Van Baerle Trio verkent alle mogelijke technieken in première van Gabriel Prokofjev

Recensie

Muziek

Klassiek Gabriel Prokofjev, kleinzoon van de beroemde componist Sergej Prokofjev, schreef voor het Van Baerle Trio een nieuw stuk. Het zit vol verassingen en klankvondsten.

Het Van Baerle Trio tijdens een concert in 2017.
Het Van Baerle Trio tijdens een concert in 2017.

Foto Juri Hiensch

Gelukkig vinden ze nog steeds tijd voor elkaar, de geweldige musici van het nog altijd ‘jonge’ Van Baerle Trio. Met de Amsterdamse conservatoriumstudenten die in 2004 min of meer toevallig bijeenkwamen, gebeurde precies wat ze toen al hoopten: violist Maria Milstein en pianist Hannes Minnaar bouwden beiden een succesvolle solocarrière op, en Gideon den Herder is sinds 2014 aanvoerder van de celli in het Residentie Orkest.

Donderdag speelde het Van Baerle in Utrecht een nieuw programma, mét een wereldpremière – zoals ze eerder ook succesvol een eigentijds stuk van Theo Verbey koppelden aan klassiek triorepertoire. Zoals componist Gabriel Prokofjev (kleinzoon van) voorafgaand verwoordde: de ‘klassieke’ klank van het pianotrio inspireerde relatief weinig nieuw repertoire. Uitstekende reden dus om te onderzoeken en bewijzen hoe zo’n „archaïsche” bezetting ook een componist anno nu wel degelijk uitdrukkingsmogelijkheden biedt.

Gabriel Prokofjevs Pianotrio nr. 1 (2022) is erg creatief en ideeënrijk, maar dat is ook meteen de keerzijde. Je hoort dat hij zocht naar ongehoorde klanken. Vaak verkent pianist Hannes Minnaar de allerlaagste en allerhoogste noten van de vleugel. Milstein en Den Herder beroeren hun snaren met alle mogelijke technieken, van spookglissando tot virtuoos multivingerig kietelpizzicato. Vondsten en kleuren te over, maar uiteindelijk mis je lijn, verhaal, intrige.

Extra uitdagend was ook wel dat Prokofjevs trio direct klonk na Haydns Pianotrio nr. 43: een dik kwartier bomvol fantasie, verrassing en harmonische vindingrijkheid.

Instrumentale beheersing

Mede door de chemie tussen Milstein, Minnaar en Den Herder vormt Haydn het hoogtepunt van dit recitalprogramma. Zoals hun opnamen van de verzamelde Beethoven-trio’s zes uur lang sprankelen van verfijning en finesse, zo ook deze Haydn. Milstein is met haar romantische, volle klank en grenzeloze instrumentale beheersing de meest uitgesprokene van de drie, Minnaar excelleert in repertoire dat drijft op meer dan emotie en Den Herder is met zijn zoete, mengende toon en sensitieve spel de minst solistische van de drie, maar zijn spel is overal welsprekend.

Dvoráks Derde pianotrio is minder bekend dan het Vierde. Waarom eigenlijk? Het biedt Dvorák op zijn allerbest en rijpst, met Slavische weemoed, onverwachte wendingen, lastige ritmes en verlangend in elkaar hakende motieven. Met een duur van drie kwartier is het bovendien een symfonie van een trio, door het Van Baerle virtuoos en beheerst uitgevoerd.

Josef Suks als toetje gespeelde Serenade lokte verdere gedachten uit over het wezen van het sublieme. Ook dit is heerlijke romantische muziek, maar de kristallen brille van Haydn werd niet geëvenaard.


Lees ook dit interview met het Van Baerle Trio uit 2011: Een echt trio is met zijn drieën één instrument