Harrison Patrick Smith, alias The Dare, kan tevreden zijn. Het publiek maandag bij zijn eerste eigen show in Nederland (hij trad eerder op tijdens het London Calling-festival in Amsterdam) was hoofdzakelijk vrouwelijk, gekleed in korte topjes, had zich met glitter versierd en was al enthousiast bij de voorprogramma-dj. Blote armen zwaaiden boven de hoofden.
En dat is waar The Dare over zingt, over de gelukzaligheid in ‘de club’, over aantrekkelijke vrouwen en de drugsroes. Smith mag dan oorspronkelijk een student uit Seattle zijn met een liefde voor Engelse literatuur, inmiddels is hij verhuisd naar New York en heeft hij andere interesses. Door erover te zingen worden zijn dromen werkelijkheid.
Het bijzondere aan The Dare is dat hij op een band líjkt. Hij klinkt als een band, imponeert als een band maar is eigenlijk in zijn eentje. Zowel op zijn album als live. Als solo-artiest kreeg hij een snelle lancering door zijn recent verschenen debuutalbum What’s Wrong With New York? en de daaraan voorafgaande EP The Sex waarmee hij een aanjager van het feestgevoel bleek.
Stropdas
Zo stond hij nu op het piepkleine podium, tegen een achtergrond van knipperende witte lichten: in kostuum, stropdas en wit overhemd, zonnebril op en af, zwaaiend met zijn lange armen alsof hij een arena moest temmen, of rollend over de vloer.
Smith zingt nonchalant en wereldwijs, alsof hij geen moeite hoeft te doen, en zweept zichzelf op met rudimentaire electro-beats die al even makkelijk een ophitsend mozaïek opleveren. Drummachines dreunen, synthesizers geven schelle schichten, zuigende geluiden dringen tussen de klanken door – rechttoe rechtaan, eindeloos pulserend.
Smith stond onlangs extra in de belangstelling door zijn samenwerking met de Britse zangeres Charli xcx, bekend van het album Brat, voor wie hij het nummer ‘Guess’ produceerde. Hij wordt bovendien geassocieerd met het aura van New York als ‘sleazy’ hoofdkwartier en is nu boegbeeld van de ‘indie sleaze’-stroming, een herwaardering van groepen als The Strokes, LCD Soundsystem en The Libertines. De naam slaat behalve op muziek – een melange van punk en electro – ook op het imago van zedeloos en bandeloos.
In Bitterzoet speelde hij al zijn nummers, zoals ‘You’re Invited’, ‘Sex’, ‘Girls’ (‘I like girls who make love/ but I love girls who like to fuck’), meezingers die oproepen tot hedonisme. Daarentegen zong hij ‘Elevation’ doorleefd en ook een beetje jammerend, alsof de kater opspeelde. Opvallend was de cover ‘I Can’t Escape Myself’, uit 1980, van de sombere Britse band The Sound, in een gelaten versie, zonder dansbeats en wilde gebaren. Na dit ‘memento mori’ regeerde weer het uitdagende dansplezier, waarbij toegift ‘Girls’ werd overstemd door de dansende en meezingende vrouwelijke fans.
Het huis van Sara Kroos staat in de steigers omdat het dak lekt. Ze moet hard lachen om de vraag daarover: „Mag ik vragen wat ze allemaal aan het doen zijn?” „Ja hoor, dat mag je wel vragen.” Daarna: „Als dit het niveau van het interview wordt, gaat het wel lukken.”
Cabaretière Sara Kroos was lang op haar hoede bij journalisten. „In mijn tweede voorstelling sprak ik voor het eerst kort over het misbruik door mijn oom. Maar dat kwam daarna in een soort persmap terecht en in elk interview vroegen journalisten er meteen naar. Het is sowieso raar om met mensen die je niet kent over je grootste trauma te praten, en dit was voor #Metoo, dus ze hadden vaak niet door hoe heftig het onderwerp kon zijn.”
Dit interview gaat er ook over, wel in combinatie met haar carrière. Kroos zit 25 jaar in het vak, maar de afgelopen vier jaar stond ze niet op het podium. De korte, zakelijke samenvatting van die tijd is: drie decennia na het seksuele geweld door haar oom werd ze met een depressie opgenomen in een psychiatrische kliniek. Daar werd ze maandenlang misbruikt door de therapeute die haar traumabehandeling gaf voor het misbruik uit haar jeugd. Ze schreef er een boek over, Rood is ja, waarin ze uitlegt hoe de dynamiek tussen pleger en slachtoffer werkt, hoe schuldgevoel en schaamte ertoe bijdragen dat je als slachtoffer niet uit het web kunt ontsnappen. Ze startte ook een rechtszaak, kreeg een bekentenis en officiële excuses van de kliniek en de therapeute.
In tegenstelling tot in haar boek gaat Kroos in haar nieuwe voorstelling Prikkelarme kermis slechts kort op die periode in. Maar als publiek begrijp je daardoor wel waarom Kroos in grappige anekdotes zoekt naar een zacht en prikkelarm leven.
Waarom maakte je geen voorstelling van het boek?
„Ik vind dat een cabaretvoorstelling negentig procent grappig moet zijn. Dat gaat niet met dit onderwerp.”
Toen ik bij je huidige show kwam kijken, viel het me op hoe zacht je uitstraling was. Dat was niet het beeld dat ik van je had.
„Ik vind het heel fijn dat je dat meteen zag. Mijn imago is natuurlijk nog steeds druk en schreeuwerig, maar mijn ware energie is veel langzamer en zachter. Ik val nu eindelijk op het podium samen met wie ik ben.”
Hoe is dat imago ontstaan?
„Ik ben op mijn achttiende na het winnen van de publieksprijs bij het Leids Cabaret Festival meteen veel gaan spelen in theaters. Ik woonde net op kamers, was net weg uit het ouderlijke huis waar alles was gebeurd. In die tijd deed ik me stoerder voor dan ik was. Op het podium, maar ook in het dagelijkse leven. Als bescherming en bewapening.”
Hoe beschermde jou dat?
„Zodat de ander niet te dichtbij kwam. Als je blauwdruk is; ik ben het alleen waard om mishandeld en misbruikt te worden, en je kent niets anders, dan is de basisgedachte, ik ben niet goed genoeg, ik ben het niet waard. Het schreeuwerige was ook een vermijding van de pijn.
„Ik kan niet goed naar die eerste voorstellingen kijken, ik zie dat ik veel aan het duwen ben. Jessica Borst, mijn regisseur, heeft gezegd dat ik toen niet de zelfverzekerdheid had om achterover te leunen. Ik was bang dat mijn materiaal niet aankwam als ik niet vol gas gaf. Terwijl de truc is dat materiaal juist aankomt als je de zaal naar je toe laat komen.”
In hoeverre hebben ook de Lama’s, het improvisatieprogramma op BNN, bijgedragen aan dat imago?
„Het was bij de Lama’s nog wat platter en aangedikter natuurlijk.”
Je vriend Jochem Myjer zei: het is alsof je een driesterrenkok in een McDonald’s laat werken.
Ze lacht heel hard. „Ik snap wat hij zegt, maar wat moet ik zeggen? Improvisatie-comedy is wat meer rouwdouwen, op snelheid spelen, elkaar uitdagen, grovere grappen maken. Ik was ook de enige vrouw – al is dat twintig jaar verder nog steeds niet ongewoon in een comedy line-up – en dat was vaak voer voor grappen. Maar ik heb er ook echt een heel leuke tijd gehad. Ik heb er veel geleerd. Grappen leren stapelen in korte tijd en leren improviseren in een team. Het paste toen meer bij me. Nu ben ik meer van de langere conference en de zelfspot.”
Het is me niet duidelijk hoe de laatste 10 jaar van je carrière zijn geweest. Wanneer je in de kliniek terecht bent gekomen, wanneer je weer bent gaan spelen.
„Door juridische afspraken mag ik nergens locaties en jaartallen noemen. Maar wat ik kan zeggen, is dat ik na de opname waarin het seksuele geweld plaatsvond, weer ben gestart met werken. Dat ging helemaal niet.”
Hoe zag een dag er in die tijd uit?
„Ik had continu paniekaanvallen tot en met vlak voor aanvang. Dan spelen en dan omvallen. Soms letterlijk door mijn benen gaan. Niet meer kunnen bewegen. PTSS is al een overbelasting van je stresssysteem en daar kwam door het spelen een extra belasting bij. Ik werd angstig voor alles.”
Waarom ging je door?
„Ik was mijn gezondheid en mijn levensgeluk in het dagelijks leven al kwijtgeraakt door wat er gebeurd was met de therapeute in de kliniek. Mijn werk voelde als het laatste wat echt van mij was, wat ik dan kwijt zou raken. Dat was niet houdbaar. Ik hou zo van mijn werk. Maar toen kwam de lockdown en werd alles stilgelegd. Binnen een paar weken werd ik verschrikkelijk ziek. Ik was alle dagen bang, durfde mijn huis niet uit, had alle nachten nachtmerries, vaak elke dag een herbeleving over vroeger of over de kliniek. PTSS is eigenlijk een loop van herinneringen aan de meest gewelddadige momenten die maar niet ophoudt. Je weet rationeel, dit is niet nu, maar je hele lichaam reageert alsof het nog steeds gebeurt. Ik wil er liever niet al te lang over uitweiden, maar ik heb echt een tijd gedacht, het is klaar, het leven dat ik kende is klaar. Ik sta nooit meer op het podium.” Ze schiet vol. „Ik neem even een slokje.
„Dat raakte me natuurlijk diep. Tegelijkertijd, ik heb een prachtig vak, maar het is niet het belangrijkste in mijn leven. Ik kon niet meer voor mijn gezin zorgen, ik kon de deur niet meer uit, ik kon heel lang niet eens meer bewegen.”
Wanneer ben je toch weer wat gaan creëren?
„Het eerste was het boek. Na een paar jaar merkte ik dat die schaamte van het verhaal in de kliniek me in de weg zat. Seksueel geweld is echt de jackpot qua schaamte omdat je je vies en vernederd voelt. Hoe zal de rest naar me kijken als ik vertel dat ik eigenlijk weer beschadigde goederen ben? Ik had het slechts aan een klein groepje vrienden verteld en het vergiftigde mij om met dat geheim rond te lopen. Ik wil juist dat alles waarachtig is. Wat ik eigenlijk al mijn hele werkende leven doe, is dingen naar buiten brengen, bespreekbaar maken. Toen dacht ik, ik ga dit vormgeven in een boek. Een vriend van mij zei later: ‘het is alsof je jezelf terug je leven in hebt geschreven’. Dat vond ik een heel goede definitie. Die schaamte zat zo diep geworteld, het enige wat ik er tegenin kon brengen was net zo rigoureus, hoppakee, mijn hart op tafel leggen.”
Veranderde er iets door dat boek?
„Het ging geleidelijk beter. Ik heb dat boek geschreven toen ik nog hartstikke ziek was en dat gaf helaas geen magische krachten. Het was niet een grote kentering of zo, maar ik had niet meer het gevoel dat ik me anders voordeed dan ik werkelijk was. Ik wist niet hoe ik ooit op het podium zou moeten staan, zonder dat mensen dit van mij zouden weten. Want als kunstenaar ontstaat alles vanuit jezelf, of het nou een roman is of de Hobbit van Tolkien. De vorm kan heel ver weg staan van je werkelijke, eerste verhaal, maar als je het idee hebt dat je daar niet eerlijk over bent, dan blokkeert alles.”
Kon je wel nog zelf genieten van kunst?
„Ik kon geen roman meer lezen, terwijl ik heel erg van lezen hou. Ik ging vaak naar theater, maar ook dat lukte niet meer. Geen muziek, geen films. PTSS doet veel met je concentratie.”
Dus eigenlijk alles wat geluk gaf.
„Er was goddank geluk genoeg in mijn vrouw, mijn kind en de appelboom zien bloeien. Het was niet allemaal zwaar, ik heb ook ongelofelijk veel geluk in mijn leven. Maar sinds een jaar kan ik weer een roman lezen en ben ik voor het eerst weer naar Londen geweest om theatervoorstellingen te bekijken. Ik kan niet genoeg benadrukken hoeveel ik daarvan hou. De ontsnapping die het is, de magie die het geeft.
„En hoeveel ik van mijn vak hou. Dat mijn tourmanager me nu weer ophaalt om twee uur. Dat we dan altijd dezelfde afspeellijst hebben op Spotify. Dat we aankomen in het theater en dat ik Martijn de technicus een knuffel geef. Dat ik een rondje loop door de foyer en backstage. Waar leg ik mijn spulletjes? Dat we altijd stipt om half zes eten. Dat alles in het teken staat van de juiste sfeer opbouwen voor zo’n avond.”
Wat is er veranderd nu je weer op het podium staat?
„Ik sta ontspannener dan ooit op het podium omdat ik er heel erg van geniet dat ik weer kan spelen. Door die ontspanning kan ik het publiek dichtbij laten komen en veel meer varen op de lach. Die ervaring had ik wel al, maar ik durf daar nog meer op te vertrouwen.”
Sara Kroos:Prikkelarme kermis. Info: sarakroos.nlSara Kroos:Rood is ja. Uitg. Ambo Anthos.
Daniele Gatti. Hij was er echt weer. De dirigent die tussen 2016 en 2018 chef was van het Concertgebouworkest, voor hij wegens vermeend MeToo-gedrag op staande voet werd ontslagen, is weer geaccepteerd. Sinds het Concertgebouworkest met hem schikte (zonder zich overigens publiekelijk te hebben uitgesproken), werkte de 63-jarige Italiaan zich gestaag weer omhoog. Eerst werd hij chef van het Teatro dell’Opera in Rome en in augustus kon hij aan de slag bij het gerenommeerde oudste symfonieorkest van Europa: de Staatskapelle Dresden. Hij was afgelopen week voor het eerst op Europese tournee met zijn nieuwe orkest. Laatste stop: voor het eerst weer terug in Amsterdam.
Maar weinig publiek voelde zich aangetrokken tot het programma: twee keer een groot werk van Robert Schumann, voorzichtig gekruid met een mespuntje Saariaho, wist met moeite tweederde van de grote zaal van het Concertgebouw te vullen. Of bleef men toch thuis vanwege die naam, Gatti?
De Staatskapelle nam een bijzondere klank mee: mooi dof, diep laag. Zo diep, dat zelfs de stoelen van het achterste balkon zachtjes maar zeker meevibreerden. Maar toch speelde het ook bescheiden: vol volume, inclusief met verwoede gezichten energiek spelende musici, was het geluid verrassend vriendelijk zacht. Zelfs de instrumenten die echt wel harder kunnen (trompetten, trombones), speelden alsof het gezamenlijk vermogen gemaximeerd is. Het was net alsof er een barokorkest zat met moderne instrumenten.
Hoffelijk pompeus
Tel daarbij op een heel hoffelijke speelstijl, netjes en duidelijk in de puls. Zelfs het zwierige ‘Scherzo’ in de Derde symfonie van Schumann kreeg de egards van een officieel banket. Het was allemaal erg pom-pom-pom-pompeus. Leuk om dat zo eens te horen. Zeker omdat sommige instrumentgroepen binnen die kaders konden floreren: de houtblazers bijvoorbeeld, maar met name de hoorns met hun strakke, koninklijke klank. Zachte passages speelde het orkest met een actieve kalmte. Crescendo’s klonken, ook al gaan ze maar tot dat schijnbaar afgesproken maximum, wel degelijk als een sterk opstartend motortje. Dat laatste werkte goed in het vierde deel, maar ook al in het ‘hedendaagse’ voorafje, Kaija Saariaho’s Ciel d’hiver (2013), dat hier klonk als mooie, langzaam uit de verte opdoemende vergezichten. Op af en toe een ferme, grote armbeweging na, dirigeerde Gatti klein en vloeiend: zijn aanwijzingen zijn eerder geheugensteuntjes dan opdrachten.
Lees ook
Muziekprofessor: Geen klassiek genre zó monumentaal en prestigieus als de symfonie
Voor het Vioolconcert van Schumann nam het orkest violist Frank Peter Zimmermann mee. Maar hij kon niet verhullen dat dit het laatste concert van de tournee was: zijn noten leken regelmatig van een (op zich gesmeerde) lopende band te komen. In het langzame tweede deel leek hij een verhaal te vertellen dat hij niet zelf heeft meegemaakt. In duootjes met de klarinet of de hobo waren díé veel overtuigender vertellers. Een soort ‘coolheid’ bracht Zimmermann in door af en toe lui te spelen, in tonen te gaan hangen of ronduit laag te intoneren; niet zo fijn.
Waaróm de zaal ook voor zo’n groot deel leeg bleef, het publiek dat er wél was, eerde de gerehabiliteerde dirigent: vooraf nog met een beleefd verwelkomend applaus, maar tussendoor en achteraf warm en lang. Ook het orkest zelf leek enthousiast; het stokzwaaien (dat is ‘applaus’ in strijkerstaal) was even grinnik-opwekkend als licht angstaanjagend wild. Gatti liet het zich bescheiden maar zeker welgevallen.
Lees ook
Loopt het tijdperk van de dirigent als machtsmens op zijn einde? Of toch niet?
Omdat de geschiedenis heel soms ook genadig en rechtvaardig is, woont Neerlands meest iconische punker Terrie ‘Ex’ Hessels (70) nog steeds in de statige directeursvilla die hij in 1981 met vijf maten wist te kraken.
Hoewel het pand in Wormer ooit toebehoorde aan de baas van de failliet gegane papierfabriek is het ook weer niet zo dat daar de gouden kranen en marmeren vloeren je tegemoet glinsteren. Op de oprit staan twee gigantische zakken met zand en schelpen. „Isolatiemateriaal voor onder de vloer”, verklaart Hessels met zijn karakteristieke en eeuwige schaterlach. „Ik ben hier eigenlijk altijd aan het verbouwen.”
Hetzelfde doet hij sinds 1979 op podia over de hele wereld, met zijn punkband The Ex. Wat begon als een zooitje boze en bijeengeraapte anarchisten is inmiddels uitgegroeid tot een internationaal icoon dat onontgonnen terrein durft te verkennen en ergens tussen ongeremde noise, spontane improvisatie en ritmische freejazz een eigen biotoop heeft opgeëist.
Het is een bijzonder jaar voor The Ex: niet alleen hebben ze hun tweeduizendste show gegeven en in meer dan 45 landen gespeeld, ze bestaan ook nog eens 45 jaar. Zaterdag viert het viertal die mijlpaal met een festival in het Amsterdamse Bimhuis. Zondag verplaatst dat circus zich naar het Belgische Mechelen.
Het wordt een weerzien met vrienden en zielsverwanten. Zo’n twintig muzikanten komen meevieren en -spelen, onder wie oud-zanger en medeoprichter Jos Kleij (ook wel: G.W. Sok) en drumlegende Han Bennink, met wie de band uitgebreid door Afrika toerde. Uiteraard sluit The Ex zelf af, in de huidige bezetting met oerlid en oprichter Hessels (gitaar), Katherina Bornefeld (drums), Andy Moor (gitaar) en Arnold de Boer (zang, gitaar).
De waarheid schreeuwen en tekeer gaan, dat wilden wij ook
Tijdens het gesprek over de nalatenschap van bijna een halve eeuw tegendraads zijn, zal Hessels één keer zichtbaar schrikken. Niet als hij het heeft over de molotovcocktails en splinterbommen waarmee vijandige buurtbewoners uit Wormer de gekraakte villa in de begindagen teisterden („dan kwam je terug van een optreden en lagen alle ramen er weer uit”), gewelddadige confrontaties met de politie („we zijn belaagd door traangas en toen dat op was zenuwgas en rubberen kogels) of agressieve skinheads („die kale koppen nam ik zó – hup! – in een armklem”).
Nee, het gebeurt als hij bij het omschrijven van de levenslange muzikale ontdekkingstocht van The Ex per ongeluk het c-woord in de mond neemt. „We hebben in onze carrière… Of, nou ja, ehm… hoe noem je dat?”
De Boer (50), die als jongste bandlid ook is aangeschoven om terug te blikken, schiet te hulp: „Chaos”, redt hij. „Georganiseerde chaos.”
I. Castricum, 31 augustus 1979Het eerste optreden
Hessels: „In de kraakbeweging waren er krankzinnig veel punkbands en plekken waar je kon spelen. Iedereen verzon alles zelf. Die sfeer was geweldig. Destijds luisterden veel mensen naar symfonische rock, van dat ingewikkelde intellectuele gedoe. Door de punk snapten we plots: oh, zo kan het ook. De waarheid schreeuwen en tekeer gaan, dat wilden wij ook. Jos schreef teksten en kwam met de naam The Ex: dat was makkelijk op de muur te spuiten. In Paradiso kwam er een jongen naar me toe die zei: ‘Ik organiseer een festival in Castricum. Jullie hebben een band toch? Kunnen jullie spelen?’ Tuurlijk, antwoordde ik. Dat was in 1979… Sjeee-zus…”
De Boer: „Haha, toen was ik vier!”
Hessels: „Jos kon heel goed ‘1-2-3-4!’ schreeuwen, verder kon niemand iets. We hadden niet eens spullen. Ik wilde helemaal niet gitaarspelen, maar dat was het enige instrument dat overbleef. Omdat ik links ben, moest ik er speciaal eentje bestellen. Dat duurde heel lang, maar toen-ie er eindelijk was, zeiden ze in de winkel: ‘Hier is-ie hoor! U kunt hem meteen proberen!’ Ik antwoordde: ‘Dat doe ik thuis wel.’ Ik had namelijk nog nooit een gitaar aangeraakt. Na drie lessen zag ik Gang of Four: KLENG! KLENG! KLENG! Wauw, dacht ik: ik kan gewoon doen wat ik wil. Dat besef is steeds verder gegroeid.”
De Boer: „Johan Cruijff heeft gezegd: óf je doet iets wat anderen doen, dan moet je zorgen dat je je beter bent; óf je doet iets wat nog nooit iemand heeft gedaan, dan ben je sowieso de beste. Dat is wat er is gebeurd.”
II. Van New York tot Addis AbebaHet 2de t/m 2022ste optreden
Hessels: „Wanneer mensen proeven van macht, overwicht krijgen en precies weten hoe alles moet, is dat altijd rampzalig. Gaandeweg kwamen er een soort kraakbazen en punkpuristen die bepaalden wat wel en niet goed was. Kraken werd streng en oubollig, punk werd een stijl. Je verliest de vrijheid en speelsheid die juist zo belangrijk is. De overgang naar improvisatie ging organisch: we ontdekten telkens nieuwe muzikanten die ogenschijnlijk niets met ons te maken hadden, maar bij wie je dacht, wow, wat een vrije geesten.”
De Boer: „Toen ik in 2009 bij The Ex kwam, kende ik de improvisatiescene nauwelijks. Maar er heerst precies diezelfde DIY-mentaliteit: alles zelf doen, zelf platen uitbrengen, shows organiseren.”
Hessels: „Connecties ontstaan altijd vanzelf. In 1989 speelden we in de beroemde punkclub CBGB’s in New York. We waren nog compleet onbekend en na een minuut of twintig werden de microfoons uitgezet, als teken dat we moesten stoppen. Eén toeschouwer liep naar de geluidsman en schoof het volume weer omhoog. Dat was onze eerste ontmoeting met de Amerikaanse cellist Tom Cora. Ik wist meteen: die gast zit goed in elkaar. Dat we met hem gingen spelen was een belangrijke stap. De volgende keer in CBGB’s waren we hoofdact.
„Zo ging het vaker in Amerika. In Chicago begon een iel ventje te helpen met spullen sjouwen. Wij dachten: wie is dat onnozele mannetje? Het was (de legendarische producer, red.) Steve Albini, die superfan bleek te zijn. Hetzelfde gebeurde met Sonic Youth: zij nodigden ons uit om samen op tour te gaan. Blijkbaar trekken we dat soort types aan.”
De Boer: „De legendarische Ethiopische saxofonist Getatchew Mekuria was natuurlijk ook prachtig.”
Hessels: „We kenden hem van cassettes die we op tour in Ethiopië hadden gekocht, en wisten helemaal niet of hij nog leefde. We zijn hem gaan zoeken in Addis Abeba. Toen we hem vonden en vroegen of hij met ons wilde spelen deed hij heel stoer, maar later bleek hij toch onder de indruk te zijn van onze voorwaartse power. Dat is het mooie van al die combinaties: de liefde komt altijd van twee kanten. Voor het optreden bleek hij vanwege de opwinding drie nachten niet te hebben geslapen. We hebben uiteindelijk 93 shows met hem gedaan, door heel Europa en de VS.”
De Boer: „In Afrika is alles net even anders: we spelen meestal ’s middags, het is gratis en er komen veel kinderen.”
Hessels: „We rijden van stad naar stad en vragen overal: kunnen we optreden? Vaak staan we ergens buiten, maar soms ook in een bioscoop of een stadion en zelfs een keer in de kantine van de politie, haha. Meestal spelen we als smeermiddel ook een paar Ethiopische nummers. Alleen doen we dat wel op onze eigen manier, dus liggen ze soms dubbel van het lachen.”
III. Wels, 10 november 2024Het 2023ste optreden
De Boer: „Vorig weekend speelden we op Music Unlimited, een festival in Wels, Oostenrijk. Drie dagen lang geven geniale mensen uit de jazzimprovisatiescene de meest waanzinnige optredens.”
Hessels: „Het blijft verbazingwekkend dat we daar tussen topmuzikanten staan. Maar veel jazzfestivals herkennen de vrijheid van wat we doen.”
De Boer: „Op het einde gaan alle stoelen aan de kant en mogen wij. Voordat we beginnen, zeg ik: ‘Hallo, we zijn The Ex, en we hebben tien nieuwe nummers en die spelen we één voor één.’ Dan moet iedereen lachen natuurlijk.”
Hessels: „Maar ook al is onze stijl heel anders dan abstracte jazz, toch doen we eigenlijk hetzelfde. Alles ontstaat uit wie wij zijn, zonder clichés of regels.”
De Boer: „Het mag nooit klinken alsof je live de plaat afdraait: we zijn geen jukebox van onszelf en willen elke keer bij nul beginnen. Zo houd je het ook 45 jaar lang jaar vol denk ik. Of nou ja, ik dan vijftien. We nemen risico’s en creëren ruimte voor de ander. Dat maakt het spannend, omdat je heel goed naar elkaar moet luisteren en moet reageren, net als in een gesprek. In Wels haakten er op het eind opeens vier saxofonisten in, met wie we nooit eerder hadden gespeeld.”
Hessels: „Waarom zoiets werkt, is moeilijk uit te leggen. Het gaat niet zozeer om techniek, het is meer een soort instinct. Met wie wil je een gesprek voeren? Wat vind je leuk aan iemand? Dat maakt het heel gevoelig én fantastisch. Wauw, ontdek je iedere keer: die gasten die ons interessant vinden, zijn zelf óók gewoon van die eigenwijze harken.”