N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Eerder dan gepland vertrekt de Trump-vertrouweling David Malpass bij de Wereldbank. Op de achtergrond speelt onvrede over het klimaatbeleid van de ontwikkelingsbank.
De voorzitter van de Wereldbank, de instelling die krediet verleent aan arme en opkomende landen, treedt vervroegd terug. De Amerikaan David Malpass, in 2019 naar voren geschoven voor de post door president Donald Trump, vertrekt in juni – krap een jaar voordat zijn ambtstermijn afloopt. Dit maakte de bank woensdagavond in een verklaring bekend.
Malpass (66) zegt „andere uitdagingen” aan te willen gaan. Op de achtergrond speelde groeiende onvrede met de chef van de bank onder grote lidstaten, die de aandeelhouders van de bank vormen. Malpass’ onverholen scepsis over klimaatverandering speelt daarin een belangrijke rol.
In september weigerde de Wereldbankchef tijdens een conferentie tot driemaal toe te zeggen of hij gelooft in klimaatverandering die door de mens wordt veroorzaakt. „Ik ben geen wetenschapper”, zei Malpass, die een achtergrond heeft als zakenbankier.
Het werd niet gewaardeerd in het Witte Huis, waar nu een president zit – Joe Biden – die klimaatbeleid wél belangrijk vindt. Traditioneel leveren de VS – de grootste aandeelhouder van de Wereldbank – de voorzitter van de instelling.
Al jaren staat de ontwikkelingsbank, die vorig jaar meer dan 100 miljard dollar aan projecten financierde in ontwikkelingslanden en in opkomende landen, onder druk van met name de VS en Europese landen – om sneller te vergroenen. Er moet minder geld naar fossiele energie en méér naar hernieuwbare energie en naar klimaatadaptatie, zo vinden zij.
Weliswaar staakte de Wereldbank in 2019 de financiering van nieuwe olie-en gasprojecten, en steekt de bank al langer geen geld meer in kolen, maar milieuorganisaties beschuldigen de bank ervan indirect (onder meer via commerciële banken) nog steeds miljarden in aardgasproductie te investeren. Overigens wijzen ontwikkelingslanden erop dat westerse landen nu zelf miljarden uitgeven om de gasvoorziening op peil te houden.
Internationaal – onder meer vanuit het Internationaal Monetair Fonds – wordt gepleit voor een veel grotere rol van de Wereldbank en andere ontwikkelingsbanken bij de financiering van de energietransitie in arme en opkomende landen. Door garant te staan voor bepaalde risico’s bij groene-energieprojecten kan veel particulier kapitaal gaan vloeien naar deze projecten, zo is de gedachte.
Janet Yellen, de Amerikaanse minister van Financiën, weigerde vorige maand te antwoorden op een vraag van journalisten of ze een tweede termijn voor Malpass zou steunen. Vorige week zei ze, na een reis naar drie Afrikaanse landen, dat de Wereldbank „snel” moest hervormen om klimaatfinanciering op te schalen.
Lees ook dit artikel over Malpass: Wie is de nieuwe president van de Wereldbank?
Bij de Wereldbank, die in 1944 werd opgericht om het ontwikkelingsniveau van arme landen te vergroten, komt het wereldwijde debat over verdeling van de klimaatkosten samen. Aan de ene kant zijn westerse donorlanden, die mede dankzij de industriële revolutie rijk zijn geworden, verantwoordelijk voor veel emissies – nu en in het verleden. Aan de andere kant leidt industriële ontwikkeling tot meer uitstoot. Juist ontwikkelingslanden zijn heel kwetsbaar voor stijgende temperaturen en extreem natuurgeweld.
Van oudsher leveren de VS – de grootste aandeelhouder van de bank – de chef van de instelling. De kans is groot dat ook Malpass’ opvolger uit de VS komt, hoewel al langer de roep klinkt om ook niet-westerse landen een kans op de post te geven. Persbureaus noemen Samantha Power, die nu het ontwikkelingsagentschap USAID leidt, en Rajiv Shah, die eerder die functie had, als kandidaten. Ze zijn allebei Democraat.