Twee romantische Rachmaninoffs in twee afstandelijke zalen

Ineens was het een Rachmaninoff weekje: in Groningen speelde het Noord Nederlands Orkest met grootheid pianist Leif Ove Andsnes Rachmaninoffs Derde pianoconcert. In Den Haag kreeg het publiek Rachmaninoffs Tweede symfonie. Nog een overeenkomst tussen Groningen en Den Haag: allebei de concertzalen, De Oosterpoort en Amare, zijn niet ideaal voor groot, romantisch symfonisch repertoire.

Met Leif Ove Andsnes heeft het NNO een flinke ster binnengehaald. Het zal hebben geholpen dat landgenoot chef-dirigent Eivind Gullberg Jensen en Andsnes bekenden zijn: beiden wonen in Bergen (Noorwegen) en wisselen geregeld tips uit voor hun gemeenschappelijke wijnhobby, vertelde Andsnes voorafgaand aan het concert aan de luisteraars van NPO Klassiek.

Het Derde pianoconcert staat bekend als een van de moeilijkste pianoconcerten. Andsnes speelt met een voorkeur voor helderheid en ratio boven klankkleur en romantiek. Pas na een tijd wordt hij zachtmoediger en toegeeflijker. Het NNO speelt op de bal, scherp en redelijk behendig. Het is alleen jammer dat ze regelmatig overgangen in het muzikale storyboard over het hoofd zien. Momenten waarin het staartje van het ene thema een voorbereiding moet zijn op het volgende thema, worden te vaak met zevenmijlslaarzen overlopen, wat de emotionele spanning in de weg zit. Jensen (die in houding en bewegingen (en kapsel) prettig doet denken aan een dirigerende Hans Otjes) is lief voor zijn orkest. Hij wil een muzikaal verhaal uit het orkest aaien, terwijl het best een beetje sleuren kan gebruiken. Andsnes doet het tegenovergestelde; als hij een nieuw thema belangrijk vindt, zet hij het eerste akkoord lekker aan, alsof hij wil zeggen: „Zo, en nu ga ík eens wat vertellen.” Toch is het in totaal net niet genoeg om meeslepend te worden.

In plaats van de gebruikelijke volgorde – eerst soloconcert, dan symfonie – speelt Andsnes pas na de pauze. Ervoor klinkt Sibelius’ Eerste symfonie. Daarin wreekt zich naast Jensens behoedzame aanpak ook de mistige akoestiek van De Oosterpoort, waarin de violen een beetje kakelend hees gaan klinken, en je delen uit het lagere geluidsspectrum gewoon niet hoort. Op de lage snaren van de celli bijvoorbeeld, krijgt je je oren maar niet gefocust. Terwijl de fluiten en de hobo’s juist klinken alsof ze in je oor toeteren. Al maakt het de houtblazers wel effectief, als ze samen even dissonant moeten klinken.

Verlangen naar liefde (en een warme concertzaal)

De grote zaal in Amare, het nog nieuwe gebouw waaraan het Residentie Orkest nog aan het wennen is, maakt het haar orkest ook niet makkelijk. Maar deze akoestiek is juist enorm gedetailleerd. Op rij vijftien hoor je nog de klankkleurverschietingen van één cellopluk. Dat lijkt misschien ideaal, en dat is het ook wel als het orkest héél zacht speelt; dan lijken de muren te fonkelen als een geslepen diamant. Maar, ‘heel zacht’ gebeurt niet zoveel in muziek voor groot orkest. Al bij een beetje harder weet de akoestiek niet waar het alle details moet laten en lijkt het of de wanden alle warmte uit het orkest opzuigen, met een erg droog geluid als resultaat. En dat moet je nou precies niet hebben, in de mierzoete romantisch lyrische Tweede symfonie van Rachmaninoff.

Die droogte is jammer, zeker omdat gast-dirigent Lawrence Renes het orkest vrijdagavond met geweldige behendigheid boven zichzelf uit laat stijgen. Hier en daar hoor je hoe de rigide Duitse stijl van hun chef-dirigent Anja Bihlmaier in hun spieren begint vast te roesten, maar op andere momenten is het prachtig; beweeglijk en glooiend, met eensgezinde crescendi en decrescendi, en een prettige strijkklank, die je hevig doen verlangen naar romantiek en, dus, een warmer klinkende concertzaal. Met dit speelniveau, is er hoop dat het Residentie hun nieuwe zaal uiteindelijk te vriend krijgt.

Applaus voor de moeite

Wat wel goed blijkt te werken in de gedetailleerde Amarense akoestiek is het genre pianoconcert, omdat een piano er zo goed als nooit verdrongen wordt door het orkest. Voor Sibelius speelt Ralph van Raat de Nederlandse première van John Luther Adams’ pianoconcert Prophecies of Stone. In de vier delen, die steeds beginnen op de laagste tonen van de piano, is geen melodie te bekennen; Adams herhaalt en ontwikkelt in plaats daarvan sferen en vormen, zoals twee handen die vlak na elkaar op het klavier landen in allerlei stijgende figuren met een steeds iets hogere mediaan, die wel iets weg hebben van de opstartgeluiden van de oude Playstation 1 en Windows Vista. Het orkest moet daar wrange, schrille klankblokken bij spelen. Het is erg onprettig om naar te luisteren. Let op: onprettig is niet hetzelfde als slecht. Onprettige boodschappen moeten ook verteld worden. Maar het wordt vrijdag niet duidelijk wat Prophecies of Stone dan precies te vertellen heeft. Het is hooguit geinig om deze combinatie van klanken eens gehoord te hebben. Ook het publiek in Den Haag lijkt er weinig van gesnapt te hebben. Van Raat kreeg een halve minuut koel applaus voor de moeite, net genoeg tijd om af te lopen.