De zaak
Een advocaat stond een man bij in zijn echtscheidingsprocedure. In de opdrachtbevestiging stond dat het uurtarief 150 euro was. In 2021 en 2022 betaalde de man 9.000 euro aan declaraties. Toen stopten de betalingen. Uiteindelijk liet de man ruim 6.000 euro onbetaald.
De advocaat begon een incassoprocedure bij de kantonrechter in Amsterdam. De cliënt voerde daarin het verweer dat de advocaat geen goed werk had geleverd.
De uitspraak: afgewezen
De kantonrechter in Amsterdam komt niet toe aan de vraag of de advocaat zijn werk wel goed had gedaan. De vordering van de advocaat springt volgens de rechter al af op de regels van het consumentenrecht. Bij een overeenkomst tussen een professionele partij en een consument moet de rechter uit zichzelf kijken of die regels zijn gevolgd.
De kantonrechter verwijst naar een uitspraak van het Europese Hof van Justitie van begin dit jaar. Daarin legt het hof uit dat een consument tevoren de financiële consequenties moet kunnen inschatten en met de nodige voorzichtigheid moet kunnen kiezen of hij met de advocaat in zee wil. Een advocaat die uurtje-factuurtje afspreekt zonder verdere precisering of gegevens, voldoet niet aan de transparantie-eis.
Welke informatie de advocaat moet geven, kan volgens het Europese Hof variëren en is afhankelijk van de omstandigheden: bijvoorbeeld een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat de advocaat denkt nodig te hebben, of een toezegging dat de advocaat regelmatig tussentijdse facturen zal sturen.
Hier was dat allemaal niet gebeurd. De afspraak was dus niet transparant. De advocaat had bovendien vooraf bekende kosten zoals het te betalen griffierecht niet genoemd. Verder was hij ook op grond van de advocatengedragsregels verplicht vooraf een inschatting te geven van tijdsbesteding en totale kosten. Gezien dit alles vond de kantonrechter het tariefbeding niet alleen intransparant maar ook oneerlijk.
De kantonrechter sluit zich aan bij het standpunt van de cliënt dat met de betaalde 9.000 euro in redelijkheid de kosten van de advocaat waren voldaan. De advocaat krijgt de zes mille die hij heeft gevorderd niet.
Het commentaar
Wat denken advocaten van de beslissing van het Europese Hof dat puur ‘uurtje-factuurtje’ niet meer mag? Volgens Jacqueline Schaap en Barbara Rumora-Scheltema, die gezamenlijk de deken zijn van de Orde van Advocaten in Amsterdam, betekent het niet zoveel, omdat de gedragsregels ook al voorschrijven dat je van tevoren zo transparant mogelijk bent over wat het gaat kosten en zo nodig gaandeweg de verwachtingen bijstuurt. „Eigenlijk ben ik verbaasd dat er nog advocaten zijn die zeggen: dit is mijn uurtarief, punt”, zegt Rumora. „De tuchtrechter houdt dit goed in de gaten en het komt naar voren in de beroepsopleiding en bij cursussen. Je moet wel onder een steen hebben geleefd om dat niet te weten.”
Hoe vaak het toch gebeurt, kunnen de dekens niet zeggen. Schaap: „Wij zien het alleen als de cliënten bij ons klagen over de declaratie van hun advocaat. Dat gebeurt met enige regelmaat. De grootste valkuil van advocaten is dat ze niet goed communiceren. Ze vergeten bijvoorbeeld te melden dat je bij verlies hoge proceskosten moet betalen.”
Rumora: „Of ze maken heel veel uren in een zaak die om niet zoveel geld gaat.”
Heeft het voor de klant wel zin om in zo’n geval bij de dekens te klagen? Zo’n klacht komt dan uiteindelijk bij de tuchtrechter, die de advocaat een maatregel – waarschuwing, berisping, schorsing of schrapping – kan opleggen. Maar daarmee is die hoge declaratie nog steeds niet van tafel.
Schaap: „Wij proberen altijd eerst te bemiddelen voordat we de klacht naar de tuchtrechter doorsturen. Heel vaak is de advocaat bereid water bij de wijn te doen, omdat hij tot het inzicht komt dat er iets niet goed is gegaan en liever geen tuchtklacht of procedure wil…”
Rumora: „… of omdat hij de relatie goed wil houden.”
In de juridische branche is veel te doen over advocatentarieven. Voorstanders van vernieuwing vinden dat er nog te veel op basis van ‘uurtje-factuurtje’ wordt gewerkt. De beroepsregels staan volgens hen vernieuwing in de weg, waardoor advocaten voor bepaalde groepen onbetaalbaar zijn. Een van de vernieuwers, BrandMR, sprak na de uitspraak van de Europese rechter de hoop uit dat dit een impuls zou zijn voor nieuwe regels binnen de advocatuur. Maar die zijn niet in de maak, zeggen de dekens. Volgens hen werken advocaten wel steeds meer met vaste bedragen voor bepaalde diensten. „Als de cliënt zegt dat hij niet meer dan 3.000 euro wil betalen, mag de advocaat dat afspreken.”
Onder consumentenrechtjuristen is overigens discussie over de uitspraak van de kantonrechter in deze zaak. Critici wijzen erop dat de rechter het beding als oneerlijk bestempelt, terwijl het in dit geval niet zozeer gaat om de inhoud, maar om gebrekkige informatievoorziening. Voor de uitkomst hoeft dat verschil in benadering niet uit te maken: in beide gevallen kan de rechter het door de advocaat gevorderde bedrag afwijzen.
Leeslijst