N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Aanvullend onderwijs Het beeld van het rijkeluiskind dat met dure bijles bijdraagt aan de kansenkloof, klopt niet. En leidt af van zaken die de kansenongelijkheid wél vergroten, betoogt Kim Fairley.
Terecht is er veel aandacht voor kansenongelijkheid in Nederland. Het feit dat levens zo bepaald worden door de plek waar je wieg staat is enerzijds niet heel verrassend, maar toch teleurstellend. Je zou op zijn minst mogen verwachten dat het grote niveauverschil tussen kinderen uit verschillende sociale milieus, enigszins door school gecorrigeerd wordt. In plaats daarvan nemen niveauverschillen niet af, maar zelfs lichtjes toe over de leerjaren.
Volgens minister Dennis Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs, VVD) zijn private bedrijven die huiswerkbegeleiding, bijles en/of toetstraining aanbieden, medeverantwoordelijk voor die groeiende kansenkloof in het onderwijs. Hij maakt zich namens vele Kamerleden kwaad over het aanvullende onderwijs waar rijke ouders grif geld aan zouden uitgeven. Het klopt dat de markt voor aanvullend onderwijs in de lift zit: de totale jaarlijkse uitgaven op deze markt zijn gestegen van 26 miljoen euro in 1995, naar 284 miljoen in 2018. Daarmee weten we echter niets over de leerling die bijles krijgt. Is dat inderdaad exclusief een rijkeluiskind?
Basisschoolouders
Samen met Ron Diris onderzoek ik aanvullend onderwijs in het basisonderwijs. Concrete cijfers over de wijze waarop aanvullend onderwijs wordt ingezet in het Nederlandse primaire onderwijs, waren niet voorhanden. Juist omdat leerlingen in Nederland al aan het eind van de basisschool worden geselecteerd op leerniveau, is het van belang te weten hoeveel basisschoolouders aanvullend onderwijs – zoals bijles, huiswerkbegeleiding en toetstraining – inzetten en wie deze ouders zijn.
Middels een survey, uitgezet onder een representatieve groep Nederlandse ouders met tenminste één kind in de basisschoolleeftijd, vroegen we naar het gebruik van aanvullend onderwijs. En zo ja, welke specifieke vorm, door wie gegeven, met welke intensiteit en of het een (on)betaalde variant was. Op basis van de antwoorden van 3.429 ouders, over in totaal 4.695 kinderen, kregen we een goed beeld van de inzet van bijles in het basisonderwijs. Tevens beschikten we over een uitgebreide set aan achtergrondkenmerken, waaronder opleidings- en inkomensniveau van de ouders, die ons in staat stelden te kijken naar de relatie tussen de sociaal-economische achtergrond van de ouders en inzet van bijles.
Betaald online lespakket
Zo’n 25 procent van alle leerlingen in het basisonderwijs volgt aanvullend onderwijs, blijkt uit ons onderzoek. Dit aantal is verrassend stabiel over de leerjaren, oftewel: er is nauwelijks verschil tussen deelname aan aanvullend onderwijs in groep 3 versus groep 8. Kinderen van zowel laag- als hoogopgeleide ouders volgen even vaak aanvullend onderwijs.
Het verschil zit met name in de vorm waar ouders voor kiezen. Lager opgeleide ouders laten hun kind(eren) aanvullend onderwijs gratis via school volgen, terwijl hoger opgeleide ouders eerder een betaald online lespakket kopen. Wanneer ouders een betaalde variant inzetten, zijn de kosten gemiddeld zo’n 50 euro per maand. Niet te betalen voor een bijstandsouder, maar niet onhaalbaar voor een groot deel van onze samenleving.
Ik hoor u denken. Misschien is een betaalde variant wel veel beter dan een niet-betaalde variant en lopen laagopgeleide ouders hier de boot mis? Onze eerste voorlopige bevindingen wijzen hier echter totaal niet op. Sowieso weten we op basis van internationale literatuur dat een kind niet ineens beter gaat presteren op school na een luttele wekelijkse bijles.
Lees ook: ‘Schaduwonderwijs’ is een forse groeimarkt geworden
Bovendien vinden we geen verschil in effectiviteit na een uurtje betaald online bijspijkeren versus een gratis bijspijkersessie op school. Onze voorlopige conclusie is dan ook dat aanvullend onderwijs geen factor is voor het verklaren van kansenongelijkheid in het basisonderwijs.
Er is een verhaal ontstaan waarin we met een belerende vinger kunnen wijzen naar de bijlesindustrie en het zogenaamde rijkeluiskind dat oneindige dure aanvullende uren onderwijs geniet en daarmee een goede Cito-score inkoopt. Als het waar was, dan konden we dit aan banden leggen of bijlessen beschikbaar maken voor kwetsbare kinderen. Maar het is niet waar en het leidt ontzettend af van de echte problematiek in het Nederlandse onderwijsstelsel.
Gigantische achterstanden
Aantoonbare factoren die kansenongelijkheid wél in de hand werken zijn de gigantische achterstanden waarmee kinderen beginnen aan de basisschool en die deels verholpen kunnen worden door betere voorschoolse voorzieningen. Of dat buurtsegregatie leidt tot schoolsegregatie, waarbij scholen met relatief veel kinderen met een lage sociaal-economische achtergrond enorm verschralen omdat de lerarenkwaliteit op deze scholen achteruitholt en het lerarentekort er nijpender is. Dit is een zeer hardnekkig probleem, met niet direct een eenduidige oplossing. En toch is het deze problematiek waar we het over moeten hebben in de strijd tegen de kansenkloof. Laten we in ieder geval ophouden om het zogenaamde rijkeluiskind dat bijles volgt, erbij te halen.