Van baggerbeugel tot snijkopzuiger: dit museum toont de kunst van het baggeren

Nederland is een land van „moddergoden”, van „baggerluî”, het is een „brij-moeras” vol „onpeilbaar slijk” schreef dominee-dichter Peter de Génestet ooit.

Zijn grappige klaagzang over vochtig Nederland (Boutade uit 1851) eindigt zo: „Trek overschoenen aan, gewijde grond der Vaderen, / Gij – niet op mijn verzoek – ontwoekerd aan de zee.”

De verkouden dichter („Ontvang het najaarswee van uw verkouden zoon!”) verwoordt hier zijn diep verlangen naar droge grond onder de voeten. Daarin lijkt hij op alle Nederlanders, van alle tijden. En voor droge grond onder de voeten heb je in onze rivierdelta baggeraars nodig, peilers van het slijk, die stevige dijken kunnen bouwen en voor afwatering en drooglegging van land zorgen.

Hoe Nederlanders hun land hebben „ontwoekerd aan de zee” en tot wat voor technieken en industrie dat leidde, is te zien in het Nationaal Baggermuseum in Sliedrecht.

Bagger is, volgens een Nederlands zeemanswoordenboek uit 1681 „aarde die onder water met een Baggernet werd getrokken.” Grond, modder, plantenresten, veen uit het water halen, stevige dijkjes en dijken maken, dat deden ze in Sliedrecht in de Alblasserwaard al eeuwen. Ze moesten dat in dit door rivieren omspoelde deel van Zuid-Holland zo veel, dat ze er goed in werden. Met baggeren en dijken bouwen konden de inwoners van Sliedrecht meer geld verdienen dan met veeteelt of landbouw. Vandaar dat Sliedrecht de bakermat van de Hollandse baggerindustrie is geworden.

Het Baggermuseum is gevestigd in het woonhuis uit 1885 van de familie van Adriaan Volker, een van de pioniers van de Sliedrechtse baggerindustrie. Met wandborden, voorwerpen en mooie modellen van oude en spiksplinternieuwe baggervaartuigen word je zo van terpbouw uit de oertijd tot in het nu wegwijs gemaakt. En oudbaggeraars, zoals Leo Barendregt, leiden je graag rond. Hij is er deze donderdag. „Het ging eerst allemaal met elleboogstoom” zegt hij. Hij laat bijvoorbeeld een baggerbeugel zien, een rond ijzer met een net er aan, waarmee veen en plantenresten uit de waterbodem gehaald konden worden. Maar er staan ook modellen van „krabbelaars” een soort houten reuzenkammen, waarmee onder een schip al slepend zand uit vaarroutes op de Zuiderzee werd gehaald. Er werden in de zeventiende eeuw enorme drijvende moddermolens voor dat doel ontworpen, houten constructies waar mensen of paarden voor aandrijving zorgden. De houten schaalmodellen zijn kunstwerkjes op zich.

Zelf steen of zand scheppen met modellen.
De tuin bij het Baggermuseum in Sliedrecht, met gebruikte snijkoppen en pompen van baggerschepen.

Foto’s: Walter Herfst

Centrifugepomp

Met de komst van stoom- en daarna motoraandrijving en de centrifugepomp ontwikkelt de Nederlandse baggerindustrie zich enorm. Barendregt laat modellen zien van schepen die zand opzuigen, schepen die zand opzuigen en zelf af kunnen voeren (sleephopperzuigers – hopper is de naam voor het ruim). Om harde bodems aan te kunnen, worden er snijkoppen op de zuigers gezet, zodat je snijkopzuigers krijgt. In het oude koetshuis bij het museum is een grote waterbak met een model daarvan er in, waarmee Barendregt demonstreert hoe het werkt. „Ze hebben zo in 2014 in één jaar naast het Suezkanaal een parallel Suezkanaal gegraven,” vertelt hij. De Nederlandse baggeraar Boskalis zette daarvoor zo’n 20 sleephopperzuigers in.

Het zijn enorme en dure projecten, die ook wel eens mis kunnen gaan, vertelt Barendregt. Buiten in de museumtuin staat een enorme stalen snijkop, die bestemd was voor een spiksplinternieuw ‘wandelend’ baggereiland van 200 meter lang, de Simon Stevin. Het was bedoeld om rotsbodems weg te halen, en werd gebouwd in Nederland – maar was te laat klaar voor de opdracht waarvoor het werd gebouwd. „Het is nieuw naar de sloop gegaan,” aldus Barendregt.

Boven in het museum staat een model van die Simon Stevin, tussen andere moderne baggervaartuigen die over de hele wereld, onder meer in Saoedi-Arabië, ingezet zijn. En op zolder kun je bewegende modellen van onder meer de Deltawerken en andere baggerprojecten bedienen. Zo biedt het museum een blik op baggeren van Nederlandse slootjes tot wereldwijd nieuwe havens en wooneilanden opspuiten. Internationaal is baggeren een miljarden-industrie met stevige concurrentie, waarin de door fusie ontstane Nederlandse baggerbedrijven Van Oord en Boskalis nog steeds belangrijke spelers zijn, vol technische en computertechnische vernieuwing. Dat is in het museum te zien aan de hand van scheepsmodellen en filmpjes en hands on beeldschermprogramma’s.

Maar voor de basis van baggeren, iets met een schep, zuiger of grijper uit het water halen, is ook plaats in het Nationaal Baggermuseum. In de ‘baggerpraktijktuin’ staan grote waterbassins waarin kinderen vanaf 8 jaar zelf met een baggerbeugel of grijper spelenderwijs de basis van waterbouw kunnen leren.

Het Baggermuseum is gevestigd in het woonhuis uit 1885 aan de Molendijk van de familie van Adriaan Volker, een van de pioniers van de Sliedrechtse baggerindustrie.
Modellen van historische baggerschepen in het Nationaal Baggermuseum.

Foto’s: Walter Herfst