N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
ZAP Keer op keer reisde Cinan Can naar het gebied van de islamistische terreurbeweging IS. In het slotstuk van de reeks spreekt hij twee Nederlandse IS-strijders die nu in een Koerdische gevangenis zitten.
‘Hopelijk is dit de laatste, maar zeker weten doe ik het niet’, zegt Sinan Can. Negen jaar lang maakte hij documentaires over islamistische terreurbeweging IS en haar slachtoffers. Keer op keer reisde hij naar het voormalige Kalifaat, het IS-gebied in Syrië en Irak, om de gruwelen vast te leggen. Voor Inside Kalifaat (NPO2) sprak hij voor het eerst met twee Nederlandse IS-strijders die gevangen zitten in Rojava, het Koerdisch gebied in Noord-Syrië. Dit moet het slotstuk zijn van de IS-reeks.
De twee mannen die hij daar spreekt, Yasin uit Zoetermeer en Abdullah uit Den Haag, zeggen dat ze een „redelijke kalm” bestaan leidden in Nederland, met vrouw, kinderen en een baan. „Gewoon Nederlandse jongens”. Dat ze toch naar Syrië reisden om mee te vechten in de burgeroorlog, heeft volgens hen „niets met Nederland te maken”. Ze waren niet ontevreden over hun bestaan, zeggen ze, maar ze wilden graag hun moslimbroeders helpen. Ze kwamen min of meer toevallig bij IS terecht en ze zeggen zelf geen enkel geweld te hebben gezien. „Geloof mij, ik ben niet gevaarlijk’’. Abdullah had een „administratieve functie” bij IS. Yasin zat in de „telecommunicatie”. Zeggen ze. Wanneer Sinan Can ze confronteert met foto’s waarop ze met een wapen staan, zeggen ze dat het een „poseringsfoto” is. Desgevraagd zeggen ze dat ze spijt hebben. „Ik heb mijn best gedaan”, zeggen ze ook. En: „mensen maken nu eenmaal fouten”.
Wat moet je met zulke interviews? Gesprekken met Nederlandse IS-strijders zijn zeldzaam. En het is altijd fascinerend om misdadigers in de ogen te zien. Bovendien zijn ze ooggetuigen van een ongekend schrikbewind – een belangrijk stuk hedendaagse geschiedenis. Maar veel wijzer word je er niet van. Niet in de laatste plaats omdat de twee vermoedelijk niet de waarheid vertellen. Dat ze geen gruwelen hebben gezien en zelf geen geweld pleegden is in ieder geval zeer onaannemelijk. Can vertelt erbij wat de twee mannen niet zelf prijsgeven: hoe ze met andere jihadisten samenkwamen in een kelder aan de Haagse Meppelweg onder leiding van ‘emir’ Abou Moussa en hoe ze daar werden klaargestoomd voor de reis naar Syrië.
Terug
Waarom Abdullah en Yasin zich laten interviewen voor de Nederlandse tv is duidelijk: ze willen graag uit de Koerdische gevangenis en terug naar Nederland. Net als de dertien andere Nederlandse IS-strijders die nog gevangen zitten. Mooi niet, denk je dan. Levensgevaarlijke mannen, die kunnen beter ver weg opgesloten blijven zitten. Veelbetekenend verwijst Can naar de Belgische terrorist Oussama Atar, die op aandringen van Belgische politici uit een Iraakse gevangenis werd gehaald en werd vrijgelaten in België. Vervolgens plande hij de grote aanslagen in Parijs en Brussel.
Het interessante van deze documentaire is dat Sinan Can met enig succes onderzoekt waarom het wél een goed idee is om de mannen naar Nederland te halen. Allereerst hebben ze recht op een eerlijk proces en de Koerdische regering is niet in staat om dat te verzorgen. De Koerden kunnen de duizenden IS-gevangenen niet aan en willen graag van ze af. Ten tweede: IS is niet weg. Vorig jaar deed de groep een grote aanval op een Koerdische gevangenis en bevrijdde tientallen gevangenen. In die gevangenis zaten ook Nederlanders. Die zouden op eigen houtje terug kunnen komen, voor aanslagen. Ten derde: gevangenissen waar veel IS-strijders samen zitten, zijn broeinesten van nieuw geweld. Can wijst erop dat IS werd geboren in Abu Ghraib en Camp Bucca, de beruchte Amerikaanse gevangenissen in Irak. „De hogeschool van de Jihad’’ werden ze genoemd.
Terughalen of niet? „Staatsveiligheid en rechtstaat staan hier op gespannen voet met elkaar”, concludeert Can. Voor hem zit het werk er in ieder geval op. Zegt hij.