N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Vera Het regisseursechtpaar Tizza Covi en Rainer Frimmel maakte een fascinerende docufictie over de Italiaanse socialite Vera Gemma. De film is persoonlijk, maar gaat ook over de tol die schoonheid van ons vraagt.
‘We schaamden ons rot”, vertelde filmmaker Tizza Covi tijdens het afgelopen International Film Festival Rotterdam over de eerste ontmoeting die zij en haar filmpartner en levensgezel Rainer Frimmel hadden met de Italiaanse socialite Vera Gemma. De eerste keer dat ze haar zagen was tijdens het draaien van hun vorige film Mister Universo (2016), een bitterzoet portret van leeuwentemmer Tairo in tijd waarin circussen en kermissen aan het uitsterven zijn.
„Ze was te blond, te rondborstig, het begon eigenlijk met een vooroordeel. Toen we later tijdens een etentje echt kennis met haar maakten ontdekten we pas haar intelligentie, haar zelfspot, én haar levensverhaal”, voegt Frimmel daaraan toe. „Vera is de dochter van de Italiaanse acteur Giuliano Gemma, een superster uit de spaghettiwestern uit de jaren zestig, maar hij heeft ook gewerkt met filmauteurs als Visconti en Zurlini. Haar hele leven staat in de schaduw van zijn sterrendom, maar onze film is een eerbetoon geworden aan haar eigen persoonlijkheid, haar humor, haar generositeit.”
Covi: „Het begon met een vooroordeel. En dat terwijl wij als makers altijd achter het masker proberen te kijken. Dat was confronterend. Toen ik haar vervolgens vroeg of we een film met haar mochten maken, was het eerste wat ze zei: ‘Ik heb geen geld.’ Alsof we de volgende personen waren die misbruik van haar wilden maken.” Dat werd de kiem voor een deels fictief verhaal dat het duo om het leven van Vera spon.
Hybride filmen
Ze praten alsof ze hun film aan het herontdekken zijn. Hardop denkend, elkaars zinnen afmakend, maar ook elkaar corrigerend of ondervragend. Het past goed bij hun filmische methode. Vera ging vorige zomer in première op het filmfestival van Venetië, werd daar bekroond met de Orrizonti-prijs (van de tweede competitie van het festival) voor Beste Regie en Beste Actrice. Hij houdt je voortdurend op het puntje van je stoel met de vraag wat nu echt is en wat bedacht of uitvergroot, en welke versie Vera van zichzelf speelt. Covi: „Regisseren, in ons geval, is het creëren van mogelijkheden. Het scenario wat ik schrijf is niet bedoeld om na te spelen, maar om ervoor te zorgen dat de mensen die we casten de kans krijgen om hun verhalen aan ons te vertellen. Daar zijn soms fictieve aanzetjes voor nodig.”
Deze vorm van hybride filmen is inmiddels een lange traditie in de artfilm. Ook de films die Covi en Frimmel maken worden gekenmerkt door de samenwerking die ze met hun hoofdfiguren aangaan, en door de specifieke arena van werelden van theater en showbiz die ze keer op keer kiezen gaan hun films ook over verbeelding en representatie zelf. Frimmel: „Onze achtergrond is fotografie, en we hebben heel veel kleine circussen in Italië gefotografeerd. Een verdwijnende wereld. Film is ook ooit als kermisattractie groot geworden, dus die twee werelden, van stunt en performance interesseren ons enorm.”
„Vera’s leven is film, Rome is film, je kunt er niet omheen. We rijden door de buitenwijken waar filmmaker Pier Paolo Pasolini in de jaren zestig zijn films over de ‘zelfkant’ draaide, en passeren het palazzo waar in 1963 Federico Fellini’s grandioze ode aan de filmkunst 8 ½ is opgenomen. Dit is misschien wel onze meest cinefiele film. Toch hebben we enorm ons best gedaan om niet te veel filmreferenties in de film te stoppen”, voegt Covi daaraan toe. „Dan zouden we dezelfde fout hebben gemaakt als iedereen die Vera alleen maar tot een bijfiguur in de filmgeschiedenis reduceert.”
Hun films hebben altijd een melancholische ondertoon, denkt Frimmel. „We zijn gefascineerd door vergankelijkheid.” Covi: „Zijn onze films wel melancholisch? Misschien eerder nostalgisch?” Frimmel: „Ik weet nooit goed wat die twee begrippen betekenen. Film is het vastleggen van herinneringen. Gaat dat niet altijd om het nú? Het nu van het moment waarop de film is gemaakt, maar ook het moment waarop hij wordt bekeken?”
„Uiteindelijk gaan al onze films over de vraag wat het betekent om een mens te zijn”, zegt Covi tot slot. „Dat is altijd de belangrijkste vraag die kunstenaars zichzelf hebben gesteld, maar op dit moment in de wereldgeschiedenis misschien nog wel belangrijker. Het gaat om het vinden van dat inzicht, om een moment van waarheid, hoe vluchtig ook.”
Ido Abram (55) heeft eigenlijk nog nooit een baan buiten de filmindustrie gehad. Goed, eentje dan, aan het begin van zijn carrière: tweeënhalve maand als redacteur voor Ischa Meijers talkshow Ischa. „Geweldige man, maar je moet er niet mee werken.” Daaromheen heeft hij op vrijwel alle belangrijke plekken in de (Nederlandse) filmindustrie gewerkt: Eye Filmmuseum, IFFR, distributeur Cinemien, en freelancete hij bij filmfestivals als Cannes en Berlijn. Nu is hij als artistiek-directeur van NFF terug waar hij in 1990 begon.
„Ik liep het NFF binnen toen ik student film- en televisiewetenschappen was, en ik ben vijf jaar gebleven”, zegt Abram in het NFF-kantoor in Utrecht. Achter hem kopjes koffie, filmposters en twee maatpakken, voor de openingsavond en het Gouden Kalveren-gala. „Ze hadden een coördinator voor de persbalie nodig. Ik zei: ‘Mijn vader is journalist. Ik weet álles van de pers.’ Totáál niet waar. Maar ik ben het geworden.”
Abram vertelt graag over zijn carrière in anekdotes, waarvan hijzelf vaak de punchline is. De eerste première die hij op het NFF presenteerde: „Uit pure paniek pakte ik onbewust de katheder op en liep naar de andere kant van de zaal!” Over zijn werk bij distributeur Cinemien: „Dat was toen een feministisch vrouwencollectief. Ik zei: ‘Jullie moeten ooit met een man gaan werken, begin dan met een homo’.” Of over zijn baan bij het Eye Filmmuseum: „Directeur Sandra den Hamer belde me op en zei: ‘Moet jij niet weer eens gaan werken?’”
Lees ook
Gemeente Utrecht zet subsidie voor het Nederlands Film Festival stop
En nu lijkt het alsof hij weer in zo’n anekdote terecht is gekomen. Vlak voordat Abram deze zomer Silvia van der Heiden zou opvolgen als artistiek-directeur van het NFF, adviseerde een commissie Utrecht om de gemeentesubsidie stop te zetten. De „artistiek-inhoudelijke kwaliteit” van de ingediende plannen werd gezien als „matig”. De gemeente nam het advies over. Dus moet het festival, dat al krap zat, het de komende vier jaar doen met zes ton minder.
Hoe was het om zo te beginnen?
„Thuis had ik verteld dat ik het rustiger zou krijgen bij het NFF, dan bij de twee banen die ik bij Eye deed. Tja, toen moest ik zeggen: ‘Ze belden net. Het wordt toch wat stressvoller dan verwacht…’”
Wat is het effect van het missen van die zes ton gemeentesubsidie?
„Als wij zes ton minder krijgen, dan moet het festival per 2025 krimpen. Hoe en hoeveel, dat gaan we na dit festival bekijken. Maar ik was heel blij met de vele steunbetuigingen die we uit de sector ontvingen. Sommigen hebben kritiek op het festival, en dat mag, maar je moet er wél met je klauwen vanaf blijven. ‘Want het is óns festival.’”
In het advies stond dat de waarde voor Utrecht „beperkt” is.
„Come on! Sorry hoor, zullen we daar even bij stil blijven staan? Dat is kolder. Kritiek mag. Maar dat wij niet bijdragen aan ‘het culturele ecosysteem van de stad Utrecht’, dat is totale bullshit. Er zijn elk jaar monitorgesprekken en er is nóóit iets over gezegd, nooit één waarschuwing. Het hele land dendert: ‘Gouden Kalf!’ Dat is de belangrijkste filmprijs van Nederland. Mensen gaan eerder naar een film als die van een Gouden Kalf-winnaar is. En iedereen weet dat die prijs uit Utrecht komt. Daarover ben ik écht verontwaardigd. En ze kunnen het ook niet uitleggen.”
Heeft u om uitleg gevraagd?
„Natuurlijk!”
En dan komt er niks?
„Nee. We zijn natuurlijk niet de enigen die geen geld meer krijgen. Er zijn gekke keuzes gemaakt. We zijn nog in gesprek.”
Wat als de gemeente Gouda zegt: wij hebben nog zes ton, kom maar hier?
„Dan hebben wij nu niet de luxe om dat gesprek niet aan te gaan. We willen in Utrecht blijven, we passen er. Maar we hebben nu een tekort.”
Niet alleen het adviesrapport was kritisch. Oprichter Jos Stelling vond dat de focus op film verwaterd zou zijn. Bent u het daarmee eens?
„Nee. Het moet over film in de volle breedte gaan. Daar horen series ook bij. En die worden steeds beter. Je doet een heel groot gedeelte van de filmindustrie en je publiek gewoon te kort als je geen series selecteert. We vinden echt wel een balans. Dus, Jos: vertrouw me maar.”
Wat gaat u als directeur veranderen?
„Ik zou graag meer structuur aanbrengen in het programma. Dat is niet zozeer cosmetisch bedoeld, maar om versnippering tegen te gaan. We hebben een geweldig programma met masterclasses, talks, paneldiscussies en themaprogramma’s. Maar het is heel veel, en het staat ook nog tegenover elkaar. Ik zou het graag onderbrengen in één overkoepelend thema.”
Openingsfilm
Als Abram je vaker dan twee keer heeft gezien, begroet hij je met een knuffel. Het illustreert wat collega’s over hem zeggen: hij is met iedereen bevriend, benaderbaar, een goede netwerker. En hij lijkt iedereen te kennen: „…en Rutger Hauer leerde ik later nog kennen via zijn Film Factory.”
Je ziet het ook als je hem observeert van een afstandje, op een filmfestival. Hij trekt filmprofessionals aan: iedereen komt op audiëntie. Dat zijn kwaliteiten die van pas zullen komen bij zijn voornaamste nieuwe taak: premièrefilms binnenhalen. „Het spel is zo”, legt hij uit. „Distributeurs willen dat hún film de openingsfilm wordt, dan krijgt-ie de meeste aandacht. Als wij weigeren, zeggen ze: ‘Dan gaan we even nadenken of we wel bij het festival in première willen’.”
Het is volgens Abram een voordeel dat hij overal heeft gewerkt. „Vanuit mijn verleden als distributeur kan ik namelijk goed inschatten of een film een betere plek kan krijgen op een ander festival. En we gaan ook heel veel ‘nee’ zeggen, natuurlijk. Dat is grappig: iedereen heeft kritiek op het NFF, maar als ze niet geselecteerd worden, zijn ze woedend!”
Hoe gaat u ze overhalen?
„Ik wil kijken, samen met makers en distributeur, of we méér kunnen bieden dan alleen een première met een rode loper als festival. Iets speciaals dat past bij het onderwerp van de film, zodat er dialoog ontstaat en de film nog meer kan resoneren. Dat zal heus niet altijd makkelijk of mogelijk zijn, maar het is wel een wens.”
Veel gehoorde kritiek is dat het NFF tweede keus is voor filmmakers. Nederlandse makers gaan liever in Berlijn, Cannes of Venetië in première. Levert dat NFF niet een B-selectie op?
Lees ook
Onze tips voor het Nederlands Film Festival: van euthanasie tot woke Kerst en van Rutger Hauer tot toeslagenaffaire
„Nee! Niet alle films hebben internationale potentie. Ik weet dat, want ik heb een groot deel van mijn carrière geprobeerd die films óp die festivals te krijgen. Nederland is goed in romantische komedies: heel populaire films, maar elk land heeft er eigen versies van. Dat betekent dat die films internationaal minder kansen hebben. Dat is oké. Het zijn nog steeds belangrijke films voor onze industrie en het publiek.”
„En ik zal natuurlijk altijd vechten voor de beste films, maar als een film wél kansen heeft op internationaal succes ga ik dat niet in de weg staan. Daarvoor houd ik te veel van de Nederlandse film.”
Waarom is het belangrijk, dat die films naar het buitenland gaan?
„Als we de verhalen willen vertellen die we willen vertellen, hebben we meer geld nodig dan er in Nederland te halen is. Dat geldt voor heel Europa. Daarnaast kunnen we ontzettend onaardig voor elkaar zijn in Nederland. Ook daarom heb je buitenlandse impulsen nodig: om je verhalen te scherpen, óf om in te zien dat het eigenlijk best wel goed is wat we doen.”
Is de Nederlandse film er slechter of beter aan toe dan toen u begon?
„Op onderdelen beter: digitale cultuur, immersieve installaties, animatie. Korte films, jeugdfilms. Documentaires misschien ook wel. Voor speelfilms is het op dit moment wat moeilijker. En vooral voor mijn grote liefde: de arthousefilm.”
Wat is er dan moeilijker?
„Het is moeilijker om er publiek voor te vinden in eigen land. Er zijn films die slechts 5000 bezoekers halen. En dat is een gotspe, want die films verdienen een veelvoud daarvan. Ik ben een waanzinnige Alex van Warmerdam-fan. Die haalt niet meer de bezoekers die hij haalde en zijn films zijn nog steeds goed. Maar er is zoveel moordende concurrentie van films uit de hele wereld. En ondertussen wordt het leven duurder.”
Hoe los je dat op?
„Een film, zéker een kunstzinnige, heeft tijd nodig om zijn publiek te vinden. Dat betekent dat je ‘m lang moet laten draaien in de bioscoop. Niet alleen om tien uur ’s ochtends, ook op primetime. Maar de hele keten moet meer risico’s nemen. Ik vind het initiatief van het Nederlands Filmfonds om in te zetten op minder projecten wel een stap in de goede richting.”
Hoe gaat u vanuit het NFF de Nederlandse film redden?
„Een van de belangrijkste taken van het NFF is om de Nederlandse film te vieren. We laten alle facetten zien. Ik wil nog meer gesprekken op gang proberen te brengen met voorgesprekken, nagesprekken, masterclasses, evenementen voor scholen, enzovoorts. Napraten over sport is verschrikkelijk. Over film is het heerlijk. En ik wil programmeren op gevoelige onderwerpen, om een dialoog op gang te brengen.”
U ziet het directeurschap ook een beetje als ‘voorvechter van de Nederlandse film’?
„Zeker! Ik denk dat dat ook steeds belangrijker wordt. De wereld verhardt. Homohaat neemt toe in Nederland. Er woeden nieuwe oorlogen. Er wordt politiek bedreven waar je vraagtekens bij kan zetten. Onze minister voor cultuur heeft gezegd dat hij cultuur heel belangrijk vindt. Dat vind ik heel fijn. Maar de aangekondigde btw-verhogingen zijn uiteindelijk weer bezuinigingslagen. Dus dat vind ik gevaarlijk.
„Je hebt cultuur nodig om te kunnen vluchten, of om er midden in te kunnen staan. Je kunt niet alleen naar talkshows kijken. Je hebt Nederlandse film nodig als blik, vanuit Nederland, op de wereld.”
Nederlands Film Festival, Utrecht. Van 20 tot en met 27 september. Kaartverkoop: filmfestival.nl
De Terugreis is het Nederlandse kanonnenvoer bij de Oscars dit jaar. De Nederlandse Oscar Selectie Commissieselecteerde de film deze week als Nederlandse inzending voor de filmprijzen. Veel kans lijkt hij niet te maken. Niet omdat het een slechte film is. Twee bejaarden – één met alzheimer – rijden voor één laatste keer naar Spanje. Onderweg ondervinden ze de ongemakken van de moderne tijd: elektronische deuren in hotelkamers! Cliché, maar grappig en ontroerend; ik gaf vier ballen. Maar bij de Oscars is-ie kansloos, want elk land maakt dit soort films. Het is als GTST naar de Emmy’s sturen. Geen slechte soap, knap gedaan, maar bepaald geen cultuurschok in Amerika.
Was er een betere keus? Niet echt: Hardcore Never Dies, Melk, Laatste Ronde… geen van de kanshebbers scoorde op een buitenlands festival. Vos en Haas redden het bos zou misschien nog de beste keuze zijn. Mascha Halberstadts vorige animatiefilm Knor haalde tenminste de shortlist van Beste Animatiefilm. Maar realistisch gezien heeft Nederland nu gewoon geen kanshebbers.
Het was weleens anders. Aan het eind van de 20ste eeuw won Nederland drie Oscars in elf jaar, met De Aanslag (1986), Antonia (1996) en Karakter (1997). Maar Buitenlandse Film was indertijd een ondergeschoven categorie waarin meestal niet de beste, maar de meest toegankelijke film won. In 2006 ging het stemsysteem op de schop, sindsdien wonnen vaker grensverleggende films – en werd Nederland niet meer genomineerd.
Het speelt mee dat de concurrentie groeit. Grote filmlanden als Frankrijk en Italië hebben veel meer traditie, geld en contacten, en dus een betere lobby: bij de Oscars draait het om het beïnvloeden van ruim 9.000 filminsiders. Nu Amerika, mede dankzij streaming, Azië en Zuid-Amerika beter in zicht krijgt, behoren ook landen als Japan en Zuid-Korea elk jaar tot de favorieten, zeker na doorbraakjaar 2018, toen het Zuid-Koreaanse Parasite zowel de Oscar voor Beste Buitenlandse Film als Beste Film won.
Daar hebben ook andere landen last van. Frankrijk won wonderlijk genoeg nog langer dan Nederland géén Oscar voor buitenlandse film. Al werden Franse films veel vaker genomineerd en wonnen ze wél andere Oscars.
Misschien is het overmoed te verwachten dat het kleine Nederland in aanmerking komt voor Oscars. Maar het lukt andere kleine landen wél: Denemarken won de Oscar voor buitenlandse film twee keer in de afgelopen twintig jaar (Hævnen en Druk). Nu gaat dat ‘Denemarken is beter’ al heel ver terug. In het archief van NRCvond ik een artikel uit 1938 met die strekking: „Wij vragen ons toch af hoe het mogelijk is dat in een land als Denemarken vijf maatschappijen […] winst maken, en in 1937 dertien hoofdfilms produceerden.” Maar de boodschap blijft: dat succes kan je maken. Minder en riskantere projecten produceren: Nederland maakt relatief heel veel films. En meer geld in film steken: dan behoud je talenten als Halina Reijn, die met het Amerikaanse Babygirl misschien wél kans maakt op een Oscar. Al ligt dat minder voor de hand met de huidige regering.
Voorlopig is niet een Oscar, maar ‘Nederlandse inzending van de Oscar’ de hoogst mogelijke eer. Die heeft De Terugreis best verdiend.
Correctie: in een eerdere versie van dit artikel stond dat Fellini geen Oscar voor Beste Buitenlandse Film won, dat is onjuist.
De Witte Flits opent het Nederlands Film Festival dit jaar. Na een mentale lijdensweg van twintig jaar krijgt de 42-jarige Rick eindelijk toestemming voor euthanasie. In een hevig symbolische vertelling volgt de film zijn ouders Aagje en Toon. Nu Rick na al die jaren eindelijk ‘dood mag’ worden zij gevierendeeld door emoties. Acceptatie, verdriet, opluchting. En ook een beetje de vraag: als het er eenmaal op aankomt, dóét hij het dan wel? Of is het tóch een schreeuw om aandacht? Het is een uitstekende openingsfilm. Niet per se omdat het een goede film is – voor sommigen zal de film te traag, symbolisch of sturend zijn – maar omdat-ie doet wat een goede openingsfilm moét doen: een discussie teweeg brengen. Over symboliek in de film, en vooral over dat actuele onderwerp: euthanasie bij psychisch lijden.
2Dit is geen kerstfilm – Michael Middelkoop
Dit is natuurlijk wél een kerstfilm, een vrij typische zelfs. Een publieksfilm bestaande uit een los ensemble van dolende zielen die elk op een eigen manier ‘een lesje te leren’ hebben in de aanloop naar Kerst: we moeten áárdig tegen elkaar zijn. In dit geval draaien alle lessen om politieke correctheid. In het slagveld rond ‘wokeheid’ heeft iedereen zich ingegraven in het eigen gelijk. Nu begint dat te wankelen. Een theaterdocent wordt (terecht) beschuldigd van (mild) racisme. En een getemde familieman probeert zich onder de duim van zijn vrouw uit te wurmen door zich bij een groepje Andrew Tate-achtige ‘oermannen’ aan te sluiten. De grappen werken en ook de boodschap verrast: je dénkt dat je een bepaalde richting ingeduwd wordt, maar dat blijkt toch mee te vallen. In de woorden van NFF-directeur Ido Abram: „Woke is nog nooit zó politiek incorrect en pijnlijk geweest.” En Paul de Leeuw is in jaren niet zo grappig geweest.
3De toeslagenaffaire – Joram Lürsen
Er gaan steeds meer series in première op het Nederlands Film Festival. De interessantste daarvan is dit jaar De Toeslagenaffaire. Ouders Kysia en Rayan belanden met één brief van de Belastingdienst in een bureaucratische, financiële helput. Schulden nemen toe, advocaten kunnen niet helpen. Het drama volgt verschillende perspectieven: natuurlijk de gedupeerden, maar ook journalisten, een klokkenluider en een advocaat. Los van de filmische merites is de serie interessant als voorzichtig antwoord op de vraag: hoe verwerken Nederlandse makers het nationale (en voortdurende) trauma van de toeslagenaffaire via film? Bezoek in die context ook het uitstekende De jacht op Meral Ö, dat, hoewel het al draait sinds begin september, ook te zien is op het festival en meedingt naar een Gouden Kalf. Een Ken Loach-achtig sociaalrealistisch verhaal, verpakt in een sluipende thriller. Het laat je nog dagenlang geëmotioneerd achter.
4Like tears in rain – Sanna Fabery de Jonge
De impact die Rutger Hauer op de filmwereld had zit al in de titel van deze documentaire. Hij verwijst naar de monoloog uit Blade Runner waarmee Hauers androïde afscheid van het leven neemt. De laatste zinnen daarvan schreef Hauer zelf: „All those moments will be lost in time, like tears in rain. Time to die.” Volgens velen is het een van de mooiste doodsmonologen uit de filmgeschiedenis. De documentaire Like tears in rain belicht uiteraard die kant van zijn leven: zijn ‘impact’, talent, ervaringen, beelden achter de schermen. Maar toont óók wat we zelden zagen: zijn privéleven. Hauer filmde talloze homemovies. Het is vertederend en boeiend „nog nooit vertoond” archiefmateriaal van Hauer op een boot of Hauer met grote liefde Ineke ten Cate.
5NFFX030
Eigenlijk niet in één tipje te vatten. NFFx030 is ‘Utrechtse programma’ van NFF, dat de stad het festivalgevoel in hoopt te sleuren. Dat betekent: film-aangrenzende activiteiten in lokale cafés, nachtclubs, kerken, Utrecht Centraal, zelfs een oude windmolen. Dit is het tweede jaar. Vorig jaar viel het voor veel bezoekers tussen de kieren in de programmering. Daarom dit jaar een paar hoogtepunten. De Stadstrapbioscoop vertoont op 26 en 27 september korte films bij het Jaarbeursplein, met stadstrap als tribune. Kunstcollectief ZENITH mixt experimentele clubmuziek met visuele kunst in club Basis. De Nederlandse Oscarinzending De Terugreis (ook kanshebber voor de Gouden Kalf) wordt vertoond onder een driegangenmenu, met achteraf een Q&A met de makers. En NFF organiseert vier exposities over digitale cultuur.
6Queer Day
Dinsdag 24 september staat in teken van lhbti+-filmmakers: korte films, speelfilms, docu’s en vraaggesprekken. Heb je geen hele dag tijd? Het hoogtepunt is documentaire Nomade in niemandslaad over kunstenaar Felix de Rooy. Misschien juist interessant als je hem niet kent. Hij is ongebonden door medium, kunstvorm, zelfs kunst zelf. Hij acteerde (en deed art direction) voor Spike Lee. Hij maakte documentaires en cureerde de spraakmakende tentoonstelling Wit over Zwart in het Tropenmuseum. De documentaire van Hester Jonkhout volgt hem tijdens een herstelperiode van een herserninfarcte. Én in de aanloop daar zijn solotentoonstelling in het Stedelijk Museum: een erkenning die hem als queer Caribische kunstenaar jarenlang ontglipte.
7Storyspace
De directeur van het filmfestival van Venetië sprak dit jaar over het einde van vaste filmformats. De toekomst is (tenminste deels) aan series, maar ook aan VR, ‘immersieve kunst’, digitale cultuur. Je ziet het ook in de Nederlandse bioscopen. Onder de noemer Nu:Reality kan je in enkele Nederlandse bioscopen sinds kort ook VR-installaties zien. Het NFF doet met Storyspace ook mee. Filmkunst in de breedste zin van het woord, van VR tot games. Ook wordt het resultaat van de NFF ‘fellows’ gepresenteerd; digitale kunstenaars die onder de hoede van het NFF onderzoek doen naar nieuwe, digitale verteltechnieken.