N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Plantaardig eten, niet meer vliegen, reizen met het openbaar vervoer, je huis isoleren, korter douchen. Het zijn voorbeelden van gedragsveranderingen die mensen noemen als ze besluiten zelf iets te doen voor het klimaat. Maar wat als je een stap verder gaat, en niet alleen je gedrag aanpast, maar ook je leefomgeving, met het oog op een opwarmende planeet? Als je zorgen ertoe leiden dat je fundamenteel andere keuzes maakt in hoe te leven?
Ruim driekwart van de Nederlanders zegt zich zorgen te maken over het klimaat, blijkt uit de meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, uit 2021. Ook het jaarlijkse onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal Cultureel Planbureau uit 2023 laat zien dat veel Nederlanders klimaatverandering bovenaan hun prioriteitenlijstje hebben en het onderwerp spontaan noemen als ze worden gevraagd naar de problemen in dit land.
Die zorgen betekenen niet automatisch dat mensen er ook naar handelen. Volgens cijfers van hetzelfde CBS uit 2020 zijn vooral hoogopgeleiden, vrouwen, jongeren en stedelingen zich bewust van klimaatverandering. Maar douchen bijvoorbeeld jongeren gemiddeld veel langer dan (de voor het klimaat aanbevolen) vijf minuten. En nemen hoogopgeleiden vaker het vliegtuig – en voelen zij zich daar tegelijk ook schuldig over.
Bij mensen die besluiten anders te leven – en dat ook echt doen – liggen vaak diepe overtuigingen over de toekomst ten grondslag aan hun keuzes. NRC sprak met drie van hen.
Manu Busschots en Usha Busschots-Ganga: ‘We zoeken het hoger en dus droger op’
Toen Manu Busschots (46) en Usha Busschots-Ganga (46) in 2017 voor de beslissing stonden om te verbouwen of te verhuizen – om zo hun drie kinderen ieder een eigen kamer te kunnen geven – speelde het veranderende klimaat een grote rol. „Blijven we in de Randstad, dichtbij de kust, met alle risico’s van een stijgende zeespiegel”, vroegen ze zich af. „Of zoeken we het hoger, en dus droger op?” Ze overwogen de Ardennen, Zweden en Nieuw-Zeeland, maar kozen uiteindelijk voor een verhuizing naar Apeldoorn.
Want het weer, redeneerden ze, wordt alleen maar extremer. Voor de verhuizing woonde het gezin in Voorschoten. „En de kustprovincies zijn kwetsbaar voor een stijgende zeespiegel”, vertellen ze aan de keukentafel in hun rijtjeshuis in Apeldoorn. „Binnen nu en tien jaar zal er een publiek bewustzijn komen dat Nederland de kustlijn zoals we die nu kennen, uiteindelijk moet opgeven. Dat zal invloed hebben op de huizenprijzen en het verstrekken van hypotheken in de Randstad, banken calculeren de risico’s van overstromingen nu al in.” Denken ze dat de dijken het binnenkort begeven? „Nee”, zegt Manu resoluut, „maar ik ben ervan overtuigd dat het mensen stapje voor stapje zal bekruipen dat er iets aan de hand is.”
Het echtpaar had al langer zorgen over de opwarming van de aarde. „Voor mij was het zien van An Inconvenient Truth, de klimaatfilm van de voormalige vicepresident van de VS Al Gore uit 2006 een kantelpunt in mijn denken”, zegt Manu. Tien jaar later, in 2016, richtte hij KlimaatGesprekken op, een stichting waar mensen met klimaatzorgen leren hoe ze daar actie aan kunnen verbinden. „Omdat ik geloof dat het gedrag van mensen iets kan veranderen in onze samenleving.” In 2020 volgde de Deep Change Academy, dat programma’s biedt waar mensen die aan duurzaamheid werken trainingen, hoop en steun kunnen vinden. Usha werkt als themaregisseur duurzaamheid bij de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants.
„Als mensen dicht op elkaar leven, zoals in de Randstad, en het systeem wordt ontwricht”, zeggen Manu en Usha, „kan er paniek ontstaan, zoals in het begin van de coronatijd.” Ze noemen de kortstondige run op blikvoedsel en wc-papier. „Dat kan worden veroorzaakt door hoogtij, een dijkdoorbraak of langdurige hitte. Maar ook door een nieuwe pandemie of een groeiend aantal mensen dat hun eigen onleefbaar geworden plek op aarde ontvlucht. Dat zijn echt geen ondenkbare scenario’s.”
Zien ze het echt zo somber in? „Niet direct”, zegt Usha, „maar die onrust wilden we voor zijn.” De verhuizing naar Apeldoorn, benadrukken ze, is vooral een positieve keuze, met een groter huis en meer natuur. Ook werden ze lid van Herenboeren, een coöperatie van huishoudens die samen een boerderij pachten en de oogst daarvan verdelen, om niet alleen afhankelijk te zijn van supermarkten. „Maar vooral is het een plek zonder angst”, zegt Manu, „waar we niet vrezen voor de leefbaarheid van de omgeving als we ouder worden.”
Toch zijn de klimaatzorgen niet weg. „De overheid blijft in beroep gaan in klimaatrechtszaken zoals van Urgenda”, zegt Manu, „en blijft verliezen. Dat geeft mij geen vertrouwen dat diezelfde overheid alles op alles zet om de opwarming van de aarde onder de anderhalve graad te houden.”
Door de verhuizing, zegt Manu, is de gemoedsrust van het gezin toegenomen. Hij kan zich nu makkelijker afsluiten voor weer een alarmerend rapport en denken: in dit huis zijn we veilig. „Dat geeft rust.”
Matthea de Jong: ‘Wat zelfredzaamheid kan geen kwaad’
Deze lente nam Matthea de Jong (42) haar zoon van acht mee op survivalweekend. „Omdat het leuk was, maar ook om samen dingen te leren die van pas kunnen komen”, zegt ze. Handig als het klimaat verder verandert. En dat, zegt Matthea, is al aan het gebeuren. „We leerden vuur maken op zeven verschillende manieren, knopen leggen, touw maken van takken en brandnetels, een hut bouwen. Ik verwacht niet dat we op korte termijn moeten overleven in een bos, hoor”, lacht ze. „Maar wat zelfredzaamheid kan geen kwaad.”
Lange tijd zag Matthea klimaatverandering „als een van de vele problemen in de wereld. Én als een probleem dat wel zou worden opgelost.” In de cultuursector, waar ze werkt, had ze altijd aandacht voor maatschappelijke kwesties, maar nooit specifiek voor het klimaat.
Dat veranderde toen ze een artistieke klimaattop organiseerde, in Leeuwarden dat in 2018 culturele hoofdstad van Europa was. Samen met kunstenaars had ze een brief geschreven aan VVD-prominent Ed Nijpels, destijds voorzitter van het Klimaatberaad. „Tijdens het voorlezen daarvan drong ineens diep tot me door dat klimaatverandering niet een probleem van de toekomst is, maar dat we er al middenin zitten. Dat het onomkeerbaar is. En dat wij, burgers, daar een stem in moeten hebben, die nu niet wordt gehoord”, zegt ze. „Als het allemaal klopt wat ik nu zeg, dacht ik toen, dan kán ik hierna niet zomaar iets anders gaan doen.”
Ze besloot zich voor ten minste twaalf jaar volledig aan het onderwerp te wijden – in navolging van een IPCC-rapport waarin die periode cruciaal werd genoemd om iets tegen de ontwrichtendste gevolgen van klimaatverandering te doen. „Dat is best lang, maar ook behapbaar”, zegt Matthea. „In die periode wil ik zoveel mogelijk impact hebben binnen mijn eigen invloedssfeer – het enige deel van de wereld waar ik daadwerkelijk een verschil kán maken. Zeker in mijn professionele leven kan ik veel mensen bereiken.”
In haar werk zoekt ze sindsdien het spanningsveld op tussen mensenrechten, sociale ongelijkheid en klimaatverandering. Ze begon We are warming up, een platform voor kunst en klimaat, en kreeg als directeur van cultureel centrum Tolhuistuin in Amsterdam ruimte om het onderwerp te programmeren. Ook richtte ze met anderen Bureau Burgerberaad op, een initiatief om meer inspraak van burgers te organiseren.
In haar persoonlijke leven wil Matthea vooral haar kinderen goed voorbereiden op een wereld die, zegt zij, veel bedreigender en onvoorspelbaarder is dan toen ze zelf opgroeide. „Gemeenschapsvorming zie ik als de beste remedie tegen klimaatverandering, dus moedig ik ze aan vriendschappen te sluiten en solidair te zijn met anderen.”
Past ze ook haar levensstijl aan? „Zo goed als ik kan”, zegt ze. „Ik eet geen vlees, vlieg in principe niet meer. Mijn huis verduurzaam ik, ook met kleine aanpassingen zoals het neerzetten van een regenton.” Van wetenschappers van onderzoeksinstituut Deltares hoorde ze dat het verstandig is om zeven dagen zelfredzaam te kunnen zijn, omdat hulp in geval van ernstige calamiteiten gemiddeld zo lang op zich laat wachten. „Ik heb daarom een noodpakket op zolder: een radio met zonnepaneeltjes, blikvoedsel, een aansteker, een lampje.”
Matthea is somber over de toekomst, toch staat ze positief in het leven. Ze probeert haar kinderen niet te veel met haar zorgen te belasten. „Maar kinderen van die leeftijd zijn nu eenmaal veel met het klimaat bezig. Toen mijn dochter van 11 voor haar jaarboek werd gevraagd waar ze heen zou willen als ze in een tijdmachine kon stappen, zei ze: naar de toekomst, want dan kan ik zien hoe erg het is en dat hier vertellen”, zegt Matthea. „Ze vroeg me: zouden mensen dan beter voor de aarde gaan zorgen?”
Stijn Visser: ‘Aandacht voor de natuur’
Courgettes, pompoen, venkel, bleekselderij, rucola. Verse kruiden tot in de oneindigheid. Eetbare bloemen en snijbiet, heel veel snijbiet. Het vierkante hoekje in de grote tuin waar Stijn Visser (32) een moestuin begon, lijkt klein, maar geeft hem drie maanden nadat hij de eerste zaden plantte al zeker twee keer per week iets om mee te koken. Op termijn hoopt hij elke dag van eigen grond te kunnen eten.
„Eigen groenten eten is natuurlijk lekker”, zegt Stijn, wijzend naar de aardappels die hij bijna kan oogsten. „Maar voor mij is moestuinieren vooral een manier om beter om te gaan met de natuur”, zegt hij. „En dat is nodig: de opwarmende aarde vraagt om meer aandacht voor onze omgeving, meer bewustzijn voor het belang van de natuur.”
„Door met mijn handen in de aarde te zitten, zaadjes te planten en ze te zien uitgroeien tot iets eetbaars, ben ik anders naar de natuur, en naar eten, gaan kijken”, vertelt hij. „Biologisch tuinieren, op welke schaal dan ook, heeft mij doen beseffen dat de relatie tussen plant en mens essentieel is voor ons leven. Wij ademen de zuurstof die zij maken, zij ademen onze CO2.”
Die relatie herwaarderen, ziet Stijn, samen met een gezond bodemleven, als cruciaal voor het aanpakken van klimaatverandering. Hij legde zijn eigen moestuin aan door karton op het gras te leggen, waardoor het gras fermenteert en de voedingsstoffen in de grond blijven. „Een basis van biologisch tuinieren. Als er over de hele wereld minder monoculturele landbouw zou zijn, ook in Nederland, zou de aarde meer stikstof en CO2 kunnen opnemen. Door mijn moestuin draag ook ik wat bij.”
Zijn besef van de ernst van een opwarmende aarde kwam in 2018 toen Stijn een fietstocht maakte van Nederland naar Oman. „Het klinkt misschien gek, maar ik voelde me verbonden met de gemeenschappen waar ik langskwam en met de natuur die ik doorkruiste. In het zuiden van Iran zag ik hoe drooggevallen meren waren veranderd in zoutvlaktes, en hoe de lokale bevolking daaronder lijdt.”
Het bracht zijn droom om eigen eten te verbouwen in een stroomversnelling. „Ik woonde twaalf jaar in Amsterdam, zonder grote tuin. Daar plantte ik wel tomaten en kruiden op het balkon, maar voor echt veel groen had ik geen ruimte.” Dus zocht hij met zijn vriendin en een bevriend stel steeds verder van de stad waar hij ook werkt, om uiteindelijk in het Noord-Hollandse Andijk een huurhuis te vinden. Het huis is groot en hij kan er met zijn voeten in de aarde staan. Zijn zoon werd er zes weken geleden geboren.
Om wat ervaring op te doen, volgde Stijn een opleiding aan de Moestuinschool in Amsterdam. „Daar leerde ik over biologisch verbouwen, het kiezen van seizoensgroenten, over wildplukken en welk onkruid een teken is van een slechte bodem. Over het bij elkaar zetten van bepaalde families en het zorgen voor variatie, zodat bacteriën de grond niet onbewerkbaar maken”, zegt hij. „Met die kennis maakte ik een teelplan voor de moestuin die ik hier wél kon beginnen. Ik pluk er nu al letterlijk de vruchten van.”
Wil hij zelfvoorzienend zijn, om onafhankelijk te zijn van supermarkten? „Niet per se”, zegt Stijn. „Ik denk niet dat dat op korte termijn nodig is. Ik wil ook niet leven vanuit angst. Maar ik zie wel dat het lokaal produceren van voedsel helpt tegen klimaatverandering. Wat ik niet zelf uit mijn tuin haal, kopen we bij een biologisch-dynamische boer verderop.”
Door zijn ervaring bij de Moestuinschool ging Stijn zich ook verbazen over de perfectie van groenten in supermarkten. „Een jaar probeerde ik een rechte wortel te telen, maar alle wortels van alle veertig studenten kwamen krom uit de grond. Hoe kan het dan dat wortels in de supermarkt altijd recht zijn?”, vraagt hij zich af. „Wat zegt dat over wat mensen weten van het voedsel dat ze eten?”