Het gerenoveerde skûtsje van Langweer, de 110 jaar oude Twee Gebroeders, dobbert kalmpjes in het Sneekermeer. Aan bakboord glinstert de avondzon in het water. Aan stuurboord klotsen de golven. Vanavond, vlak voor het begin van de SKS-skûtsjesilen wedstrijden, oefent het team uit Langweer een aantal walstarts, waarbij het zeil zo snel mogelijk gehesen wordt vanuit stilliggende positie. „In positie”, buldert schipper Harmen Brouwer (41) tegen zijn bemanning.
Brouwer, gehurkt met een stopwatch in zijn hand, telt af. „3, 2, 1, go!” Koortsachtig begint de lierenman te draaien aan een fonkelnieuwe lier. Ieder bemanningslid, onder wie de peiler, fokkenist en zwaardenman, heeft een taak om het ruim negentien meter lange schip in beweging te krijgen. Langzaam torent het imposante bruine, kunststoffen zeil boven het meer uit. De lierenman perst de laatste wentelingen uit zijn tenen, totdat het wapen van Langweer op het zeil – een zwaan – te zien is. „Stop de tijd”, zegt Brouwer. „49 seconden. Dat kan sneller mannen.”
Deze vrijdag is in Sneek de laatste dag van het SKS-skûtsjesilen. Het einde van dat evenement, betekent de start van een andere Friese zeilwedstrijd met traditionele platbodems. Zaterdag begint in Hindeloopen het IFKS-kampioenschap. De Sintrale Kommisje Skûtsjesilen (SKS) en Iepen Fryske Kampioenskippen Skûtsjesilen (IFKS) zijn de twee voornaamste skûtsjeverenigingen, die hun eigen wedstrijden organiseren. Op details verschillen ze – daarbij draait het om traditie tegenover vooruitgang. Die vernieuwing ligt, met name bij SKS, gevoelig.
Krappe Friese wateren
De SKS, opgericht in 1945, is een stammenstrijd tussen Friese families, dorpen en steden. Alle schippers zijn afkomstig uit schippersfamilies die al generaties lang betrokken zijn. De SKS is gestoeld op traditie en erfgoed, met strikte regels over de authenticiteit van de skûtsjes en minder vrijheid in het maken van aanpassingen aan het schip, om zo de historische waarde te behouden. Bovendien mogen er maar veertien skûtsjes meedoen, vanwege de krappe Friese wateren.
De IFKS werd in 1981 uit onvrede opgericht door een groep rebelse schippers. De IFKS staat flexibeler tegenover innovatie en is inclusiever. Iedereen kan meedoen in vier verschillende klassen. Hierdoor konden ook aspirant-schippers uit de roemrijke binnenvaartfamilies deelnemen. Zij kregen vaak geen kans, omdat familieleden de helmstok stevig vasthielden. De ‘overlopers’ zorgden voor familievetes. SKS-coryfeeën buitelden in de pers over elkaar heen om hun ongenoegen te uiten. „Je kunt niet de ene week bij Cambuur en de andere week bij Heerenveen voetballen”, brieste toenmalig SKS-voorzitter Alex Brinksma in 1982.
Op het Sneekermeer haalt schipper Brouwer zijn schouders op. „Die rivaliteit tussen die twee verenigingen is niet meer zoals vroeger. Er is meer respect voor elkaar.” Voordat Brouwer zich verbond aan de SKS voer hij in de IFKS. „Toch is de SKS iets specialer voor mij.” Als binnenvaartschipper en telg uit een schippersfamilie is hij ‘vaargerechtigd’ in de SKS. Zijn opa en vader voeren in de SKS. Beiden zijn overleden, zijn vader recent. Op zijn onderarmen heeft hij ze geëerd met een tatoeage. „Zo varen ze altijd mee.”
Vader Pieter geldt als een legende. Met het skûtsje van Heerenveen werd hij drie keer kampioen. „Mijn tweelingbroer, nu schipper op het skûtsje van Heerenveen, en ik voeren toen ook mee. Skûtsjes zijn een rode draad in mijn leven. Die adrenaline tijdens een race is verslavend.”
Brouwer heeft een missie: het familie-erfgoed in stand houden én prijzen winnen. De afgelopen jaren bungelde Langweer onderaan, dat moet dit jaar anders. Brouwer koos voor een ander oud schip, de Twee Gebroeders, waarmee Langweerder Ulbe Zwaga in 1946, 1948, 1949 en 1950 kampioen werd. „Het schip is afgelopen winter helemaal over de kop gehaald. Alles is nieuw: nieuwe zeilen, een nieuwe giek, de mast staat meer naar achter.”
Net zoals de helft van de SKS-vloot is het skûtsje ‘ontknikt’, waarbij het midden is doorgefreesd en de gebogen onderkant recht is gemaakt. Brouwer kon zo acht vierkante meter zeil toevoegen. Het zou meer snelheid moeten genereren bij weinig wind. Dat mag volgens de nieuwe formule binnen de SKS, met als doel gelijkwaardigheid bieden.
Cultuurbewaker
Bij de IFKS wordt een andere formule gehanteerd. Froukje Osinga-Meijer (48) zeilt al twaalf jaar als schipper op de Jonge Jasper en is de enige vrouwelijke schipper in het skûtsje-circuit. „Bij ons levert het ontknikken geen extra vierkante meters zeil op. Daarom doen wij dat niet.”
Meijer volgde vader Sieb Meijer op, die als autodidact het zeilen onder de knie kreeg en het overdroeg op zijn dochter. Om competitief te blijven, verspijkerde ook zij het nodige aan het schip. „In de loop der jaren hebben we een grootzeil, fok en nieuwe mast gekocht. In de IFKS is net zoveel verbouwd als in de SKS. Er is geen schip gelijk, maar ze zijn allemaal grondig gerenoveerd.”
Iets verderop in Friesland, in Earnewald, ziet Age Veldboom (72) de tendens met lede ogen aan. „Ik vind het teleurstellend”, zegt hij. Veldboom is initiatiefnemer van het skûtsjemuseum in het dorp. Foto’s van pijprokende schippers met borstelige wenkbrauwen sieren de muren. „Er is te veel ruimte om dit soort veranderingen door te voeren.”
Als cultuurbewaker verzet hij zich tegen grote veranderingen aan de schepen. „Vroeger gebruikten scheepsbouwers klinknagels om ijzer aan ijzer te bevestigen. Zo is de Eiffeltoren ook gebouwd. Dat is gelukkig nog steeds zo.”
Veldboom wijst naar een katoenen zeil. „De IFKS is begonnen met kunststoffen zeilen. Aanvankelijk was daar nog strijd over. Maar het bleek onbetaalbaar om katoen te handhaven. Tevergeefs reisden schippers naar India en Engeland, op zoek naar goed katoen. Niet veel later was de originaliteitscommissie van de SKS ook om.”
In 1987 werd deze commissie opgericht om ervoor te zorgen dat er niet te veel gerommeld werd aan de oude schepen. ‘Het geweten van de SKS’ voert inspecties en keuringen uit om historische elementen en traditionele bouwmethoden te behouden, zoals op de constructie, het gebruik van materialen en de uitrusting van het schip.
Dit jaar waren er dertig meldingen van aanpassingen. Daar hoorde het skûtsje van Langweer ook bij. De commissie volgde de verbouwing op de voet en gaf goedkeuring. „Ons oude schip had 160 vierkante meter zeil. Het minste van alle schepen”, zegt Brouwer. „Nu hebben we 190 vierkante meter.”
Geverfd aluminium
In de loop der jaren zijn de grenzen van het reglement opgerekt. In wat niet beschreven is, zitten de mazen van de wet. Daarom pleitte de commissie onlangs tijdens de SKS-ledenvergadering voor een duidelijker reglement. Tot genoegen van Veldboom. „Er is al zoveel verbouwd aan de skûtsjes. Veel van de originaliteit is weg. Als een schipper een aluminium mast wil, ga ik er wel vanuit dat de commissie zegt: dat gaat niet gebeuren.”
Veldboom pakt een gaffel – het rondhout waaraan het grootzeil is bevestigd – vast. „Bij meerdere IFKS-schepen zijn deze van aluminium en geverfd, waardoor het lijkt alsof het hout is. Bij de IFKS is dat toegestaan, bij de SKS niet.”
Dit zijn keuzes die vaak gemaakt worden vanuit financieel oogpunt. Het onderhouden en het in originele staat houden van een skûtsje kost soms honderdduizenden euro’s per jaar. Waar komt het geld vandaan? „Er is nauwelijks prijzengeld”, zegt Klaas Jansma (75). De commentator deed 48 jaar lang verslag van het skûtsjesilen op Omrop Fryslan. „Winnaars krijgen bij wijze van spreken een krat bier.” Ook van de sponsoring hoeven de schippers het niet te hebben. „Bij de SKS is altijd gezegd: we willen alle vormen van reclame buiten de schepen houden. Bij de IFKS zijn ze daar minder streng in.”
Waar de aandacht voor de SKS groot is en de lokale middenstand veelal achter een skûtsje staat, moeten de IFKS-schippers zelf de kosten dragen. Zo ook Meijer. „Bij de IFKS gelden er ook regels. Een mast mag niet van kunststof zijn, niet hol en moet een bepaalde kromming hebben. Zoiets kost zomaar 18.000 euro. Ik moet alle kosten bij elkaar schrapen.”
Jansma zag hierdoor een kentering in de sport. „Vroeger was het skûtsjesilen de charme van de armoede. Schippers hadden weinig te besteden en moesten soms kiezen tussen een nieuwe koelkast of een fok. Naarmate de populariteit groeide, werd ook deze sport onderworpen aan de wetten van de economie: wie veel geld heeft, maakt meer kans om te winnen.”
Super League
Pogingen om van twee verenigingen één organisatie te maken, en zo de beste skûtsjes tegen elkaar te laten zeilen (als een soort Super League), mislukten in het verleden. „Niet zo lang ik leef”, liet Jack Cramer, oud-SKS-bestuurslid, zich ooit ontvallen. Hoewel de gemoederen tussen de twee verenigingen zijn bedaard, denkt Jansma dat ze naast elkaar blijven bestaan.
Ondertussen strooit schipper Brouwer met aanwijzingen richting zijn bemanning. Zijn oog valt op het zeil. „Beetje stijver.” In de mast wappert een rouwwimpel, ter herinnering aan zijn overleden vader. Ook Brouwer ziet een fusie niet snel gebeuren. „Het is juist prachtig dat beide competities er zijn. Dik zeventig skûtsjes worden zo goed onderhouden. Er is niks origineels meer aan de schepen. Maar het onderhoud betekent tegelijkertijd het behoud van de skûtsjes.”