N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
De Britse songwriter (23) Arlo Parks brak door met openhartige liedjes over haar mentale gezondheid. Nu vormt haar verse liefdesgeluk de kern van twee uitverkochte concerten in Paradiso.
Arlo Parks op het festival Primavera Sound, deze zomer in Porto, Portugal. EPA/ESTELA SILVA
Arlo Parks is smoorverliefd. Je hoort het op haar nieuwste album My Soft Machine (2023) en je voelt het bij haar eerste van twee uitverkochte shows in Paradiso in Amsterdam.
Dat is nogal een verschil met hoe de wereld de 23-jarige songwriter leerde kennen. De Britse werd in een klap, tegen wil en dank, gebombardeerd tot ‘stem van een generatie’ vanwege de eerlijke, onverbloemde liedjes over depressie en mentale gezondheid op haar EP Super Sad Generation (2019) en debuutalbum Collapsed in Sunbeams (2021).
Op My Soft Machine breidt ze haar kleurenpalet van indiepop met jazzy r&b subtiel uit, met iets meer groove en wat funky elementen, en vertelt ze ademloos over haar nieuwe liefde, waarbij ze zich veilig voelt en helemaal zichzelf kan zijn, inclusief ‘bagage’. Die energie brengt ze mee naar Paradiso. Totaal comfortabel beweegt Arlo over het podium, heen en weer lopend met swingende pas, om haar heen een vijfkoppige band. De hele zaal is verlicht in warme zonsondergangkleuren.
Parks’ stem is zacht en hees, waardoor ze af en toe wat meer wegvalt in de muziek dan op haar albums. Maar waar haar liedjes op plaat soms de neiging hebben om qua sound een beetje in elkaar over te lopen, is de muzikale begeleiding op het podium juist wat sprekender. Op liedjes als ‘Blades’ en ‘Devotion’ wordt de bas wat meer aangezet, het is wat funkier, maar nog wel lekker loom. Perfect voor deze nazomeravond die er nog stiekem even tussendoor piept terwijl het herfstweer eigenlijk een dag eerder al is begonnen.
De ritmesectie is uitstekend, haar bassist en drummer nemen nooit de overhand maar leggen een stabiele basis met zo nu en dan een elastieken baslijn à la Steve Lacey. Parks weet precies hoe ze de dynamiek van een show opbouwt: steeds geeft ze net iets meer energie, doet haar band er een subtiel schepje bovenop, worden de liedjes net iets dansbaarder. Steeds meer mensen gaan bewegen, en nog voor de set halverwege is staat de hele tent te dansen, inclusief de balkons.
„Dit liedje heet ‘Hope’, en dat is de boodschap die ik aan iedereen hier wil meegeven”, zegt ze tegen het eind van de show. „Niemand in deze ruimte is alleen. Dit is de familie, de community die ik om mijn muziek heen heb gebouwd. Iedereen is hier welkom.” Arlo gunt ons ook dat veilige gevoel dat zij zelf in de liefde en haar gemeenschap heeft gevonden. „You’re not alone”, zingt ze, specifieke fans aanwijzend. Het publiek verlaat de zaal warm, rozig en een beetje verliefd.
In doorsnee grimmige Duitse tv-krimi’s als Tatort zie je doorgaans gestresste rechercheurs die zwaaiend met pistolen duistere moordzaken ontrafelen. Maar in een van Duitslands populairste politieseries Die Rosenheim-Cops, die in het gemoedelijke Beieren speelt, zijn de rechercheurs nooit echt gestresst. Als politie-secretaresse Miriam Stockl (gespeeld door Marisa Burger) hen aan het begin van iedere afleveringen belt met de mededeling Es gabat a Leich (Beiers voor: we hebben een lijk) dan reageren ze meestal verstoord, zoals „Ik heb liever een warme koffie dan een koud lijk. ” Of in het begin van de serie, toen een van de wisselende rechercheurs in het Rosenheim-Cops team ook nog part-time Beierse boer was: „Ik kom zo, eerst nog even de koeien melken.”
Eigenlijk zijn moorden bijzaak in deze krimi-comedy, en dat is waarschijnlijk ook een van de redenen van het succes: Die Rosenheim-Cops is sinds het begin in 2002 uitgegroeid tot permanent kijkcijferkanon voor de publieke zender Zweites Deutsches Fernsehen ZDF. Elke dinsdagavond kijken zo’n vijf miljoenen mensen naar nieuwe afleveringen, en elke middag ook nog eens zo’n drie miljoen naar de dagelijkse herhalingen. Dit najaar begint de vijfentwintigste jubileum serie afleveringen, die deze zomer is opgenomen rond het echt bestaande Beierse stadje Rosenheim, vlak bij de Alpen.
De moord wordt altijd opgelost in ‘Die Rosenheim Cops’ Beeld Jacqueline Krause-Burberg
Frau Stockl vertrekt
Eigenlijk hebben de Rosenheim-Cops rechercheurs alleen stress als de doortastende en roddelzieke recherche-secretaresse ‘Frau Stockl’ de koffie nog niet klaar heeft.
Zij is eigenlijk de ziel van de serie. Bij haar op het politiebureau worden, rond de koffiepot, alle personele roddels doorgenomen – en om die humoristische perikelen van de vaste personages draait de serie eigenlijk. Frau Stockl weet welke rechercheur door zijn vrouw het huis is uitgezet – hij bestudeert het boek Hoe word ik mijn innerlijke klootzak de baas (‘Krieg deinen inneren Schweinehund in den Griff’) om zijn huwelijk te redden. Frau Stockl vermoedt dat de rechercheur die uit Hamburg komt, en gepest wordt met zijn Noord-Duitse behoefte aan stiptheid en amper Beiers verstaat, een oogje op de strenge politie-boekhoudster heeft. Frau Stockl springt in de bres voor de moderne vrouwelijke inval-rechercheurs die soms moeite hebben met de seksistische mannelijke rechercheurs. En als het recherche-team, vaste prik in iedere aflevering, vroeg in de middag Feierabend (tijd om te stoppen) roept, werkt Frau Stockl nog door.
Dat de serie zo’n succes is, komt volgens Rosenheim-Cops actrice Sarah Thonig omdat de serie ‘Heile Welt’ televisie is, zoals de Duitsers dat noemen. De serie toont een harmonisch en idyllisch wereldje zonder grote problemen – op de moorden na dan. Maar die worden niet te gruwelijk of dramatisch in beeld gebracht. En tussen al hun kleinmenselijke sores door vinden de rechercheurs altijd de dader, die steevast zelf schuld bekent. Aan het eind van de aflevering is de wereld weer heel, en kan een grap gemaakt worden. „Kortom: 43 minuten lang pauze van de crises in deze wereld,” zoals de Oostenrijkse krant de Salzburger Nachrichten de serie omschreef.
Al lijkt alles in het succesrijke Rosenheim-Cops-universum zo zonnig als de Alpenweiden met uiendak-kerken die vaak in tussenshots in beeld komen, toch dreigt er onheil. Want de vijfentwintigste serie afleveringen, die op 7 oktober begint, zal de laatste zijn waarin Frau Stockl te zien zal zijn. Actrice Marisa Burger stopt er mee na zo’n 25 jaar. Ze is toe aan “nieuwe uitdagingen” zei ze in de Abendzeitung uit München , die haar de ‘publiekslieveling’ van de serie noemt. Ze zorgt voor veel humor in de reeks, bijvoorbeeld als ze probeert naar haar eigen levenswijsheid „erger je niet, verwonder je alleen” (Nicht ärgern, nur wundern) te leven, als er weer een onzinmaatregel de politieleiding uit München afkomt. Haar afscheid van Die Rosenheim-Cops is dit najaar in eenentwintig afleveringen te bekijken.
Welke treinen ik ook miste in het leven, ik heb tenminste Morgan Freeman in het echt gezien. Hij verscheen aan mij op het Ravinia Festival, sinds 1904 een groots en meeslepend zomers openluchtmuziekfestijn in het betoverende Highland Park op een klein uur sporen ten noorden van Chicago.
Daar was hij, toegejuicht door duizenden Amerikanen, op het podium van het grote muziekpaviljoen voor Morgan Freeman’s Symphonic Blues Experience met het Chicago Symphony Orchestra, een symfonisch bluesprogramma met de acteur als gids door de geschiedenis van het genre. Die is voor hem als zwarte jongen uit de Mississippi-delta een zielsverwant verhaal van pijn, hoop en weerbaarheid, waar de nu 88-jarige acteur als executive producer met ziel en zaligheid zijn reputatie aan verbond.
Wat een schitterende daad op die leeftijd, en dat met dit orkest. Maar het past. Ravinia is de zomerresidentie van het Chicago Symphony Orchestra (CSO), dat er onder Ravinia-chef Marin Alsop en anderen in juli en augustus het grote repertoire speelt maar daarnaast consequent en serieus crossover-grenzen aftast, vooral in de richting van de pop- en filmmuziek.
Echte popmuziek is er ook, dit jaar van Earth, Wind & Fire, Lenny Kravitz, Beck, James Taylor en Al Green. Maar in het licht van de huidige grote vragen over de transformerende plaats van cultuur in de wereld is Ravinia vooral een interessante plek om te ontdekken hoe en met welk artistiek rendement een toporkest als dat van Chicago in een overgangstijdperk van mono- naar multicultuur de bakens verzet.
Disney
Afgelopen week ging het op die route all the way. Donderdag wijdde het orkest onder leiding van Edwin Outwater en met de Chinese sterpianist Lang Lang als artistiek middelpunt een heel programma aan Disney-filmmuziek van het stokoude Snow White (1937) tot recentere producties als Mulan (1995), The Lion King (2010) en Frozen (2013). En een dag later was er dus Freeman, wiens aanwezigheid iets anders uitpakte dan ik verwachtte.
Live was wel en niet het woord. Zijn bijdrage als gastheer bleek een soort bluesdocumentaire met Freemans vooraf opgenomen commentaren op een groot beeldscherm achter het orkest. Die fungeerden als verbindend narratief voor een set bluesklassiekers door een uitstekende gelegenheidsband die de orkestarrangementen van dirigent Martin Gellner op wat bigband-achtige uitroeptekens na helaas volledig overstemde.
Wel verscheen Freeman voor de show op het podium om wat kinderlijke vragen te beantwoorden over zijn lievelingsboek en zijn favoriete gerecht uit Chicago.
Maar zijn stem was er wel. Dat zijn blues-saga de Wikipediaclichés niet oversteeg deerde geen hond. Zoals Freeman blues uitspreekt, met de in hete avondzon gebraden klinker extra lang, dat is een wereld in een woord. Schmier naar hartelust, held, over hoe de mensen uit de Mississippi-delta in bittere tijden de pijn van zich af zongen. Hoe ze op zoek naar een beter leven naar Chicago en Detroit trokken, waar ze via de rock ’n roll het kraambed werden voor de popmuziek van rock ’n roll tot Rolling Stones.
‘The Disney Book’ van de Chinese pianist Lang Lang’s op muziekfestival Ravinia Tong Hao / Ravinia
Fentanylzombies
Amerikanen zijn zo ontzettend goed in wat je op papier verderfelijk zou moeten vinden: de swingende probleemstelling, de soepele bewijsvoering. Wel had je de muzikanten meer willen horen bloeden, of verbindingen willen horen leggen met de Amerikaanse pijn van nu – die van de daklozen, de illegalen, de Fentanylzombies in Californië waar ik me in mei kapot van ben geschrokken. In deze helse tijden waar de blues voor is gemaakt kom je er niet met een paar covers van Ray Charles en Sam Cooke. Voor zo’n confronterende aanpak is Ravinia blijkbaar niet het podium. Dit was Omroep MAX over de tegencultuur van grootvaders tijd, een sentiment geworden droefenis.
Ook Lang Lang leverde een dag eerder Heile Welt per strekkende meter. Maar wat was het ondanks de wat botte geluidsversterking goed, ook omdat dat prachtige orkest nu wél te horen was. Wat je als onwillige cultuursnob van die glans en glitter op kon steken was de in dit klassieke klankgewaad zo schokkend hoorbare idiomatische verbondenheid van Hollywood met de klassiek-romantische Europese traditie.
Je wist allang hoe Europese emigranten als Erich Wolfgang Korngold en Max Steiner in Hollywood de negentiende eeuw tot ver na sluitingstijd hadden voortgezet, maar gespeeld door een van ’s werelds grote pianisten en met de symfonische arrangementen van dirigent Edwin Oudwater herrijst deze principeloze maar knap gemaakte clichémuziek als extreem vercommercialiseerde variant op de kaskrakers in het Concertgebouw, en niet eens veel slechter.
Flair van kitsch
In de solostukken voor piano hoorde je Lang als de beste barpianist ter wereld met de betoverend doorzichtige flair van kitsch op zijn best alle weerstand in de lobby breken, in de orkestarrangementen een versuikerde Rachmaninoff. De echte Rachmaninoff bezocht in zijn Amerikaanse jaren trouwens samen met Vladimir Horowitz de Disney-studio, en zag er Mickey Mouse op het witte doek een van zijn preludes spelen. Voor de film Fantasia gebruikte Disney al in 1940 fragmenten uit Stravinsky’s Sacre du Printemps. Zo nauw waren de banden, raakten op papier incongruente culturen met elkaar verweven in een wereld die veel minder dan de Europese hechtte aan verplichte afstand tussen verheffing en amusement. Aan de Amerikanen in Highland Park is ook te zien dat ze zijn opgegroeid zonder die alles belemmerende scheiding tussen hoge en lage cultuur. Zelden zag ik zo’n divers, letterlijk en figuurlijk kleurrijk publiek van jong tot oud, in graad van gekleedheid variërend van grunge tot lieflijk overdressed.
Als om vijf uur de poort van Highland Park opengaat, overspoelt de klasseloze massa het groene gras met transportkarretjes, stoelen en tafels, picknickmanden, tafelkleedjes, wijnkoelers en kandelaars. En wat een professionals hier. Lang en de blues zijn allebei precies op tijd klaar voor de trein naar Chicago, die voor de deur een eigen halte heeft, en na het Lang Lang-concert zeker voor de helft was gevuld met Chinezen die hun volksheld kwamen horen. Vroeger kortten ze in Ravinia zelfs opera’s in om het publiek de treinaansluiting niet te laten missen. Ik zou er schande van moeten spreken. Maar ik heb Morgan Freeman in het echt gezien, ik kan tevreden sterven.
Om nu te zeggen dat we erop vooruit gaan in ons mens-zijn: nee. Ook buiten het nieuws verspreidt die boodschap zich. Bijvoorbeeld in het Eindhovense Van Abbe Museum, waar kunstenaar Ima-Abasi Okon (Londen 1981) de bezoeker meeneemt in haar benadering van vooruitgangsdenken. In tien zalen gaat ze in op ideeën over de omgang met de ander, waarbij je als bezoeker langs een soort hardloopcircuit wordt geleid. De ingangen van de zalen hebben blauwe bogen die ook wel bij langeafstandwedstrijden worden gebruikt, er zijn opgerolde stukken atletiekbaan, sensoren die reageren op de beweging van bezoekers, timers, glucosemeters en wanden vol markeringsnoppen waarmee routes langs de weg voor wandelaars of hardlopers worden gemarkeerd.
Dat klinkt abstract en ingewikkeld, en dat is het ook. De titel van de expositie – Incorporeal hereditaments like Love [can] Set(s) You Free, according to Kelly, Case, Dru Hill, Kandice, LovHer, Montel and Playa with 50 – 60g of –D,)e,l,a,y,e,d1;—O,)n,s,e,t2;— ;[heart];M,)u,s,c,l,e3;[heart];—S,)o,r,e,n,e,s,s4; – biedt daarbij ook niet echt een handvat. Wanneer je de certificaten die over de vloeren verspreid liggen bekijkt, hoop je enig idee te krijgen waar het geheel over gaat. Maar deze labresultaten uit Schotland van Okons gedroogde stoof van ossenstaart, waarmee regels voor voedselveiligheid werden omzeild, geven weinig houvast. Op andere stapels liggen niet-ingevulde formulieren van de Immigratie en Naturalisatiedienst omtrent het verblijf van een familielid, of papieren voor hulp bij gezondheidszorg of huisvesting. En alsof dat nog niet genoeg is, zijn er werken aan de muur met de mededeling ‘Call Him’, is er een video over de geschiedenis van palmbomen in de Verenigde Staten terwijl uit luidsprekers een loop klinkt.
Wie dan ook nog eens bedenkt dat zaal 1 spiegelt met zaal 10, zaal 2 met zaal 9, zaal 3 met 8, et cetera zal geneigd zijn af te haken. Er zijn soms grenzen aan abstractie, en wie een verhaal te vertellen heeft, doet dat doorgaans met plotlijnen omdat je toehoorders anders ook afhaken. Kortom Incorporeal hereditaments… is typisch zo’n solo-expositie waarbij het idee vast geweldig op papier klonk, maar de uitwerking niet te volgen is en meestal negeer je die dan.
Gereduceerd tot nummers
Toch hield de expositie me meerdere dagen bezig. Het was alsof je in een sportwedstrijd was beland waarvan je de regels niet helemaal begreep, maar waarbij het wel ging om een survival of the fittest waarvan je door de klokken in verschillende zalen vanzelf deelnemer werd. Alles moet verbeterd worden, de tijd, de voeding, het parcours en – uiteraard – het eigen lichaam. Zakjes met poeder en kokosmelk dat voedsel moet vervangen zijn ongetwijfeld beter dan een ‘regelovertredende’ stoof van ossenstaart. „We are all individuals”, schreeuwde de meute in de film The Life of Brian, om ons weinig individualistische denken te benadrukken. Het individu dat poeders tot zich neemt om het sportlichaam te krijgen van elk ander, of dat de immigratiedienst afwacht op basis van al dan niet goed ingevulde formulieren: het individu blijkt weinig uniek, wordt gereduceerd tot nummers, tijden, aangekruiste vakjes.
Ik wil kunst maken en kunst ervaren tot een soort langzaam dieet
Hoewel de titel van de expositie, het eerste deel ervan, gebaseerd is op een recente versie van ‘Love Sets You Free’ van de Amerikaanse r&b-zangeres Kelly Price, die in dat nummer een ode aan de liefde brengt, krijg je toch niet dat idee over de liefde bij de expositie. Dat komt niet alleen door de begeleidende teksten over kolonialisme, en het veel herhaalde: ‘With Peace, without Peace’ op een muur, maar ook door dat je bijna halverwege (in zaal 4 en 7) opeens wordt tegengehouden door laaghangende plafondplaten, terwijl een grote speaker de ruimte volpompt met orgelklanken. Je kan er niet door, maar eventueel wel onderdoor. En zo kruip je een wereld door, wachtend op resultaten. Maar resultaten van wat eigenlijk?
„Ik wil kunst maken en kunst ervaren tot een soort langzaam dieet. We hebben een cultuur waarin dingen direct geleverd worden, maar wanneer je het rustiger aan doet, komen er andere perspectieven naar boven. Er beginnen andere geluiden door te klinken”, zei Ima-Abasi Okon over haar werk (de exposities werkte ze in verschillende variaties al uit, waaronder voor Tate Britain) in een interview met het kunstblad Ocula Magazine. Dat idee zie je op meerdere manieren terug, waarbij vooral de herhaling in zalen ondanks de variaties aantoont dat er weliswaar een streven is, maar geen echte verandering, laat staan verbetering.