‘Theater verzamelen en archiveren kan eigenlijk niet”, zegt collectiebeheerder Hans van Keulen van het Allard Pierson in Amsterdam. „En toch doen we het, sterker: we bezitten tienduizenden en meer objecten, van programmaboekjes tot maskers, van maquettes, toneel- en balletkostuums, miniatuurtheaters, handgeschreven brieven van spelers, regieboeken, geluidsopnamen, poppen, videobeelden.” Het totale aantal nadert de half miljoen.
Podiumkunsten zijn de vluchtigste van alle kunsten, is een veel gehoord argument dat het verzamelen in de weg zit; toneelspelen is als spelen met rook, ook zo’n opmerking; na de voorstelling is alles weg. Het archiveren van theater is het bewaren van het niet-tastbare.
Honderd jaar geleden dacht een aantal mannen uit de gegoede burgerij daar anders over. In een vergadering van het Nederlandsch Toneelverbond besloten zij tot oprichting van een Tooneelmuseum als „een plaats waar de geschiedenis van het theater bewaard kon blijven”. Enkele prominente leden en toneelliefhebbers verzamelden zelf volop programma’s, affiches, boeken en curiosa. Men ging voortvarend te werk en met de opening van een expositie over de legendarische acteur Louis Bouwmeester (1842-1925) in een van de kunstzalen van een pand aan het Singel in Amsterdam was het museum een feit: dat was 28 februari 1925, vrijdag honderd jaar geleden.
Ter gelegenheid hiervan verschijnt het boek Theater verzamelen. (On)grijpaar erfgoed, waarvan Van Keulen samensteller is. Met een symposium over collectiebeheer en nieuwe inzichten over het verzamelen, bijvoorbeeld met meer nadruk op inclusiviteit en diversiteit, en een voorstelling van Collectief Blauwdruk over zin en onzin van het verzamelen wordt het jubileum gevierd. Onderwerpen als hoe kun je een lichtplan archiveren en moet je wel of juist geen WhatsApp-berichten van acteurs en regisseurs verzamelen komen eveneens ter sprake. Ook stelt het Allard Pierson het beroemde achttiende-eeuwse kamertoneel van Baron van Slingelandt een jaar lang tentoon, een magisch huiskamertheater met schitterend perspectief dat door de baron werd getoond in zijn huis aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal. Met beweegbare coulissen toverde men in deze verkleinde schouwburg parken, hofgalerijen, golvende zeeën en zelfs de uitbarsting van de Vesuvius tevoorschijn. Kaarslicht verbeeldde de brandende gloed van de vulkaan.

Witte mannen
„Het waren destijds witte mannen die de collectie samenstelden”, vult Van Keulen aan terwijl we in het museum naar het huiskamertheater kijken. „Alleen het ernstige genre kwam in aanmerking om verzameld en bewaard te worden; cabaret, komediespel en amusement waren uit den boze, dans was helemaal taboe, circus telde niet mee, musical bestond niet.”
Voor de tijd van nu is dat veel te beperkt, het theater van kleur is pas in een later stadium verzameld met onder meer de archieven van de uit New York afkomstige Afro-Amerikaanse regisseur Rufus Collins (1935-1996), die in Nederland zijn eigen multiculturele gezelschap opzette, De Nieuw Amsterdam. Collins vroeg zich af: „Wat is dat eigenlijk, een zwarte speler?” Hij concludeerde dat een „zwarte speler alleen zwart is als hij voor een wit publiek speelt”.
De enorme collectie ligt opgeslagen in depot in Amsterdam-Zuidoost. De ‘bunker’ is als een duizelingwekkende schatkist
Sinds de oprichting leidde het Tooneelmuseum een zwervend bestaan, onder telkens een andere naam. Eerst Tooneelmuseum, toen Nederlands Theater Instituut, vervolgens Theater Instituut Nederland, Theater in Nederland en nu Theatercollectie Allard Pierson, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam sinds 2013. Het museum aan de Oude Turfmarkt ontfermt zich er weliswaar over, maar de collectie krijgt geen permanente expositie. Bovendien zou dat niet eens kunnen met die overstelpende hoeveelheid. Het ligt opgeslagen in depot, een ‘bunker’, in Amsterdam-Zuidoost en is alleen op afspraak te raadplegen. Die bunker is als een duizelingwekkende schatkist, als je hier zou mogen ronddwalen ervaar je hoe de podiumkunsten van vroeger voortleven in die stormvloed van voorwerpen.

Kniertje
Gelukkig is er nu het boek dat een keuze van 105 objecten behelst in full colour afgebeeld, voorzien van een korte beschrijving. Het felrealistische theater vond zijn hoogtepunt in Op hoop van zegen (1900) van Herman Heijermans. De beroemdste zin hieruit door Kniertje, meer dan achthonderd keer vertolkt door Esther de Boer-van Rijk, kent iedereen: „De vis wordt duur betaald.” In de collectie bevinden zich foto’s van het decor en van het affiche, met daarop Kniertje met haar pannetje eten terwijl op de inktzwarte achtergrond een vissersschip op volle zee vergaat.
Deze bewaarplaats van het theater van vroeger behoort tot de grootste van West-Europa en kan wedijveren met de archieven van de Royal Shakespeare Company of de Comédie Française. De collectie omvat klein en groot en gaat van de vroege zeventiende eeuw tot het begin van de eenentwintigste.
Neem zoiets minimaals als de bierviltjes waarop Ramses Shaffy in de jaren zestig poëtische teksten schreef, als: „Hoe krijg ik dit leven voor elkaar/ er is geen antwoord op” en „Ik ben altijd zo schroomvallig/ en jij aan het eind/ weet het/ dan glimlachen we tegen elkaar.” Of de trommel, belletjes en andere accessoires van het typetje Nikkelen Nelis (1963). Cabaretier Wim Sonneveld trad ermee op als een eenmansorkest, zingend „Ze kon het lonken niet laten…”
Met al die afbeeldingen maken we een tijdreis. Opvallend daarbij is de veelheid aan genres die allemaal naast elkaar bestonden. Klassieke dans naast moderne dans, tragedie naast komedie, cabaret evengoed als operette en variété. Het Nederlandse theater is altijd divers geweest, mede door het ontbreken van een heersende hofcultuur konden vele stijlen opbloeien. Ook vonden in de toneelhistorie tal van cruciale gebeurtenissen plaats, zoals Aktie Tomaat die het ouderwetse toneelbestel eind jaren zestig wegvaagde of het Festival of Fools uit de jaren zeventig, dat eerst de kleine theaters in de Amsterdamse binnenstad veroverde en vervolgens groots opgezette theaterfestivals bracht. Dit festival markeert het begin van Oerol en de Parade.
Het Nederlandse theater was internationaal georiënteerd, dat blijkt uit bijvoorbeeld de eerste uitvoering hier van Who’s Afraid of Virginia Woolf? van Edward Albee op 7 maart 1964 door de Nederlandse Comedie, betrekkelijk kort na de première in New York. Ank van der Moer en Han Bentz van den Berg vertolkten de legendarische Martha en George. Die internationale belangstelling uit zich ook in het aanbod in Nederland van de nieuwste stukken uit Duitsland, Frankrijk en Engeland.
Elk genre is present: opera, toneel, cabaret, dans, mime. Als we beseffen dat er zo’n 1.500 premières per jaar zijn, dan blijft de collectie eindeloos doorgroeien. Niet alleen voor belangstellenden, ook voor theatermakers, onderzoekers en regisseurs is het archief van betekenis. Het museum zelf put eruit voor tijdelijke tentoonstellingen. Dat is juist de bedoeling: een archief is het „fundament van de toneeltoekomst”, zoals regisseur Hans Croiset het eens noemde.
De Meeuw
Het uit Alkmaar afkomstige Collectief Blauwdruk neemt die uitspraak ter harte. De drie makers (Tijn Panis, Romijn Scholten en Bram Walter) staan erom bekend dat zij regelmatig het archief raadplegen om inspiratie op te doen. Nu brengen zij in het Universiteitstheater ter ere van de feestelijkheid een versie van Tsjechovs De Meeuw. Het drietal van Blauwdruk repeteert in het theater aan de Doelenstraat en geeft eensgezind antwoord op enkele vragen over de betekenis van een toneelarchief: „De Theatercollectie in Zuidoost is beslist indrukwekkend, maar de beleving van het acteren of het bijwonen van een échte voorstelling proef je er niet. Het is museum en archief tegelijkertijd, eigenlijk zou een stad als Amsterdam een heus theatermuseum moeten hebben.”
Voor wie bewaar je dit alles, vragen ze zich hardop af. Zelf geven ze het antwoord, met hun De Meeuw: „Wij staan als makers op de schouders van bijvoorbeeld Tsjechov. Onze voorstelling speelt zich af op Mars, de aarde is vernietigd. Op Mars spelen wij de allereerste repertoirevoorstelling. Daar creëren we de nieuwe toneelgeschiedenis. Elke voorstelling is voor ons altijd een balans tussen vroeger en nu. Dankzij het verleden kunnen we theater maken voor het heden. We putten uit de collectie en herschrijven die naar 2125, tweehonderd jaar na dato van het begin van de verzameling.”

Jurk
Gerda Havertong
In 1984 droeg de Surinaamse actrice Gerda Havertong een lichtgele jurk met daarop tal van zwarte maskers genaaid, naar een ontwerp van Judith van Praag. De maskers waren een statement van regisseur Rufus Collins: met lichte randen om de ogen en felrode lippen voldeden zij aan het witte cliché van de zwarte mens. Collins was een van de eersten die theater maakten vanuit een ander perspectief en hij was daarin zeer overtuigend en succesvol: hij bewees dat er plek was voor een nieuwe, inclusieve vorm van theater.

Foto
Fien de la Mar
Al verzamelden de serieuze heren van het Toneelverbond geen cabaret, want dat was niet verheffend, het genre bloeide enorm. Fien de la Mar was een van de eerste grote cabaretières, toneelsterren en chanteuses van ons land. Bovendien geldt ze als de eerste Nederlandse filmster, ze was een natuurtalent met een sexy uitstraling voor wie iedereen viel. Op deze foto uit 1919 zien we haar samen met Margje Morris (links) in een cabaretscène onder leiding van impresario Max van Gelder, die de avond als naam gaf Intieme Kunst. Een van de nummers is He, she and the piano. Fien de la Mar trad veelvuldig op in het Centraal Theater aan de Amstelstraat, waar destijds tal van theaters, cabaret- en variétézalen waren gevestigd.

Affiche
Sarah Bernhardt
Het beroemdste theateraffiche aller tijden dat een cruciaal moment in de toneelgeschiedenis uitdrukt, is van de hand van de Tsjechische kunstenaar Alphonse Mucha, uit 1899: we zien actrice Sarah Bernhardt in de rol van Hamlet uit de gelijknamige tragedie van Shakespeare over een jonge Deense prins die wraak neemt op de moord op zijn vader. Zij staat, als vrouw in een zwart mannenkostuum, omringd door het weelderige lijnenspel van de art noveau, uitgedost met zwaard, dolk en ze kijkt melancholiek-peinzend voor zich uit. Het kon dus, vrouwen als mannelijk personage.
