Tv-recensie | Zomergast Garrie van Pinxteren wisselt wijsheden over China af met persoonlijke verhalen

‘Ik weet ook niet zo goed waarom precies dít”, zei zomergast Garrie van Pinxteren. Samen met presentator Janine Abbring had ze net naar een zelfgekozen scène uit de Taiwanese film Rebels of the Neon God gekeken, waarin een jongen die heimelijk zijn studie heeft afgekapt een telefoondatingservice bezoekt. Hij krijgt een korte uitleg van een meisje aan de balie, kijkt dan enkele minuten zwijgend naar een rinkelende telefoon en verlaat uiteindelijk onverrichter zake het pand. Er wordt veel gezwegen en weinig bereikt – en toch, of misschien juist daaróm, wist de scène China-correspondent Van Pinxteren eindeloos te ontroeren.

Hoe langer ze erover praatte, hoe beter ze wist te verwoorden waar die ontroering ’m in zat. Ze had de scène gekozen „uit liefde voor de moeizaamheid van het bestaan. Het niet makkelijke, niet succesvolle, het eenzame en daarmee het alledaagse”. Abbring knikte bemoedigend terwijl haar gast hardop verder dacht. „Het is een scène waarvan veel mensen denk ik meteen weten waar hij over gaat. Het komt uit China, ver weg – maar is heel universeel.”

Voor Van Pinxteren was haar deelname aan Zomergasten niet alleen een gelegenheid om meer over zichzelf bloot te geven: het was ook een manier om China wat dichter bij Nederland te brengen. De fragmenten die ze de sobere studio mee innam toonden de vele kanten van het land waar ze in 1982 als jonge student in haar eentje naartoe trok, op zoek naar avontuur. Ze trof er een samenleving die zich voorzichtig meer openstelde en mensen die nieuwsgierig het gesprek met haar aangingen, maar zag de laatste veertig jaar ook de geslotenheid en het wantrouwen terugkeren, onder een regering die haar burgers steeds strenger controleert. In de ogen van het Westen verandert het land van handelspartner weer meer en meer in een dreigende factor.

Van Pinxteren erkende zondagavond die dreiging: ze zag hem in de oorlogsretoriek die uitging van films als The Battle at Lake Changjin, in de neiging van de Chinese overheid om graan te hamsteren ‘voor het geval dat’. Dat het regime eerder in staat was gebleken tot gruwelen jegens zijn eigen burgers bleef ook niet onbesproken. De China-correspondent gidste de kijker langs fragmenten uit documentaires over strafkampen en over het studentenprotest op het Plein van de Hemelse Vrede, die ze telkens toelichtte als een bevlogen geschiedenisdocent. Maar dan wel één die zich persoonlijk betrokken voelt bij een geschiedenis die zich blijft ontvouwen, en die er waarde aan hecht te blijven benadrukken dat je een bevolking en haar overheid niet over één kam kunt scheren. „Ik denk dat je sneller bereid bent om een bom op een land te gooien als je de mensen die daar wonen niet meer als mensen ziet”, zei ze, „maar als vertegenwoordigers van een eng regime.”

Pretogen

Die wijsheden werden afgewisseld met persoonlijke verhalen. Gelukkig trof Van Pinxteren Abbring tegenover zich, die haar soepeltjes van de grote geschiedenisfeiten naar de kleine anekdotes begeleidde. Daar was soms weinig voor nodig: twee grote pretogen, een paar keer doorvragen („Maar wat zegt dit fragment over jóu?”) en dan vooral veel ruimte geven – dat was genoeg om Van Pinxteren te doen praten.

Na de telefoondatingscène vertelde ze over de relatie die ze had gehad met een Chinese vrouw in haar studietijd. „Of tenminste: ik had zelf het idee dat het een relatie was.” Uiteindelijk bleek Van Pinxteren eerder een springplank voor haar geliefde, die graag uit China weg wilde. Maar via haar had Van Pinxteren wel haar eerste vrienden in China gemaakt, en leerde ze de Chinese samenleving – voor zover dat gaat – van binnenuit te bezien. Een niet-geslaagde verhouding bleek de ingang naar een ‘andere’ wereld.