Tv-recensie | Wat is normaal in een niet-normale formatie?

Alles goed en wel, maar wat betekenden die hartjes van Fleur Agema nou? Maandagmiddag had het PVV-Kamerlid een bericht geretweet van het account @PVVpers, waarin stond dat PvdA’er Ronald Plasterk officieel zou worden voorgedragen als premierskandidaat. En die retweet had Agema dan weer een persoonlijke touch gegeven door er een lachende emoji met hartjesogen aan toe te voegen. Klein detail: @PVVpers is een parodie-account. Goed, ga dat maar eens politiek duiden.

Handig genoeg had Jeroen Pauw in de dinsdaguitzending van Sophie & Jeroen (BNNVARA) één voormalig en één huidig politiek verslaggever van de NOS aan tafel zitten (respectievelijk Ron Fresen en Wilma Borgman), maar vanzelfsprekend had hij zelf ook alvast lang en diep over de kwestie nagedacht, om met gevouwen armpjes zijn twee theorieën te kunnen presenteren. Borgman kon die theorieën bevestigen noch ontkrachten: de reactie van de PVV beperkte zich tot „Het is een nepaccount”, meldde ze.

Talkshowbreed heerste de consensus dat de onduidelijkheid rond de vraag wie de nieuwe premier zou worden niet de normale gang van zaken was, maar ja; dat was deze formatie toch al niet. Echte verbazing leken Agema’s hartjes niet meer te kunnen wekken. In een niet normale formatie is het eigenlijk normaal dat het voordragen van een premier óók niet normaal verloopt.

Verwarrend – je zou bijna (bijna, niet helemaal) terugverlangen naar de VVD-posters van zeven jaar geleden, waarop willekeurige stellingen stonden met daaronder twee opties: ‘niet normaal’ of ‘heel normaal’. Eén van die opties was alvast heel handig voor je ingevuld, zodat je daar verder niet zelf je mooie hoofdje over hoefde te breken.

Maar zo’n overzichtelijk tweedeling bestaat in de praktijk helaas (?) vaak niet. In de 2Doc A dangerous boy (VPRO) werd dat gegeven geheel omarmd. De documentaire is een ontregelend portret van de IJslandse hacker Sigurdur ‘Siggi’ Thordarson, met wie de makers in een periode van negen jaar gesprekken voerden. Ook spraken ze mensen in zijn omgeving: van zijn moeder tot zijn forensisch psychiater.

Hacktalent Thordarson (inmiddels 31) was pas achttien toen Julian Assange hem werken toevertrouwde bij WikiLeaks. Een soort vader-zoonrelatie was het, zou Thordarson later over zijn band met Assange zeggen. Of misschien meer Batman en Robin. Toch komt er een moment dat Thordarson zijn band met Assange breekt en besluit samen te werken met de FBI, uit angst uiteindelijk zelf in een Amerikaanse gevangenis te belanden.

Aanvankelijk leef je nog mee met Thordarson: hij is op te jonge leeftijd in te grote zaken verstrengeld geraakt, blijkt een wat eenzaam figuur en heeft nooit de kans gehad een ‘normaal’ (daar heb je ’m weer) leven te leiden. Dat hij aan de lopende band van van alles en nog wat wordt beschuldigd lijkt ook verklaarbaar: er zijn veel belangrijke figuren die er baat bij hebben als Thordarson achter de tralies verdwijnt.

Maar langzaam kantelt het beeld. Met de jaren begint de hacker zich steeds vreemder te gedragen. En zelf heeft hij natuurlijk óók belangen. Zo sluipt bij de kijker langzaam de paranoia naar binnen die figuren als Thordarson en Assange ook zal plagen: wie probeert wie erbij te lappen? Waar gaan feiten en waarheid over in leugens en fictie – en is dat onderscheid wel zo hard te maken? Thordarson lijkt zelf ook geen antwoord te hebben op die vragen.

Op de laatste draaidag is het onzeker hoe zijn toekomst eruit zal zien. Thordarson zit niet meer vast, maar plannen heeft hij niet. Liefst wil hij „gewoon het normale omarmen”. „Wat betekent dat?”, vraagt de documentairemaker. Thordarson glimlacht weemoedig. „Dat weet ik niet.”