‘Uiteindelijk zag ik mijn ouders nooit meer terug’

Indonesië Hoe komen de spijtbetuigingen van Indonesië over het bloedbad dat de staat aanrichtte in 1965 aan bij slachtoffers? Linawati Sidarto vraagt het Soengkono, een politieke vluchteling die niet meer terug kon naar zijn land.

Pamfletten waarin de communistische 30 September Beweging in 1965 beschuldigd werd van een couppoging.
Pamfletten waarin de communistische 30 September Beweging in 1965 beschuldigd werd van een couppoging.

Beeld Davidelit

Achter zijn warme glimlach en zijn rustige stem verbergt meneer Soengkono’s (83) een bewogen verleden dat is gekoppeld aan een duistere pagina van de recente Indonesische geschiedenis. Ik tref hem, niet lang geleden, op een middag in een buurthuis in Diemen. Er is een heel gezelschap van ouderen met elkaar in het Indonesisch in gesprek.

Allen waren ooit, net als Soengkono, politiek vluchteling. Niet meer welkom in hun vaderland nadat generaal Soeharto na 1965 daar een van de grootste massamoorden van vorige eeuw aanrichtte. Tijdens zogeheten anti-communistische ‘zuiveringen’ na een mislukte staatsgreep werden naar schatting 500.000 tot 1 miljoen mensen vermoord. Soeharto schoof president Soekarno aan de kant.

Mensenrechtenschendingen

Er is nu dus wel wat te bespreken, want president Joko Widodo heeft recent spijt betuigt voor die misdaad – en elf kleinere mensenrechtenschendingen. Bij Soengkono strijden verdriet en boosheid om voorrang.

Hij vertrok in 1962 uit Indonesië om werktuigbouwkunde te studeren in Moskou. „Ik dacht dat ik voor vijf jaar weg zou zijn. Uiteindelijk heb ik mijn ouders nooit meer teruggezien.”


Lees ook: Bloedbad dat de wereld niets kon schelen

Soengkono vertelt dat destijds in Moskou alle Indonesiërs op de ambassade werden ondervraagd over hun loyaliteit. „Als je Soekarno steunde, werd je paspoort afgepakt.” Dat overkwam hem ook. Toen was hij afgestudeerd ingenieur maar stateloos. Hij besloot naar China te gaan, een van de landen die openstond voor Indonesiërs na de mislukte coup. Daar ontmoette hij zijn latere echtgenote Wati, die medicijnen had gestudeerd. Zij was ook persona non grata in eigen land, want dochter van een voormalige Indonesische topdiplomaat, die ook een Soekarno-sympathisant was.

Ze werden een model-immigrantengezin: hij logistiek medewerker, zij in de verpleging en hun kinderen werden ingenieur en econoom

Uiteindelijk vroegen zij in 1981 asiel aan in Nederland. „We misten ons land. Nederland is het enige Europese land met historische banden met Indonesië”, zegt Soengkono. Hij hoopte dat hij via via contact kon leggen met zijn familie. Soengkono had sinds midden jaren 60 niets meer van zich laten horen. „Dat was veiliger voor mijn familie.”

Beneden hun kennisniveau

In Nederland werd zijn ingenieursdiploma, evenmin als het artsendiploma van zijn vrouw, erkend. Dus namen ze banen aan ver beneden hun kennisniveau. Wel bleven zij vechten tegen mensenrechtenschendingen in Indonesië in organisaties zoals Komite Indonesia in Amsterdam. Ze werden een model-immigrantengezin: hij logistiek medewerker, zij in de verpleging en hun kinderen werden ingenieur en econoom.

In Diemen lopen de gemoederen op. Het is goed dat de geschiedenis wordt erkend. „Maar hoe kan je nou spijt hebben zonder excuses aan te bieden?” vraagt Soengkono verontwaardigd. „We werden behandeld als criminelen. Maar wie zijn nou de echte schuldigen?” zegt een ander. Soengkono is blij dat hij zijn vader nog voor zijn overlijden midden jaren 80 kon laten weten dat hij nog in leven was. „Maar mijn moeder overleed veel eerder, zonder iets te weten over mijn lot.”