Toen vrouwen hoger opgeleid werden en buitenshuis mochten gaan werken, daalde het geboortecijfer in Nederland. Vanaf 1974 schommelde het rond de 1,7 kinderen per vrouw. Het daalde wat als het economisch slechter ging en steeg als de economie weer aantrok. Maar in die lijn kwam vanaf 2010 een knik. Nederlandse vrouwen kregen in 2010 gemiddeld nog 1,8 kinderen. In 2023 was dat afgenomen naar 1,43 kinderen per vrouw.
Onderzoekers proberen die sterke daling te verklaren. De sterk gestegen huizenprijzen zijn een deel van de oorzaak, denkt Daniël van Wijk, die er onderzoek naar deed voor het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI). Zijn promotieonderzoek ging over de invloed van werk en inkomen op beslissingen over voortplanting. In vervolg daarop laat hij zien dat in Nederlandse regio’s waar de huizenprijzen tussen 1995 en 2023 sterker stegen dan in andere regio’s, na 2010 het kindertal per vrouw ook sterker daalde.
Wisten we dat niet allang? We horen voortdurend over crisis op de woningmarkt.
„Daar is sociaal wetenschappelijk onderzoek voor, om ideeën die leven met grootschalige data te testen. Soms kom je er verbaasd achter dat het wel meevalt. En soms, zoals nu, wordt het bevestigd. Het is sowieso goed om te kwantificeren. Ook bijvoorbeeld voor de prognoses van het Centraal Bureau voor de Statistiek.”
„Op basis van de huizenmarktontwikkelingen zou je verwachten dat het voorlopig laag blijft. Maar het is natuurlijk niet de enige factor. Ook bijvoorbeeld de arbeidsmarkt hangt ermee samen.”
Welk verband is in de data te zien?
„Als de prijzen met een ton stijgen, daalde het kindertal per vrouw tussen de 0,03 en 0,06. Dat heb ik gecorrigeerd voor het effect van inflatie. Wat overblijft is dat de huizenprijzen tussen 15 en 27 procent van de geboortedaling verklaren.”
Er zijn zoveel factoren van invloed op de beslissing te proberen kinderen te krijgen. Kun je van een causaal verband spreken tussen kindertal en huizenprijs?
„Het is geen definitief bewijs, maar we komen wel dicht in de buurt van een oorzakelijk verband. Het is sowieso een onderbouwde logische hypothese. Iedereen begrijpt dat als je geen woning kunt vinden om je kinderen in op te laten groeien, mensen dat gaan uitstellen.”
Lees ook
Waarom de huizenprijzen zich zo weinig aantrekken van de hypotheekrente
Kunnen de onderzoeksresultaten niet gewoon verklaard worden doordat mensen met een kinderwens verhuizen naar regio’s waar de huizen goedkoper zijn?
„Precies. Mensen zouden naar goedkopere regio’s kunnen verhuizen. Dat is iets waar we nog naar willen kijken in vervolgonderzoek. Daarvoor moet je individuen en hun beslissingen over langere tijd volgen. We hebben in dit onderzoek wel bewust naar vrij grote regio’s gekeken, omdat de meeste verhuizingen binnen regio’s zijn. Ook bijvoorbeeld van het centrum van een stad naar een omliggende gemeente. Dat vertekent deze cijfers dus niet.
Zou de beschikbaarheid van woningen sterker kunnen wegen dan de prijs? Het grootste tekort is aan eengezinswoningen, precies wat mensen zoeken die een gezin willen beginnen.
„Er is een beschikbaarheidsefffect. Je wilt graag een tuin, aparte kamer of kindvriendelijke buurt. Maar dat zit niet in dit onderzoek, dus daar kan ik niet direct iets over zeggen. Wat ik wel weet is dat mensen die op meer vierkante meters wonen een grotere kans hebben om kinderen te krijgen.
„Er is ook een kosteneffect: als je een hoge huur of hypotheek hebt, heb je minder geld over om een kind te krijgen. De oplossing is dus niet alleen bouwen, bouwen, bouwen. Het maakt ook uit wat de prijzen zijn.
„In mijn eerdere onderzoek over inkomen vond ik dat het verdienen van een hoog inkomen steeds sterker samenhangt met het krijgen van kinderen. Een van de verklaringen daarvoor is dat de eisen die mensen aan hun eigen positie stellen zijn toegenomen, waardoor ze later beginnen. Mensen investeren steeds meer in hun kinderen, zowel qua geld als tijd. Intensief ouderschap wordt dat genoemd.”
Lees ook
Een kind krijgen is geen normale zaak meer
Wat nu? Dit is niet iets om blij mee te zijn waarschijnlijk?
„Je zou kunnen zeggen: het is een extra reden om de wooncrisis op te lossen en te zorgen dat wonen betaalbaar wordt. En dan speciaal te letten op de groep van twintig tot veertig jaar. Dat zijn degenen die kinderen krijgen. Maar het is ook de groep, geboren in de jaren negentig en iets daarna, waar het op meerdere gebieden niet zo goed mee gaat. Ze zijn het sterkst geraakt door de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de groei van de private huursector. De studieschulden zijn toegekomen. We moeten een stuk breder kijken dan alleen naar werkloosheid. Die is inderdaad laag.”
Bent u bezorgd?
„Dat vind ik een lastige vraag. Als onderzoeker probeer je objectief te blijven. Ik maak me zorgen om het ongelijkheidsaspect dat zichtbaar is. Als het krijgen van kinderen steeds sterker samenhangt met goed verdienen, ouders hebben die kunnen helpen en een koopwoning kunnen kopen, is dat niet goed.”