Van ingetogen verdriet tot totale wanhoop: in de climax van een barokopera klinkt er een lamento

Bloed kleeft aan de dolk, schaduwen fluisteren van verraad en een gebroken hart zinkt weg in wanhoop. Dan is het moment daar: het hoofdpersonage van de opera heft ten einde raad een hartverscheurend lamento aan. In een lang uitgesponnen klaagzang smeekt ze om de dood, terwijl de begeleidende muziek onverbiddelijk voortschrijdt richting de onderwereld. In het zeventiende-eeuwse Italië, de bakermat van de opera, smulde men van deze dramatische scènes met muziek die met elke noot dieper door je ziel snijdt.

Waar komt het vandaan?

De oude Grieken en Romeinen waren al fan van de lamentatiescène: in hun theatertraditie was deze intens emotionele monoloog het hoogtepunt in het drama, voorafgaand aan de ontknoping. De teksten gaan vaak over tragische toestanden, zoals een onbeantwoorde liefde of overleden geliefde, of nog erger: bedrogen worden door je minnaar. Toen men rond 1600 in Italië het nieuwe genre opera ijkte op het antieke drama, voelden librettisten en componisten zich enorm aangetrokken door de expressieve mogelijkheden van de lamentatiescène. In een tijd dat opera’s nog vooral bestonden uit vertellende recitatieven bood het lamento een moment waarin de emoties vrij konden stromen.

Hoe klinkt het?

Lamenti hebben een gedragen tempo, iets langzamer dan je hartslag, en de zanglijn wordt doorgaans alleen begeleid door strijkers en luit. Halverwege de zeventiende eeuw ontstond er een trend die de barokopera en muziekgeschiedenis blijvend zou beïnvloeden: de lamento-bas, een stapsgewijs dalende baslijn van vier noten die zich eindeloos herhaalt. Dalende lijnen waren al veel langer een teken van treurnis, maar in de barokke lamenti werd zo’n baslijntje op een zeker moment een vast ingrediënt.

De vocale lijn is aan die baslijn vastgeketend, maar op sommige noten blijft de zangeres wat langer hangen, alsof ze tegenstribbelt op dit pad richting het onvermijdelijke einde. Deze methode heeft intens schrijnende maar o zo mooie samenklanken als resultaat. Op een gegeven moment kwam er de lamento-bas 2.0, die nam nog kleinere stapjes voor een nog schrijnender effect. Het beroemdste voorbeeld daarvan werd geleverd door een Engelsman: ‘Dido’s Lament’ uit Purcells opera Dido and Aeneas.

Zo’n lamento-bas hoor je later ook op een boel andere plekken. In Bachs Hohe Messe, als het koor zingt over Christus aan het kruis. In de vijfde Harry Potter-film, als Perkamentus sterft. Als je ’m eenmaal herkent, hoor je dat baslijntje overal: in Ray Charles’ ‘Hit The Road Jack’, jazzstandard ‘My Funny Valentine’ of ‘While My Guitar Gently Weeps’ van The Beatles en tig andere nummers.

Wie moet ik luisteren?

Een verhaal over lamenti kan niet zonder Monteverdi. Zijn ‘Lamento d’Arianna’ (1608) was een bron van inspiratie voor talloze componisten in de zeventiende eeuw, en met zijn ‘Lamento della Ninfa’ zette hij de lamento-bas-trend in gang. Hij schreef ook een prachtig lamento voor een mannelijk personage: ‘Tu se’ morta’. Daarin reageert de mythische zanger Orfeo op het nieuws dat zijn vrouw Euridice is overleden aan een slangenbeet.

Ook Monteverdi’s leerling Francesco Cavalli is onmisbaar. Hij ging in zijn 27 overgeleverde opera’s helemaal los met lamenti. In een opera stopte hij er soms wel vier. Absoluut kippenvelwaardig is zijn ‘Lamento d’Ecuba’ uit Didone, waarin de Trojaanse koningin Hecuba rouwt om haar ballingschap, kwaadaardige vorsten, en het verlies van man en kinderen: „Bevende geest, klaaglijk en zwak, verlaat mij onmiddellijk. Laat mijn ziel heengaan naar de duistere Erebos, die er hongerig op wacht.”