De Verenigde Naties hebben 11 juli uitgeroepen tot herdenkingsdag voor de genocide in Srebrenica. Bij de Algemene Vergadering stemden 84 landen waaronder Nederland voor uitroeping van de jaarlijkse herdenkingsdag. 19 landen tegen en 68 landen onthielden zich van stemming. De resolutie was geïniteerd door Duitsland en Rwanda.
Op 11 juli 1995 werden in Srebrenica 8.000 moslimmannen en -jongens vermoord. Het dorp was door de VN aangemerkt als veilig gebied, en Nederlandse blauwhelmen waren verantwoordelijk voor de veiligheid van de groep, maar werden onder de voet gelopen door Servische troepen. De massamoord vond plaats tijdens de Balkanoorlogen na het uiteenvallen van Joegoslavië. „Ons initiatief gaat over het eren van de nagedachtenis van de slachtoffers en het ondersteunen van de overlevenden die blijven leven met de littekens van die tijd”, zei de Duitse VN-vertegenwoordiger Antje Leendertse tijdens de plenaire vergadering.
Voorafgaand aan de stemming gingen duizenden mensen in Servië de straat op, omdat de resolutie het Servische volk als genocidaal zou bestempelen. De resolutie vermeldt Servië niet als de schuldige, en bevat überhaupt geen verwijzing naar Serviërs. Milorad Dodik, president van het Servische gedeelte van Bosnië, ging nog over tot genocide-ontkenning: hij noemde het een „leugen” dat er in zeven dagen achtduizend mensen zijn vermoord. Het Internationaal Gerechtshof heeft in 2007 geoordeeld dat in Srebrenica genocide heeft plaatsgevonden, maar dat Servië hieraan niet schuldig is.