers hielden op 13 mei een protestmars door de straten van hoofdstad Paramaribo. Foto Ranu Abhelakh/AFP

Randy Kaoeroeme schopt met zijn slipper tegen een verbrand stuk van een stoelzitting, dat op een hoop roodkleurig bauxietzand ligt. „Dit is nog van de opstand van drie weken geleden”, zegt hij. Op 2 mei werden op deze plek tien houttrucks in brand gestoken door woedende bewoners. Ook de politiepost, verderop, brandde af. Twee inheemse mannen, betrokken bij de opstand, werden gedood door de politie en er vielen gewonden.

De weg is op sommige delen nog steeds zwart geblakerd en grijs van as. „De mannen zijn gedood terwijl ze zich al hadden overgegeven, verschillende getuigen hebben dat gezien”, weet Kaoeroeme.

Na alle spanningen die de gebeurtenis in Suriname losmaakte lijkt het inmiddels weer rustig in Pikin Saron. Het inheemse dorp ligt zo’n zestig kilometer buiten Paramaribo, en wordt vooral bewoond door de Cariben – ook wel Kaliña genoemd, een van de oorspronkelijke volkeren van Suriname.

Maar het broeit nog steeds, blijkt tijdens een bezoek aan het dorp. Wie je ook spreekt, de onvrede zit diep bij de inheemsen. Ze staan in Suriname bekend als een groep waar je niet snel iets van hoort. ‘Schuw’ is hoe ze wel getypeerd worden. Dat de inheemsen nu in opstand zijn gekomen, en een mars organiseerden met een paar duizend mensen in klederdracht door de straten van Paramaribo, is veelzeggend. De groep staat plotseling vol in de schijnwerpers. Hun protest en strijd geniet steeds meer sympathie onder andere Surinamers.

Vergiftigd meer

„Wij inheemsen doen er voor velen niet toe, zeker niet voor de regering in Paramaribo”, zegt dorpsbewoner en visser Clyde Sabajo. Hij staat op het punt de rivier op te gaan. „Dat wij niet meetellen is niet iets van nu. Dit speelt al vijfhonderd jaar. Sinds de komst van Engelse en Nederlandse kolonisten hier”, zucht hij.

Samen met visser Alawa Leitijase trekt hij even later het bos door richting een kreek waar ze een open boot instappen. Door een smalle boskreek, omzoomd met weelderige bomen, varen ze richting de rivier de Saramacca. „Vissen wordt steeds moeilijker. Misschien worden we vergiftigd. Verderop wordt aan goudwinning gedaan. We horen dat ze met cyanide werken, en dat maakt ons ongerust”, zegt Sabajo.

Soms is hij ziek. Buikpijn of een zeurende hoofdpijn. Maar komt het door de vis? Jagen wordt ook steeds moeilijker, vertelt Sabajo terwijl hij zijn netten uitgooit in de rivier.

Clyde Sabajo (rechts) en Alawa Leitijase varen op de rivier de Saramacca.
Foto Nina Jurna

De mijn van staatsbedrijf Grassalco ligt midden in het gemeenschapsbos van de inheemsen. Er wordt gewerkt met zware machines. Het wild waar de inheemsen op jagen, trekt daardoor steeds dieper het bos in. „We moeten nu steeds vaker vis en vlees kopen. Als het zo doorgaat kunnen we alleen nog leven volgens de westerse methode”, zegt Sabajo teleurgesteld. Het laatste visnet laat hij in het water glijden.

Jachtgebied

Circa vijftien kilometer verderop rijdt Randy Kaoeroeme over een modderige laterietweg vol gaten en hobbels richting het staatsmijnbedrijf. De niet-geasfalteerde wegen rondom Pikin Saron worden met de dag slechter. Het regent veel de laatste weken. Maar de grote zware houttrucks die hier rijden maken de wegen pas echt stuk. Naast de weg liggen stapels boomstammen opgeslagen om vervoerd te worden.

„Wij kappen geen bomen, het zijn buitenstaanders die dat doen. Ze krijgen houtconcessies toegewezen in ons gebied”, zegt Kaoeroeme geërgerd. „Zie je die stukken grond verderop bij de bosrand? Ook dat is aan particulieren uitgegeven, zonder onze toestemming!”

Het zijn dit soort voorbeelden waardoor de spanningen hoog zijn opgelopen. Tijdens de opstand van begin deze maand richtte de woede zich ook op Grassalco. De mijn ligt midden in een deel van het gemeenschapsbos waar de inheemsen jagen. Bij de ingang staat een groot stopbord. Erachter een hefboom en een leeg kantoortje waar normaalgesproken de beveiligers zitten.

Door milieu-organisatie ProBios genomen dronebeelden van de goudmijn van Grassalco, in de buurt van het inheemse dorp Pikin Saron, tonen hoe er met cyanide wordt gewerkt.
Foto Erlan Sleur/ProBios

Kaoeroeme loopt het terrein op. Hij tuurt de verte in, naar de opengegraven zandvlaktes met vierkante bakken. Het duidt op cyanide, de chemische verbinding van kool- en stikstof, die steeds vaker gebruikt wordt in de goudwinning in Suriname. Onlangs kantelde een boot bij het Brokopondo-stuwmeer, ten zuiden van Pikin Saron, met vijftien zakken cyanide aan boord. Hoewel de omvang van de milieuramp nog onduidelijk is gaan er op verschillende plaatsen vissen dood en is water vervuild met cyanide.

„Niemand vertelt ons hoe gevaarlijk het is, dat er zo dichtbij onze dorpen met cyanide wordt gewerkt. Ook dat is weer een voorbeeld van minachting voor ons en ons leefgebied”, zegt Kaoermoeme. Een witte pick-uptruck komt aanrijden. Twee zwaar bewapende mannen stappen uit en sommeren hem onmiddellijk te vertrekken.

Vonnis genegeerd

Dat de rechten op hun gebieden tot nu toe niets waard zijn, en de inheemsen ieder moment verjaagd kunnen worden als er rijkdommen in de grond gevonden worden, gaat terug tot aan de koloniale tijd. Al jaren strijden de inheemsen in Suriname voor hun collectieve landrechten. Een wet hierover moest allang behandeld worden, maar ook de huidige regering-Santokhi lijkt geen aanstalten te maken, ondanks een internationaal vonnis, dat Suriname hier wel toe verplicht.

Dit zogeheten ‘Kaliña en Lokono-vonnis’ werd in 2015 uitgesproken bij het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten, dat zetelt in Costa Rica. De Surinaamse staat werd veroordeeld. De inheemse gebieden van de Lokono (Arowakken) en Kaliña (Cariben) zouden moeten worden afgebakend en erkend als inheems gebied. Ook zou de Surinaamse staat binnen drie jaar na het vonnis 1 miljoen Amerikaanse dollar moeten investeren in een inheems ontwikkelingsfonds.

Maar tot op heden heeft geen enkele regering zich aan het vonnis gehouden. Sterker nog, sinds de opstand is de discussie over de grondenrechten weer losgebarsten en vinden sommige organisaties, zoals de Kamer van Koophandel, dat de kwestie op de (nog) langere termijn moet worden geschoven.

Huizen in het inheemse dorp Pikin Saron, gelegen aan de Saramacca.
Foto Nina Jurna

Terug in het dorp Pikin Saron, trappen kinderen in de afgekoelde namiddag een balletje op een veldje van savannezand. In het gemeenschapscentrum, een van de weinige stenen gebouwen tussen de inheemse huisjes met daken van pinabladeren, spreekt Clarisa Moera Awali de bewoners toe. Ze is kapitein van Pikin Saron, de leider van dorp. Sinds de opstand houden politieagenten de in en uitgang naar het dorp in de gaten. Laatst vlogen er politiedrones over de huizen.

„Veel bewoners voelen zich niet veilig. Ze voelen zich opgejaagd”, zegt ze. Clyde Sabajo, die na het vissen terug in het dorp is, vertelt hoe hij een paar dagen eerder op straat agressief werd toegeschreeuwd door een politieagent „Op weg naar mijn kostgrondje waar ik groente verbouw kwam hij op me af. ‘Suma na yu [wie ben je!]’, schreeuwde hij in het Surinaams met een boze blik. Terwijl ik gewoon op weg was om te planten.”

Officiële lezing gewantrouwd

Ook president Chan Santokhi’s reactie na de opstand was vooral keihard, vinden de bewoners van Pikin Saron en veel niet-inheemsen delen die kritiek. Santokhi verklaarde in de Nationale Assemblee dat de opstand georganiseerd zou zijn met onder meer zware wapens, afkomstig van een partij gestolen wapens gelieerd aan ex-president Desi Bouterse. Verder geven de autoriteiten weinig openheid van zaken en volgens de familieleden van de slachtoffers klopt de lezing van Santokhi niet.

Inmiddels heeft de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (VIDS) een onafhankelijk onderzoek naar de dood van de twee inheemse mannen geëist. Ze hebben hulp van advocaten in geschakeld en willen een lijkschouwing door onafhankelijke experts. „We hebben totaal geen vertrouwen. Het is alsof de regering wil dat we onze geliefden zo snel mogelijk begraven, zodat sporen dan weg zijn. Wij zien dit als mensenrechtenschendingen”, zegt de zus van Ivanildo Dijksteel, een van de tijdens de opstand omgekomen inheemsen.

Hoewel kapitein Clarisa Moera Awali het geweld van de dorpelingen tijdens de opstand afkeurt, heeft ze begrip voor de diepere oorzaak van hun woede. „Dit is niet uit de lucht komen vallen. Veel mannen hebben geen inkomsten omdat er hier geen werk is. Ze worden niet aangenomen bij de goudmijn. Jagen en vissen is door de economische crisis belangrijker dan ooit. Maar als je je bos niet in kan om te jagen en de vissen zijn vergiftigd, wat moet je dan?”

De inheemsen zijn wantrouwig of de vis die ze uit de Saramacca halen niet vergiftigd is.
Foto Nina Jurna