N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het Lido Yehuda, een uit de jaren dertig daterend restaurant in art deco-stijl, bij de grens met Jordanië, was bij velen geliefd. Vanaf het terras liep je zo het lauwe, zoute water van de Dode Zee in. Delen van het gebouw staan er nog, maar het complex is jaren geleden verlaten en in een troosteloze ruïne vol graffiti veranderd. En de Dode Zee? Die is hier allang niet meer. Door een gat in de muur is aan de horizon, bijna twee kilometer verderop, nog net een streepje water te zien.
„Ik herinner me dat we als kind hier kwamen”, zegt de 54-jarige Bassam Almohor, die onder meer werkt voor de milieuorganisatie EcoPeace, waarin Israël, Palestina en Jordanië samenwerken. „Het water kwam toen nog tot vlak bij het Lido.” Inmiddels zakt het peil van de Dode Zee in hoog tempo, met vaak wel een meter per jaar.
Dat heeft ook vervelende consequenties voor de onmiddellijke omgeving van de Dode Zee. Daar is het op veel plaatsen te gevaarlijk geworden om nog langs droog gevallen delen van de kust te lopen of te rijden, omdat het zout in holtes oplost als er regenwater binnensijpelt. Daardoor kunnen zogeheten sink holes ontstaan: metersdiepe gaten die plotseling ontstaan en stukken weg, gebouwen en auto’s kunnen opslokken. Een eind verderop, ter hoogte van Ein Gedi, is te zien dat de weg moest worden omgeleid nadat een deel ervan was ingezakt.
Dat de Dode Zee zich zo snel terugtrekt, heeft alles te maken met de rivier de Jordaan, die vroeger garant stond voor een stevige aanvoer van nieuw water. Maar ook de Jordaan, die hoog in Libanon op de berg Hermon ontspringt, is geen schaduw meer van de rivier uit Bijbelse tijden, toen Jezus zich er volgens de overlevering in liet dopen.
De pelgrims moeten flink door hun knieën om kopje onder te gaan, want de Jordaan is nu een modderige beek
Van een ecosysteem vol wetlands is allang geen sprake meer. Weg zijn alle stroomversnellingen. De hoeveelheid water die nog door de ernstig vervuilde rivier loopt is minder dan een tiende van wat het vroeger was. Al tien jaar geleden verklaarde Gidon Bromberg, de directeur van de Israëlische tak van EcoPeace, dat „de tragedie is dat de Jordaan vandaag de dag nog geen loopwiel voor muizen in beweging brengt.”
De achteruitgang van de Jordaan, licht Bromberg nu telefonisch toe vanuit Tel Aviv, is vooral aan kortzichtig beleid van de landen langs de rivier te wijten. „Ze zagen het als een zero-sum game. Ook Israël probeerde te pakken wat het kon pakken. In de woestijn was het bezit van water macht. En wat jij had, had je vijand niet.”
Nergens is de achteruitgang beter te zien dan bij Qasr el Yahud, een kilometer of tien stroomopwaarts van de Dode Zee, waar elk jaar duizenden christenen komen om zich à la Jezus te laten dopen. Ook deze ochtend staan er weer tientallen bussen op de gloeiend hete parkeerplaats. Een grote groep Armeense christenen maakt zich op om een in vol ornaat en met een groot kruis getooide priester te volgen, het water in. Een groepje Amerikanen is net klaar. „Dit is waar ik altijd van droomde”, zegt Julee Higgins (50), nog nadruipend en half in trance.
De pelgrims moeten evenwel flink door hun knieën zakken om kopje onder te gaan, want van de Jordaan is weinig meer over dan een vieze bruine, modderige beek van amper zes meter breed, met slechts een heel zwakke stroming. Aan de andere kant, waar Jordanië begint, ondergaan opgewonden gelovigen hetzelfde ritueel. Aan weerszijden van de grens houden Israëlische en Jordaanse militairen een oogje in het zeil.
Bovenstroom
Dat de Jordaan zoveel minder water heeft dan vroeger komt niet alleen door Israël maar ook doordat Syrië en Jordanië, landen met waterproblemen, de bovenstroom van de Jordaan flink aftappen. Syrië alleen al heeft de afgelopen zestig jaar veertig dammen gebouwd. In navolging van Syrië legde Jordanië – een van de waterarmste landen ter wereld – een kanaal aan om water uit de Yarmouk, de belangrijkste zijrivier van de Jordaan, naar elders te leiden. Het heeft de laatste jaren bovendien veel extra water nodig om de honderdduizenden Syrische vluchtelingen van water te voorzien.
Israël op zijn beurt bouwde in de jaren zestig een dam waarmee een deel van het water van het meer van Galilea voor irrigatiedoeleinden werd weggeleid. Zoals op tal van andere gebieden trokken de Palestijnen, nog altijd de grootste bevolkingsgroep op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever, ook bij de verdeling van het Jordaanwater aan het kortste eind. In de praktijk bemachtigde Israël iets minder dan de helft, terwijl Jordanië en Syrië bij elkaar ook met ongeveer de helft van het water van de Jordaan aan de haal gingen.
Van de Israëliërs mogen Palestijnen tegenwoordig alleen bij Qasr el Yahud nog bij de rivier komen. „Maar met al die christenen uit de hele wereld hier, kan ik daar niet van genieten”, zegt Bassam Almohor. „Het voelt als een vernedering voor ons Palestijnen dat we verder helemaal nergens bij de rivier mogen komen.” Palestijnen mogen wel over de Allenby-brug naar Jordanië reizen. „Dan kunnen we de rivier zien, maar we mogen de bus niet uit”, zegt Almohor.
Ook in de zogeheten Jordaan-vallei komen de Palestijnen er steeds minder aan te pas. Het grootste deel is door de Israëliërs tot militaire zone bestempeld. Alleen Israëlische boerenbedrijven, onder meer palmplantages, zijn daar toegestaan. Deels worden die via een pijpleiding met enigszins gereinigd afvalwater uit Jeruzalem bevloeid.
Palestijnse boeren in het gebied hoeven op zulke steun niet te rekenen. Ze moeten niet alleen steeds harder vechten voor water, maar ook om hun land nog te kunnen bewerken. Steeds weer komt het tot harde confrontaties met kolonisten in – volgens internationaal recht illegale – Joodse nederzettingen.
Bij zijn huis in Jericho, temidden van groentetuinen, vertelt Muafaq Hashem (50), een man met een diepe stem, een baard van een paar dagen en een geruit shirt, dat hij samen met anderen even buiten Jericho op een coöperatief boerenbedrijf werkt. Hun bedrijf is omgeven door vier nederzettingen. „Een paar dagen geleden werden we weer aangevallen door kolonisten uit de nederzettingen”, vertelt Hashem, nog verontwaardigd. „Zo gaat het steeds weer. Zij krijgen altijd steun van het Israëlische leger. Een van ons belandde in het ziekenhuis, een ander werd gearresteerd, ons gereedschap werd geconfisqueerd. Ze beschuldigen ons ervan terroristen te zijn. Soms bederven ze onze oogst met chemicaliën.”
De Palestijnen mogen geen bronnen slaan en moeten hun water van vier kilometer verderop halen, wat relatief kostbaar is. „Het heeft weinig zin rechtszaken te beginnen”, zegt Hashem. „De Israëlische autoriteiten geloven toch altijd de kolonisten.” Onder de nieuwe Israëlische regering, waarin radicale kolonisten een hoofdrol vervullen, zal de situatie voor de Palestijnen naar verwachting nog moeilijker worden.
Afvalwater
Op hun beurt beschuldigden Israëliërs de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever ervan veel afvalwater onbehandeld te laten wegvloeien in rivieren. Israël gaat daar veel zorgvuldiger mee om. Bij alle problemen komt ook nog dat landen in de regio zonder uitzondering een razendsnelle bevolkingsgroei hebben gekend. En al die mensen gebruiken steeds meer water.
EcoPeace, het samenwerkingsverband van Israël, Jordanië en Palestina, zou in theorie met vereende krachten verbeteringen in gang kunnen zetten. Maar het valt niet mee om in drie landen die zoveel onderlinge conflicten hebben gekend alle neuzen in één richting te krijgen.
„Wij zouden graag veel meer projecten zien die de watervoorziening voor de plaatselijke Palestijnse bevolking verbeteren”, zegt Nada Majdalani, de jonge directeur van de Palestijnse tak van EcoPeace in haar kantoor met uitzicht over Ramallah. „Maar ja”, zucht ze, „de watervoorziening voor Palestijnen is nauw verbonden met de politieke situatie. We hebben veel ideeën maar het ontbreekt uiteindelijk altijd aan politieke wil, in Israël maar ook in Jordanië en bij de Palestijnse Autoriteit” – die officieel althans een deel van de Westelijke Jordaanoever bestuurt. „Ik werk hier nu vijf jaar en we bewegen steeds in cirkels, heel frustrerend.”
Toch is er enige hoop. Dat hangt onder meer samen met de vooruitgang die vooral Israël heeft geboekt met het hergebruik van rioolwater voor irrigatie en met de ontzilting van zeewater. In Israël wordt nu zo’n 90 procent van het rioolwater hergebruikt, waardoor het land minder water nodig heeft dan vroeger. Ontzilting is bovendien goedkoper geworden. Dat kost nog maar zo’n 50 dollarcent per kubieke meter. Inmiddels wordt de helft van al het Israëlische drinkwater uit zeewater gewonnen.
Daardoor groeit de Israëlische bereidheid om waterhulpbronnen te delen. Vorig jaar sloot Israël een akkoord met Jordanië over de jaarlijkse levering van 25 miljard liter water extra uit het meer van Galilea. En op de recente klimaattop in Egypte werden Israël en Jordanië het zelfs eens om samen de Jordaan schoner te maken. „De vervuiling opruimen, de stroming in het water herstellen en de natuurlijke ecosystemen van de rivier de Jordaan versterken zal ons helpen ons voor te bereiden op de klimaatcrisis”, aldus de demissionaire Israëlische minister van milieuzaken, Tamar Zandberg.
Lees ook: De waterschaarste in Israël maakt van rioolwater goud
Rioolwater
Ook Gidon Bromberg van EcoPeace ziet wel mogelijkheden. „Maar alle zijden moeten meedoen, het water moet schoner zonder dat er ongezuiverd rioolwater van Palestijnse en Jordaanse kant instroomt en er moet echt substantieel meer water door de rivier stromen.”
Om ook de achteruitgang van de Dode Zee te stuiten moeten er bovendien beperkingen worden opgelegd aan een Israëlisch bedrijf, Dead Sea Works, dat waardevolle mineralen uit het Dode Zee-water wint door grote hoeveelheden water uit het meer weg te sluizen. En hetzelfde geldt voor een soortgelijk bedrijf aan de Jordaanse kant van de Dode Zee. De twee ondernemingen samen zijn volgens Bromberg verantwoordelijk voor zo’n 40 procent van de achteruitgang van de Dode Zee. In 2030 loopt de concessie voor het Israëlische bedrijf af en EcoPeace en anderen hebben al bedongen bij de Israëlische regering dat het bedrijf alleen mag doorwerken als het evenveel schoon water terugpompt in de Dode Zee als het eruithaalt. Ze hopen dat Jordanië dit voorbeeld volgt.
„De mensen in de landen langs de Jordaan en de Dode Zee beginnen te beseffen dat de klimaatcrisis geen zaak is van de toekomst”, zegt Bromberg. „We ervaren de ernstige gevolgen nu al. Als we de Jordaan niet samen herstellen, loopt het bestaan van honderdduizenden mensen in de omgeving acuut gevaar. Het is een zaak van nationale veiligheid voor ons allemaal geworden.” En dat biedt hoop, denkt Bromberg, want hun veiligheid nemen al die landen wel degelijk heel serieus.