Vertalen is inlijven, vond Mirjam de Veth (1953-2025)

„Veel mensen realiseren zich niet dat de vertaler een auteur is”, zei Mirjam de Veth in december 2009 in gesprek met de Vereniging van Letterkundigen, de huidige Auteursbond. „Dat betekent dat iemand niet zomaar in je teksten kan zitten rommelen, en dat je recht hebt op naamsvermelding.”

Eerder dat jaar had ze naar aanleiding van haar vertaling van Les Saisons van Maurice Pons de Dr. Elly Jaffé Prijs gekregen. In haar dankwoord citeerde ze Victor Hugo: „Une traduction est une annexion”, ‘vertalen is inlijven’. Wie de originele tekst werkelijk in zich opneemt, aldus De Veth, kan zich vervolgens ook best wat talige vrijheid veroorloven en een „fonkelende” vertaling afleveren, in plaats van een fletse tekst.

De Veth, die op 30 mei overleed aan de gevolgen van een hersenaandoening, was ruim dertig jaar literair vertaler uit het Frans en heeft tientallen titels op haar naam staan, van onder veel meer André Gide, Albert Cossery, Annie Ernaux, Marguerite Duras en Marie Darrieussecq. Ze viel op door haar verfijnde taalgebruik: titels als Hier zijn is heerlijk of Zeewee (beide van Darrieussecq) geven al aan hoe speels en doordacht De Veth het Frans tegemoettrad.

Uitgever Marc Vleugels: „Mirjam was enorm francofiel en deed diepgravend onderzoek naar de achtergrond van ‘haar’ auteurs. Boeken die ze mooi vond waren voor haar als kindjes, die wilde ze ergens onderbrengen; als dat dan lukte, vaak bij kleine uitgeverijen als de mijne of Coppens & Frenks [inmiddels opgeheven, red.], dan moest de klus ook geklaard worden.”

„Boeken die ze mooi vond waren voor haar als kindjes, die wilde ze ergens onderbrengen”

De werkdruk kon hoog oplopen, ook door de nawoorden die De Veth schreef en waar ze veel tijd en ambitie in stak. Maar ze had het liefst haar „mandje vol”, vertellen bevriende collega’s, en was doorgaans met overgave en groot plezier bezig.

Vertaler Kiki Coumans: „Mirjam was goed opgewassen tegen het onzichtbaar zijn dat een beetje bij ons vak hoort. Ze leefde en werkte alleen, maar ze had een rijk leven. Ze was hartelijk, genereus. Toen ik haar ontmoette, was ik nog maar net met vertalen begonnen. Mirjam was al echt een grote naam, maar ze stapte hartelijk op me af en verwelkomde me als vertaler van Colette. Kort daarna gaf ze me twee cassettebandjes vol radioprogramma’s over Colette cadeau, met mooi versierde hoesjes. Ik kwam ze bij haar thuis ophalen en ben tot laat in de avond blijven kletsen. Zo raakten we bevriend.”

„Mirjam en ik hebben samen het Atelier de Traduction d’Amsterdam opgezet”, vertelt collega Eveline van Hemert. „Een keer in de zes weken kwamen we met een groepje vertalers bij elkaar om te discussiëren over één bepaald tekstfragment. Ik herinner me onze lachsalvo’s – en ook hoe Mirjam als een pitbull kon vasthouden aan haar oplossing, ook al was de rest het niet met haar eens.”

Sprookjesboeken

Mirjam de Veth groeide op in Nijmegen, met een jongere broer en zus. Vader De Veth werkte als jurist bij de gemeente, moeder was huisvrouw. Mirjam had van jongs af aan kunstzinnige aspiraties, vertelt zus Laetitia: „Zodra ze een potlood kon vasthouden, begon Mirjam te tekenen. Ze richtte de kelder in als haar atelier, waar ze rondsprong in een artistiek jasje vol verfvlekken. Ze maakte geïllustreerde sprookjesboekjes voor mij, en ik maakte hoorspelen voor haar. Onze ouders vonden het allemaal prima, maar met name onze moeder vond wel dat we een beroep moesten kiezen waarmee we ons eigen geld konden verdienen. Zij was financieel natuurlijk volledig afhankelijk, ik denk dat dat zeker een rol speelde.”

Na het Stedelijk Gymnasium ging Mirjam Frans studeren in Utrecht, waar ze ook politiek betrokken raakte, als „fel feminist, maar wel op hoge hakken”, zoals haar zus het omschrijft. Een aanstelling in het onderwijs was geen succes; Mirjam verhuisde naar Amsterdam en combineerde daar de studie Vertaalkunde aan de Universiteit van Amsterdam met een avondopleiding aan de Rietveld Academie.

Ze had gevonden wat ze wilde doen: schilderen en vertalen. Haar leven lang maakte ze tekeningen in dummy’s, lege boeken, die ze allemaal zorgvuldig bewaarde en die ook als een soort dagboek fungeerden.

Vertalershuis

Haar vertalersloopbaan kende een vliegende start: het tweede boek waaraan De Veth meewerkte, de biografie van Jean-Paul Sartre van Annie Cohen-Solal, werd een bestseller. Een toevalstreffer, bleek algauw: vertalen uit het Frans is geen vetpot en vergt een grote eigen inzet. In haar dankwoord bij de Elly Jaffé Prijs (voor de beste vertaling uit het Frans) betoonde De Veth zich erkentelijk voor de steun van het Letterenfonds die haar werk mogelijk maakte, maar grapte ze ook dat in elk boek voortaan de „financiële bijdrage van de vertaler” vermeld zou mogen worden.

In 1994 ontdekte De Veth het internationale vertalershuis in Arles, waar vertalers tegen een bescheiden som voor een paar weken kunnen werken. „Mirjam liet me het gebouw zien tijdens een werkvakantie”, vertelt Eveline van Hemert. „We waren allebei helemaal weg van die plek – de enorme bibliotheek, het uitzicht, het weer. Ik ben in 2008 zelfs naar Arles verhuisd, en Mirjam vond er in 2012 een huurappartement waar ze de helft van het jaar kon zitten werken. Het is toch echt anders om in het land te verblijven waarvan de taal en de cultuur je zo lief zijn.”

Zelfportret van Mirjam de Veth.

beeld privéarchief

Vanaf 2016 begon het De Veths intimi op te vallen dat ze soms niet goed uit haar woorden kon komen; ze raakte verzeild in een reeks neurologische onderzoeken waar uiteindelijk de diagnose primair progressieve afasie uitkwam, een aandoening die het taalgedeelte van de hersenen treft. Stapsgewijs werd De -Veths wereld kleiner: het appartement in Frankrijk moest ze opgeven, en ten slotte ook het vertaalwerk.

De beeldende kunst werd „haar redding”, vertelt zus Laetitia. De Veth tekende door, plaatste elke week een werk op Facebook en bleef zolang het ging tentoonstellingen bezoeken. In de Pijp, haar buurt, kende het winkelpersoneel haar en kon ze met wat hulp voor zichzelf blijven zorgen. De dood kwam op een door haar zelfgekozen moment.

Kiki Coumans: „Het was ongelooflijk wreed dat juist de taal, het hart van haar bestaan, haar uit handen werd geslagen. Maar Mirjam bleef tot het einde haar dappere en waardige zelf.”