Uitvoeringsapparaat ‘ondoorzichtig, inflexibel en foutgevoelig’, zeggen uitvoeringsorganisaties

Rapport Burgers en ondernemers zouden vooral worden geschaad door almaar complexere regelgeving vanuit Den Haag, waarschuwen uitvoeringsorganisaties.

Het kantoor van de Belastingdienst in Den Haag. De Toeslagenaffaire die hier ontstond, is een schoolvoorbeeld van overheidsfalen.
Het kantoor van de Belastingdienst in Den Haag. De Toeslagenaffaire die hier ontstond, is een schoolvoorbeeld van overheidsfalen.

Foto Robin Utrecht / ANP

De Nederlandse uitvoeringsorganisaties laten zich in een rapport dat woensdagavond is overhandigd aan de Tweede Kamer vernietigend uit over de uitvoering van wetten en beleid. Volgens de zogenoemde ‘Stuurgroep’ die het rapport schreef, is de uitvoering in Nederland „ondoorzichtig, inflexibel en foutgevoelig geworden”. Het functioneren van bijna veertig uitvoeringsorganisaties, zoals de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Belastingdienst, is geanalyseerd door de Stuurgroep. De uitvoeringsdiensten zouden de conclusies van het rapport steunen, evenals de gemeenten.

Volgens de algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en voorzitter van de Stuurgroep Abdeluheb Choho ontbreekt het de uitvoeringsorganisaties steeds vaker aan „de tijd, de mensen en de middelen om alles wat er in Den Haag beloofd wordt echt waar te maken”. Burgers en ondernemers zouden vooral worden geschaad door almaar complexere regelgeving vanuit Den Haag, waarschuwt Choho. Om bestuurlijke opgaven behapbaar te maken, moet het kabinet de uitvoeringsorganisaties van meet af aan betrekken bij het maken van beleid en wetten.

Intussen is dit een welbekend verhaal: belangrijke onderdelen van de overheid piepen en kraken onder de druk van personeelstekorten en bezuinigingen, steeds ingewikkeldere wetgeving en een kloof tussen de politiek en de ambtenarij. Dat werd bijvoorbeeld ook geconcludeerd in het voorjaar van 2021 door een Kamercommissie die zich stortte op de uitvoeringsproblemen in Nederland. In dat rapport werd geconcludeerd dat „aan de verwaarlozing” van de uitvoering van beleid en wetgeving „een gebrek aan interesse bij Kamer en kabinet” ten grondslag ligt.