Verdwijnende schrijver

Frits Abrahams

Een opmerkelijke noodkreet van een bekende schrijver – zo zou je het korte essay kunnen noemen dat Ted van Lieshout voor het aprilnummer van het literaire tijdschrift Tirade schreef. Het nummer is gewijd aan bedreigde en verboden literatuur.

„Langzaam verdwijn ik uit de tijd”, schrijft Van Lieshout in de openingsalinea. „Daarvoor hoef ik niet dood te zijn. Ik zie het gebeuren en het is zinloos om ertegen te vechten. Me erbij neerleggen, accepteren dat het zo is, kost tijd. Of ik die heb, weet ik niet.”

Van Lieshout (67) is een gelauwerd kinderboekenschrijver die in zijn boeken onderwerpen als homoseksualiteit en pedofilie niet schuwde, ook al kwam het hem af en toe op kritiek te staan. Met lede ogen ziet hij hoe de laatste jaren de rol van de kinderboekenschrijver is veranderd. „Van hem (lees ook: haar) wordt nu verwacht dat hij diverser en inclusiever schrijft. Dus meer over kinderen van kleur en met een biculturele achtergrond en ook meer over seksuele geaardheid en gender. Dat klinkt goed; er zit echter een ‘maar’ aan.”

Hij legt uit dat de boeken nu moeten voldoen aan de normen en waarden van de ouders en verzorgers van die kinderen. Ook mag je als auteur niet meer in de huid van een persoon uit een andere cultuur kruipen, want dat heet ‘culturele toe-eigening’. Van Lieshout: „Ik merk dat mijn ideaal, het autonoom kunstenaar voor kinderen zijn, onder vuur ligt en ik ervaar dat als verlammend. Mijn ouder wordende geest en lichaam kunnen dat niet aan.” Hij onthult dat hij inmiddels al twee boeken in hun geheel heeft afgeblazen en twee andere heeft „onderworpen aan zelfcensuur”.

Van Lieshout klaagt, maar verzet zich niet. „Ik heb me erbij neer te leggen”, sluit hij af. „Want het is niet míjn toekomst waarvoor ze deze veranderingen willen, maar de hunne, dus ik moet niet in de weg gaan staan. Ik moet een pas opzij zetten en verder hoef ik alleen maar te zorgen dat ik niet wegkwijn.”

Ik heb begrip voor zijn gelaten houding, tegelijkertijd vind ik het erg jammer. In de eerste plaats doet hij zichzelf als schrijver ernstig tekort. Boeken onvoltooid laten of onderwerpen aan zelfcensuur – is dat voor een schrijver al niet een vorm van ‘wegkwijnen’? Kan hij zijn grote reputatie niet beter benutten door een wat strijdbaarder houding aan te nemen? Hij zou er bovendien ook zijn jongere collega’s een grote dienst mee bewijzen. Schuwt hij liever het publieke debat, dan zou hij op z’n minst de boeken kunnen blijven schrijven die hem voor de geest staan.

Eerder dit jaar trok Pim Lammers zich al terug als schrijver van het Kinderboekenweekgedicht na doodsbedreigingen vanwege zijn verhaal ‘Trainer’ over een pedofiele relatie.

Op die manier krijgen homohatende voetbalhooligans en politieke ophitsers als Wybren van Haga, die Lammers in het nauw bracht, wel erg royaal hun zin. Waartoe dat kan leiden staat in de rest van het voornoemde nummer van Tirade te lezen: censuur, boekvernietiging, vervolging. De Russische dissidente dichter Dimitri Bykov schrijft in een gedicht over Poetins gedachtegoed: ‘Hoe anders lezen onze kranten:/ zo onwaarachtig, zo gedwee/ dat ze van louter schaamte branden – dat maakt Europa nimmer mee.’ Bykov werd in 2018 bijna met succes vergiftigd door officieren van de Russische Veiligheidsdienst.