Uitzicht

Ellen Deckwitz

Vanwege de plannen voor het verhogen van de pensioenleeftijd was het de afgelopen weken flink onrustig in Frankrijk. Vrienden die de hoofdstad bezochten stuurden filmpjes van rellen, brandende afvalbergen en traangasgordijnen. Omdat ik de vijftiende af zou reizen naar Parijs, hield mijn moeder haar hart vast. Ze zag zo’n ME-hond mijn enkels al afkluiven.

„Je bevalling duurde 37 uur”, appte ze me vrijdagochtend, zodat ik extra mijn best zou doen om in leven te blijven.

Vrijdagavond bleek dat de pensioenhervormingen er inderdaad zouden komen. Vijftien uur later arriveerde ik ietwat gespannen op Gare du Nord, maar nergens een woedende menigte. Het afval was opgehaald, de brandhaarden geruimd en de scherven opgeveegd. Op 1 mei, zo hadden de vakbonden al aangekondigd, zouden de protesten worden hervat, wat restte was een interbellum waarin de zon scheen en de vogeltjes floten. Parijs was gewoon weer even Parijs, dat oude vertrouwde openluchtmuseum vol spetterende feestverlichting, omkranst door wijken waar de politie al jarenlang niet meer durft te handhaven.

Ik dwaalde door het centrum en pas na enkele kilometers begon het me op te vallen dat de straten en boulevards wel erg wijds leken. Waren er gebouwen gesloopt of het trottoir verbreed? Pas toen zag ik dat de talloze reclameborden die de stoep van de rijbaan scheidden, kapot waren. Alleen de lijsten stonden er nog. Je kon erdoorheen kijken, als door gebroken spiegels.

Hoe meer ik er tegenkwam, hoe meer ik eraan wende dat mijn zicht niet meer om de zoveel meter werd geblokkeerd door een schreeuwerige mededeling. Ik besefte ook hoe vreemd het eigenlijk is dat we er klakkeloos mee akkoord gaan dat we in de publieke ruimte onophoudelijk worden bestookt met advertenties. Commerciële berichten die je gewoonlijk maar probeert te negeren zoals je de weeffouten in vriendschappen of relaties negeert om pas later, als de verstandhouding verleden tijd is, te beseffen dat er over je grenzen heen werd gegaan.

Reclame is per definitie opdringerig. Om te werken moét ze opvallen, en zo bezet ze de geest, leidt ze af, veroorzaakt ze ruis. Dan kan je wel proberen om weg te kijken, maar dat wordt lastig als tien stappen verderop de volgende ongevraagde boodschap zich alweer aandient.

De afwezigheid van advertenties was een verademing. Natuurlijk klonk er nog steeds kabaal van auto’s en rumoer van uitgelaten toeristen, maar in visueel opzicht was de stad een stuk rustiger geworden. Opeens werd mijn uitzicht niet meer om de haverklap onderbroken door ongewilde input.

Opeens kon ik vrijer staren, vrijer denken.

Vrolijk vervolgde ik mijn weg langs de reclamegeraamtes. Met iedere stap nam het afzien af, het uitzien toe.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.