Twee cellotalenten op de Cello Biënnale: ‘Magie ontstaat als je je kwetsbaar opstelt’

Chieko Donker Duyvis en Benjamin Kruithof.


Foto Merlijn Doomernik

Interview

Cellotalenten Benjamin Kruithof won het vorige Nationaal Cello Concours, daarom mag hij op de Cello Biënnale met groot symfonieorkest optreden. Chieko Donker Duyvis speelt er ook. Zij wil met haar cello ‘een kameleon zijn’.

Donderdag begint in Amsterdam de Cello Biënnale, een van de grootste cello-evenementen van de wereld. Er klinkt klassiek, jazz, pop, wereldmuziek, zowel traditioneel als moderner. Als er maar een cello in zit. Tussen grote namen staan veel jonge talenten. NRC sprak Benjamin Kruithof en Chieko Donker Duyvis, en vroeg hen welke cellisten op het programma hen zelf inspireren:

Benjamin Kruithof – ‘Cellisten zijn lieve mensen.’

Benjamin Kruithof won het vorige Nationaal Cello Concours, daarom mag hij op deze Biënnale met groot symfonieorkest optreden. „Cello spelen heb ik altijd aan plezier verbonden.”

Benjamin Kruithof.

Foto Merlijn Doomernik

Iedereen met een liefhebberij voor talen en accenten is van harte aangeraden eens een gesprek met cellist Benjamin Kruithof (23) aan te knopen. Hij spreekt een hoffelijke en kleurrijke mengelmoes van talen in elkaars accent: Nederlands als basis, maar wel de mengvorm die je krijgt als je een Nederlandse vader en een Vlaamse moeder hebt. Daar giet hij een Luxemburgs-Frans sausje overheen, want Kruithof werd geboren en groeide op in Luxemburg. En dat dan keer Duits, want hij woont en studeert nu vijf jaar klassiek cello in Berlijn. Kruithof: „Thuis spraken we altijd Nederlands, maar ik zal wel een klein accentje hebben hè?”

De familie Kruithof had thuis een strijkkwartet compleet: moeder speelt viool en zusje ook, vader speelt altviool. Benjamin kreeg ook als eerst een viool en een altviool in zijn handen, maar die instrumenten heeft hij allebei al snel „laten zijn”. De altviool vond hij niet spannend genoeg, want zijn vader was als leraar veel te aardig.

Een familievriend en celloleraar gaf hem op zijn zesde een cello en een geweldige eerste indruk van het instrument. „Hij liet de techniek nog even zitten, maar begon met me enthousiast maken voor de muziek. We hebben alleen maar stukjes gespeeld die ik mooi vond. Daardoor heb ik cello spelen altijd aan plezier verbonden. Ik denk dat ik daarom nog altijd zo graag oefen, ook dingen die eigenlijk niet hoeven. Ik ga graag ’s avonds met vrienden zitten om te sight readen. Dan pakken we zomaar bladmuziek van het een of het ander en dat gaan we uitproberen.”

Prijzen

Op de vorige Cello Biënnale in 2020 won Benjamin Kruithof overtuigend het bijbehorende Nationaal Cello Concours. Hij kreeg de eerste prijs, de publieksprijs en de prijs voor de beste uitvoering van de opdrachtcompositie.

Hij hield er onder andere een heleboel concerten in Nederland aan over, genoeg om zijn streven om een keer per maand in Nederland te zijn (ook voor vrienden en familie) prima te halen. Dat bleek fijn, want „je leert met veel concerten spelen dingen die je in een oefenruimte niet kunt leren: omgaan met stress en situaties die net iets te veel van je vragen, repertoire op heel korte termijn instuderen; je wordt er veel professioneler van.”

Op een schaal van experimentele cross-overs tot puur traditioneel klassiek neigt Kruithof het meest naar het laatste. Al raakt hij door zijn meer experimentele Berlijnse medestudenten de laatste tijd wel aangestoken. „Ik ben gewoon heel slecht in improviseren. Maar van jazz en pop kunnen we als klassieke uitvoerders veel leren, vooral in vormvrijheid. Wij klassieken willen alles zo precies mogelijk uit een boek doen, en daar ben ik ook een groot voorvechter van, maar we zitten soms zo vast in een partituur dat we vergeten spontaan te spelen. Dat ben ik nu in Berlijn aan het ontdekken.”

Catastrofaal slechte componist

Dat betekent niet dat hij op korte termijn zelf gaat componeren. „Ik heb het geprobeerd, en ik ben een catastrofaal slechte componist. Ik weet niet waarom. Ik zou het op dit moment afraden om een compositie van Benjamin Kruithof te kopen.” Maar voor zijn plezier avondjes zelf improviseren, dat doet hij wel graag. „Je moet als musicus niet vergeten dat muziek ook je hobby is.”

Kruithof komt nog maar net uit weer een concoursroes: hij won in september de George Enescu competitie in Boekarest, Roemenië. Daarna was het even bijkomen. Spelen op de aanstaande Biënnale, ook een van de binnengesleepte prijzen in 2020, ziet hij dus als een mooie opstart van zijn ‘nieuwe seizoen’. Hij speelt met het Symfonieorkest van het Conservatorium van Amsterdam Poème van Henriëtte Bosmans, zo onbekend dat hij er zelfs zijn leraar in Berlijn mee wist te verbazen („Wat een goed stuk!”).

Zijn mede-cellostudenten in Berlijn zijn in ieder geval flink jaloers. „Ze zouden allemaal wel mee willen. De Biënnale is het grootste cellofestival dat er is, alle cellisten kennen het. Het is uniek dat je met alleen maar cellisten, mensen die normaal individueel de hele wereld over reizen, ineens samen in hetzelfde gebouw bent. En het helpt dat cellisten lieve mensen zijn. Je voelt geen verschil tussen generaties, tussen gearriveerd en jong talent. Het is voor een jonge cellist een heel inspirerende plek.”

Chieko Donker Duyvis – ‘Magie ontstaat uit kwetsbaar zijn.’

Chieko Donker Duyvis viel als kind voor de veelzijdigheid van de cello, maar als klassiek conservatoriumstudent voelde ze zich gekooid. „Ik vind het juist leuk kameleon te zijn.”

Chieko Donker Duyvis.

Foto Merlijn Doomernik

Soms tokkelt ze alsof haar cello een gitaar is en zingt ze er een Braziliaans liedje bij. Of ze strijkt brede lijnen, en neuriet daar – gelijktijdig, zoekend – een cantilene boven. Als kind al werd celliste Chieko Donker Duyvis (1997) gelukkig van alles wat creatief was. Spelen. Tekenen. Zingen. Verhalen schrijven. Cellospelen was een van die dingen. Op haar veertiende ging ze, naast de middelbare school, naar de jongtalentafdeling van het conservatorium van Amsterdam „om beter te leren spelen”.

Dat lukte. „Op het conservatorium heb ik goed cello leren spelen, technisch heb ik nu een solide basis”, zegt ze in een Amsterdams café. Maar ze voelde zich in die jaren vaak zoekend en ongelukkig. „Alles draaide om prestatie, perfectie, het eindeloos wegpolijsten van alle barstjes. Eigenheid en spelplezier waren daaraan ondergeschikt. Dat voelde niet goed, ik vond het verstikkend.”

Wie klassiek wordt opgeleid, draait mee in een geoliede, hypercompetitieve structuur. „Daar uitstappen omdat je ‘iets anders’ wilt is nogal wat”, zegt Chieko Donker Duyvis. „Zelf muziek schrijven en zingen deed ik eerst thuis, stiekem. Ik wist nog niet precies wat ik precies wilde. Het voelde alsof ik uit de kast moest komen met mijn creatieve kant.”

Improviseren met cello en zang

Pas toen ze afstand nam van de prestatiecultus, daalde het eigenlijk eenvoudige antwoord in: „Ik heb een kracht in me die er als zangeres, componist en improvisator beter uitkomt dan als klassiek cellist. Ik ga muziek maken op een manier waar ik wél blij van word.”

Ze nam jazz-lessen, studeerde zangtechniek, improvisatie en compositie. „Mijn nieuwsgierigheid mocht eindelijk weer een rol spelen, en daarmee kwam ook het plezier terug. Inmiddels zie ik mezelf meer als maker die een verhaal vertelt met gebruik van cello en zang. Die twee versmelten steeds meer in elkaar in mijn improvisaties. Ik werk graag samen met dansers, kunstenaars en theatermakers om te blijven leren en ongebaande paden te onderzoeken.”

Haar Nederlandse vader en Braziliaans-Japanse moeder, beiden kunstenaar, stimuleerden haar om open te blijven staan voor alles, zegt ze. Vormende ervaringen waren ook haar vele reizen naar Brazilië. „De warmte en spontaniteit, de vrijere manier van expressie – die mis ik hier. Muziek is daar een veel vanzelfsprekender aanwezigheid in het dagelijks leven. Dat werkt heel verbindend.”

Verbinding zoekt ze nu ook zelf in de concerten met haar eigen ensemble, waarmee ze eigen composities speelt geïnspireerd door Braziliaanse muziek, jazz en klassiek impressionisme. De opname van een debuutalbum staat al in de agenda.

‘De familie Vermicelli’

Een van de andere interdisciplinaire projecten waaraan ze op dit moment – in het kader van de Cello Biënnale – meedoet, is de familievoorstelling De familie Vermicelli, waarin ze eveneens cello speelt, zingt én acteert. „Er wordt vaak gedaan alsof je je moet specialiseren, alsof dat altijd beter is. Maar specialisatie maakt ook dat je iets verliest: openheid, contact. Ik vind het juist leuk een kameleon te zijn.”

Wat ze maakt is „vrij maar niet vrijblijvend”, zegt ze. „Ik ben wel degelijk heel perfectionistisch. Ik wil mensen echt raken. De toegankelijkheid die dat vereist is hard werk. Eerst eindeloos inzoomen op alle details, dan weer uitzoomen en je spontane beginners-mindset hervinden.”

Het zingen maakt haar leven als podiumkunstenaar nog rijker. „Het was eng in het begin. Zingen is een nog directere manier van je uiten dan cello spelen: ik toon daar mijn diepste gevoelens, mijn kwetsbaarheid. Maar de verbinding die je van daaruit kunt voelen met het publiek is fantastisch. Magie ontstaat juist als je je kwetsbaar opstelt. De eerste keer dat dat echt lukte vergeet ik nooit meer: de première deze zomer van mijn eigen muziek als Nieuwe Maker voor het Grachtenfestival. Ik had het gevoel zingend op te bloeien en eindelijk helemaal mezelf te zijn op het podium.”

Benjamin Kruithof en Chieko Donker Duyvis op de Cello Biënnale. 20-29 oktober. Info: cellobiennale.nl