Van romantisch licht naar een kerkhof in het heelal. Hoe kunstenaars naar de sterrenhemel kijken

In 1882 maakte de Franse schilder Étienne Trouvelot een intrigerende afbeelding van het noorderlicht, dat hij een paar jaar eerder gezien had in Canada. Het vreemde is: zijn chromolithografie (een afbeeldingstechniek) lijkt helemaal niet op de waaierende groen-rode gordijnen die op moderne foto’s en video’s van het natuurverschijnsel te zien zijn.

Trouvelots noorderlicht is een dubbele roze boog, met daarvoor uitwaaierende groenwitte stralen als spaken van een wiel tegen een donkere schijf. Het doet wat denken aan een verkeerd ingekleurde opkomende zon.

Kan het zijn dat Trouvelot een zeldzaam type noorderlicht zag, of zag hij het overweldigende natuurverschijnsel gewoon met andere, fantasievolle negentiende-eeuwse ogen, lang voordat de opkomende techniek van de fotografie in staat was om de flakkerende gordijnen vast te leggen?

De chromolithografie is onderdeel van de expositie Kosmos in Teylers Museum in Haarlem, over kunst met een relatie tot de sterren en het heelal, en dus over hoe wij mensen het heelal waarnemen. Vóór het ruimtevaarttijdperk gaat het dan, zoals bij Trouvelot, om romantische of wetenschappelijke verwondering over het heelal, een desolate, vreemde maar wonderschone plaats die de mens alleen van een afstand kan waarnemen. Maar de kunst wordt duisterder en verontruster als raketten ons erheen brengen, satellieten de ruimte bevolken voor soms sinistere doeleinden, en hemellichamen onderwerp worden van veroveringsdenken.

Dat Trouvelot (1829-1895) maar wat deed, lijkt uitgesloten. Hij was een naar de VS geëmigreerde Franse kunstenaar die gegrepen werd door de astronomische ontwikkelingen van zijn tijd. De directeur van het Harvard Observatory gaf hem toegang tot de telescopen, waarna hij meer dan 7000 tekeningen van sterren, nachthemels en hemelverschijnselen produceerde.

Etienne Trouvelot (1827-1895), Chromolithografie, uit ‘The Trouvelot Astronomical Drawings Manual’ (1882).
Collectie Teylers Museum

Hoewel hij veel kennis van zaken had, waren zijn afbeeldingen nooit helemaal realistisch: de nachtlandschappen met pastelkleuren en sneeuwdekens in maanlicht zijn vaak bijna sprookjesachtig. En op zijn schilderij van de meteorenregen boven de Mystic river vallen meer dan honderd vallende sterren tegelijk naar beneden (kleumende waarnemers van echte meteorenregens weten: je ziet er hooguit een paar per minuut.) Op Trouvelots afbeelding trekken de vallende sterren boogvormige paden, sommige zwabberen een beetje. Er is er zelfs eentje die plotseling haaks linksaf slaat. Hij moet wel geweten hebben dat dit natuurkundig onmogelijk is, maar koos impressionistisch voor deze zwierig dansende sterren in plaats van kaler realisme.

Aardse blik

Zo is de hele expositie gewijd aan onze aardse blik op het heelal, die immense maar voorzover we weten dode verzameling materie, straling en vooral ruimte.

Een mooi voorbeeld daarvan zijn de sterrenbeelden: groepjes sterren die alleen vanaf de aarde gezien bij elkaar staan, al hebben ze in werkelijkheid niets met elkaar te maken. Ze doen mensen denken aan dieren of goden, en werden bepalende personages voor oriëntatie, verhalen en voorspellingen.

De hedendaagse kunstenaar Vincent Verhoef schilderde de standen van de planeten op betekenisvolle dagen als 11 september 2001, de val van Constantinopel in 1453 en de moord op Julius Caesar op de Ides (15de) van Maart. Niet helemaal duidelijk is op welke manier Verhoef deze standen precies heeft willen afbeelden. Zien we de planeten aan de nachthemel staan? Dan staan ze steeds wel erg keurig op een rijtje; ze lijken daarmee een beetje op de ‘planetenparades’ die de afgelopen maanden op Instagram veelvuldig werden gedeeld, maar die niet in het echt te zien zijn. Of zien we ze van bovenaf, neerkijkend op het zonnestelsel. Maar waar is dan de zon?

Saskia Noor van Imhoff (1982), delen van de installatie Torpor, 2025.
Foto Teylers Museum

Mooi is de felle inkleuring in het werk van Verhoef van de komeet van Halley, die te zien was in het jaar 1066, toen de Normandiërs Engeland veroverden. Kometen waren voorspellers van onheil, en voor de Angelsaksische overwonnenen klopte dat ook. De overwinnaars lieten de onheilsster evengoed inborduren op het 70 meter lange tapijt van Bayeux, waarvan in Teylers een detail op een foto te zien is: de eerste afbeelding van de komeet. Verhoef gebruikte gewoon de sterrenkunde-app Stellarium.

Over de wrijving tussen de magische oerwetenschap astrologie – nog altijd leverancier van horoscooprubrieken – en de exacte astronomie, houden de bijschriften op de expositie zich op de vlakte. „De kunstwerken zijn er niet op uit om deze relatie te bewijzen of te ontkennen”, melden ze lafjes.

Een originelere mix tussen aardse obsessies en het levenloze heelal zijn de kaarten van dode sterren die kunstenares Katie Peterson maakte. Sterren die door hun voorraden brandstof heen raken, exploderen en blazen hun buitenste schillen de ruimte in als kiem voor nieuwe planetenstelsels. Wat overblijft is een doods nagloeiende ‘dode ster’. Toen Peterson haar kaart in 2009 maakte, waren er 27 duizend bekend, die ze uitzette als donkere stippen op een nog donkerder hemelkaart, alsof het om een hemels kerkhof ging. Nog vermenselijkender zijn haar stapels condoleancebrieven aan een hoogleraar astronomie, wanneer er weer eens een ster gestorven is: „Dear professor Ellis, I’m very sorry to inform you of the death of the star GRB 130127A.”

Hemelse partituur

Teylers, het eerste museum van Nederland, zou Teylers niet zijn als er niet ook fraai vormgegeven wetenschappelijke instrumenten te zien zouden zijn. In de vroege negentiende eeuw waren planetaria van hout en koper in de mode bij de kapitaalkrachtiger vooruitgangsliefhebber. In het midden de zon, waarom heen de planeten draaiden met hulp van tandwielen, met daaromheen weer maantjes. Zo konden gasten met eigen ogen zien hoe het zonnestelsel in elkaar zit, maar ook waarom de maan sikkelvormige schijngestalten heeft, hoe maans- en zonsverduisteringen werken, en waarom we seizoenen hebben.

Puur wetenschappelijk bedoeld zijn de waarnemingen van William Herschel (1738-1822), de Duits-Britse componist-astronoom die in 1781 voor het eerst sinds (letterlijk) mensenheugenis een nieuwe planeet ontdekte, Uranus. In de tentoongestelde boekwerken is te zien hoe hij ook gedetailleerde tekeningen maakte van sterrennevels, bekeken door een telescoop van eigen ontwerp (waarvan Teylers er ook een aankocht). Ook Herschel liet zich leiden door aardse associaties, in zijn geval muziek. De planeet Uranus ontdekte hij door de lichtpunten aan de hemel te lezen ‘als een partituur’, zoals blijkt uit de begeleidende uitgave van de expositie. De nieuwe planeet sprong eruit als onverwacht ingevoegde noot in een bekende melodie.

Ook valt daarin te lezen hoe de negentiende-eeuwse Belgische wetenschapper Joseph Plateau de vorming van het zonnestelsel in een schijf van heet gas en stof probeerde te simuleren met een mengsel van olie in water en alcohol, ver voor iedere supercomputersimulatie. Bij rondslingeren brak de olie op in kleine bolletjes die om hun as draaien als planeten.

De Ruimte wordt een nieuw wingewest

Marjolijn van Heemstra
schrijver en theatermaker

Naast gedichten is er ook een essay van schrijver en theatermaker Marjolijn van Heemstra, een van de drijvende krachten achter de tentoonstelling. Over de groeiende betekenis en aantasting van de ruimte schrijft ze: „De afgelopen decennia kreeg de aarde er sluipenderwijs een nieuw werelddeel bij.”

Terwijl lichtvervuiling het voor aardbewoners steeds moeilijker maakt om meer dan een handjevol sterren aan de avondhemel te zien, eigent de mensheid zich de sterrenhemel toe: heldere satellietstrepen mengen zich tussen de sterren, militarisering en commercialisering van de ruimte rukken op, en er zijn plannen voor mijnbouw op maan en planetoïden. „De Ruimte wordt een nieuw wingewest”, stelt Van Heemstra, zonder dat daar veel discussie over is, onder andere omdat het allemaal zo technisch klinkt.

Trevor Paglen (1974), Prototype for a Nonfunctional Satellite (Design 4: Built 4), 2013
Foto Mike Bink

Grimmiger

Ook de expositie wordt op dat punt wat grimmiger. Op 3 december 2018 lanceerde kunstenaar en winnaar van de Erasmusprijs Trevor Paglen zijn ‘Orbital Reflector’, een opblaasbare reflecterende ballon van 30 meter lang, die een paar maanden als ster te zien zou zijn aan de nachthemel. Het object riep discussie op vanwege deze bezoedeling van de nachthemel. „Waarom maken we ons kwaad over een sculptuur in de ruimte, maar niet over apparatuur om kernraketten te richten, of voor massasurveillance, of satellieten met nucleaire motoren die naar aarde kunnen terugvallen en overal radioactief afval kunnen verspreiden”, zei Paglen daarover in een interview in 2018 (nog voordat duizenden Starlink-satellieten elke avond aan de hemel te zien zouden zijn).

Overigens kwam het nooit zo ver: het contact met het ruimtekunstwerk ging per ongeluk verloren. In Teylers hangt nu Paglens opvolger met de naam Nonfunctional Satellite, een bolvormige zilverkleurige ballon die voorlopig alleen van museum naar museum reist. Ondanks zijn naam lijkt hij als twee druppels water op een van de eerste functionele satellieten, NASA’s Project Echo, een mylar bol van 30 meter doorsnee die in 1960 voor het eerst werd gelanceerd om radiosignalen door te kaatsen.

Rondweg duister zijn Paglens Unknowns: foto’s van geheime satellieten waar niemand toelichting op wil geven: het kunnen afgedankte rakettrappen zijn, maar ook militaire en spionagesatellieten. Paglen fotografeert ze vanuit donkere woestijnen als ijle witte strepen tegen kolkende zwart-witte sternevels, die in niets doen denken aan de snoepkleurige eye-candy die de Hubble-telescoop ons levert.

De dreiging komt zelfs naar de aarde in het kunstwerk Refugee Astronaut VIII van de Brits-Nigeriaanse kunstenaar Yinka Shonibare, waarmee de expositie opent. De Astronaut in een kleurig ruimtepak met Afrikaanse patronen zeult met zijn spulletjes rond, op zijn schouder een ‘mission patch’ met Leonardo da Vinci’s Vitruvische man, over zijn hoofd een donkere glazen astronautenhelm. Dat is tegen het post-apocalyptische stof, blijkt uit zijn dagboek, opgetekend door Marjolijn van Heemstra: „Dag 1546. Weinig kilometers afgelegd. De weg is te stoffig, het zicht te slecht. Ik wist niet dat het stof zo alomtegenwoordig kon zijn…kurkdroge resten van wat ooit een bodem was.” In plaats van een onverschrokken kolonisator van de final frontier is deze astronaut een zwervende klimaatvluchteling.

Kosmos biedt een mooi, tot denken aanzettend overzicht van manieren waarop de mens het heelal kan zien, van beeldschoon tot dreigend en duister. Opvallend afwezige is daarbij de zoektocht naar – of zelfs maar speculatie over – buitenaards leven in het heelal. In Teylers is het heelal doods maar levendig, kunstig maar realistisch.

Dat geldt ook voor Trouvelots noorderlicht: een online zoektocht laat zien dat er wel degelijk ‘waaiervormige’ poollichten zijn gezien, onder andere vastgelegd op Japanse afbeeldingen uit 1958. En ook onder de duizenden online noorderlichtfoto’s zijn, als je goed zoekt, her en daar poollichten te zien die ook als spaken uitwaaieren. Ook al veroorloofde Trouvelot zich vrijheden, hij beeldde af wat hij zag.