Van Hove giet muziek van PJ Harvey in allegorische levensreis

In zekere zin is I Want Absolute Beauty een soort debuut voor Ivo van Hove, dat is te horen in een audio-inleiding voor zijn nieuwe voorstelling. Met deze multidisciplinaire muziektheaterproductie opende de regisseur afgelopen vrijdag de Ruhrtriennale, het Duitse theaterfestival waar hij in de periode 2024-2026 als intendant is aangesteld. De première valt in de week dat er in NRC een artikel verscheen over het grensoverschrijdend gedrag binnen ITA en Toneelgroep Amsterdam, in de periode dat Van Hove er de artistieke leiding voerde.

I Want Absolute Beauty is geen doorsnee theatervoorstelling, vandaar dat Van Hove het als een debuut ervaart. Er komt in de productie namelijk geen woord gesproken tekst voor. I Want Absolute Beauty bestaat uitsluitend uit songs van de Britse singer-songwriter PJ Harvey, 26 in totaal, live begeleid door een vierkoppige band. Je zou het een concert kunnen noemen. „Voor mij is het een compleet nieuwe manier om een verhaal te vertellen,” zegt Van Hove erover.

Over de hele breedte van de Bochumse Jahrhunderthalle is een scherm gespannen, waarop (deels live geschoten) videobeelden worden geprojecteerd, wat maakt dat de voorstelling misschien nog het meeste wegheeft van een avondvullende, live tot stand komende videoclip.

Het is niet Harvey zelf, die de nummers vertolkt, maar de Duitse actrice Sandra Hüller, bekend van haar hoofdrol in films als The Zone of Interest. Hoewel ze geen zangachtergrond heeft, houdt de actrice zich zangtechnisch indrukwekkend staande tijdens deze anderhalf uur durende krachttoer, waarin Van Hove haar (en het publiek) niet of nauwelijks tijd geeft om tussen de nummers door op adem te komen.

Hüller begeeft zich hoorbaar op de grenzen van haar stembereik. Het maakt dat je haar optreden zowel geïmponeerd als lichtelijk huiverig tot je neemt. Haar podiumaanwezigheid is tegelijkertijd machtig en kwetsbaar.

Hüller deelt de speelvloer met een groep dansers van het Ballet National de Marseille, in een choreografie van het Franse choreografentrio (La)Horde. De drie citeren opvallend uit hun vorige productie Age of content, die eerder dit jaar het Amsterdamse festival Julidans opende. Zo valt de lege, kunstmatige grijns te herkennen, en komt ook hier een passage voor waarin de dansers hun vingers bij elkaar in de mondhoeken haken, alsof die mond een handgreep is – een sterk en akelig beeld, dat het op die manier vastgepakte lichaam tot een gebruiksvoorwerp reduceert.

Hoe maak je een samenhangende voorstelling van een verzameling liedjes? Die vraag moet Van Hove zichzelf ook gesteld hebben, want als er één ding is wat PJ Harvey kenmerkt, zo benadrukt hij in het programmaboekje van de voorstelling, dan is het de manier waarop ze zichzelf telkens opnieuw lijkt uit te vinden, en dus, in zekere zin, juist het gebrék aan een rode draad in haar oeuvre. Precies dat, hoe iemand zichzelf opnieuw uitvindt, maakte Van Hove tot onderwerp van zijn voorstelling.

Daartoe bracht hij Harveys nummers onder in vier bedrijven. Daar waar de songteksten zich weerbarstig tonen en zich niet helemaal naar deze mal lijken te willen voegen, houdt de beeldtaal de boel bij elkaar. Zo ontstaat, hier en daar wat krampachtig, het verhaal van (1) de adolescente, een buitenbeentje dat niet kan wachten het verstikkende, dorpse nest te verlaten en het gevaar op te zoeken; (2) de jong-volwassene die, naar de grote stad getogen, dat gevaar ondergaat, geweld en (betaalde) seks incluis; (3) de volwassene die zichzelf, na traumatiserende tegenslagen, weer opnieuw uitvindt, de spreekwoordelijke feniks die uit de eigen as herrijst, en (4) degene die weer terugkeert naar de bron, naar huis, en die de ooit vertrouwde omgeving na al die omzwervingen nu met een wijzere, mildere blik tot zich neemt. Het klassieke Siddharta-verhaal, zeg maar. De allegorische levensreis van de mens, ondergebracht in liedjes van PJ Harvey.

Zo tweeledig als Hüllers aanwezigheid is – kwetsbaar én krachtig, speelbal én almachtige – zo is ook Van Hoves regiestijl een combinatie van twee uitersten. I Want Absolute Beauty toont enerzijds een tegen taboes aanschurend, kil, pornografisch, van emotie ontdaan universum. Zo zien we een jonge vrouw die keer op keer door een groep mannen tegen de grond gesmeten wordt. Mannenhanden in het kruis van Hüller.

Anderzijds is zijn enscenering onbeschaamd sentimenteel. Hoogtepunt (of dieptepunt, zo u wilt) van de tweede categorie is het moment waarop op het projectiescherm (‘Oh grandmother / How I miss you!’, zingt Hüller) levensgroot het gezicht van actrice Isabelle Huppert verschijnt, met volle macht grootmoederlijk glimlachend. Als Hüller vervolgens ook nog met gestrekte armen naar dat scherm begint te springen in een poging deze ‘grootmoeder’ aan te raken, is het moeilijk het gezicht in de plooi te houden. Ook het slot van de voorstelling, waarin een bloedernstige apotheose beoogd wordt (‘Take life as it comes’, zo schalt het uit de luidsprekers), druipt van de pathos.

In het theateruniversum van Van Hove lijkt ware emotie iets waar vooralsnog alleen naar gereikt kan worden. Door te shockeren of kunstmatig aan te dikken. Zou het oeuvre van de regisseur zich voegen naar het handelingsverloop dat hij zijn vrouwelijke hoofdpersonage oplegt, dan zou je vermoeden dat we nog twee bedrijven hebben te gaan.