Tv-recensie | Ondergedompeld in een achterstandwijk, zonder witte bewoners de les te lezen

Nu even geen Wilders, was mijn plan voor deze tv-avond. Liever wilde ik het over armoede hebben. Voor 100 Dagen in de vergeten wijk (NPO3) gaan Nicolaas Veul en Tim den Besten in het Haagse Laakkwartier wonen. Ze lopen daar stage als sociaal werkers. In de buurt kampen de bewoners met „overlast, schulden, armoede en eenzaamheid”. Wanneer het duo kennismaakt met de witte bewoners beginnen die onmiddellijk racistische dingen te spuien over buurtgenoten met een migratieachtergrond. Die zouden de buurt verpesten en het land overnemen.

Ja hoor, de reportage is nog maar net begonnen of we zijn al weer bij Wilders’ schijnprobleem van de migratie. Hoe ga je hiermee om? Veul en Den Besten zitten er ook mee. Moeten ze tegengas geven, vraagt Veul zich af. Tja, ze komen om onderzoek te doen naar de buurt dus dan moet je vooral luisteren en begrijpen, vindt Den Besten: „Het programma heet niet: 100 Dagen de les lezen.” De rest van de uitzending wordt het onderwerp gemeden.

Veul en Den Besten maakten eerder soortgelijke reportageseries over een middelbare school, een psychiatrische kliniek en een bejaardenhuis. De magie van die eerdere series is nog niet te vinden in deze nieuwe reeks. Misschien is een achterstandswijk te groot, te complex voor hun benadering. De vorige gingen over kleine gemeenschappen. Verder is de achterbuurt al behoorlijk afgegraasd. Sinds Schuldig (2016) is wel duidelijk hoe de armoedeval werkt. Geer, Goor en de Meilandjes zijn ook al eens komen logeren.

Afstand

Daar waar Veul en Den Besten zo dicht mogelijk bij hun onderwerp proberen te komen – er zelfs gaan wonen of werken – wil documentairemaker Jurjen Blick juist afstand bewaren. In de vijfdelige reeks De laatste kans (maandag, NPO2) volgt hij mensen die de laatste kans hebben om iets te bereiken. Dat kan echt van alles zijn. Een geadopteerde vrouw heeft geen contact met haar biologische moeder, die in de tachtig is, maar wil nu van haar weten wie haar vader is. Een bokser is op zijn dertigste eigenlijk te oud, maar hij krijgt van de boksbond een laatste kans om zich te kwalificeren voor het EK. Een ecoloog krijgt een laatste kans om op Texel een allesverwoestend onkruid uit te roeien.

Deze mensen hebben geen tijd te verliezen. Aardig is dat Jurjen Blick die race tegen de klok tergend langzaam en met veel herhaling in beeld brengt. Net als in As Slow as Possible van John Cage waarmee hij de reeks begint – een minimalistisch muziekstuk dat 639 jaar moet gaan duren. Blicks stijlkenmerk is een dominante voice-over waarin een alwetende verteller in een literaire, mijmerende stijl het verhaal groter maakt dan het is. De tegendraadse muziekkeuze helpt er ook bij om van een alledaags verhaal een machtig epos te maken.

In De Hokjesman (2013-2016) werkte dat heel goed: met welwillende distantie bekeek een old school-antropoloog naar specifieke gemeenschappen in Nederland. Maar in zijn bekroonde reeks Stuk (2019) zat die voice-over me in de weg. Ik had het gevoel dat de worsteling van revaliderende mensen pakkender zou zijn geweest met wat minder gezwollen taal. In De laatste kans geldt dat ook. Niet voor niets gaat de film meteen veel meer leven wanneer een van de personages zélf uiteenzet wat het probleem is, even zonder die voice-over. Het gekozen stijlmiddel van de vertraging en de herhaling gaat ook tegen de documentaire werken. De op zich boeiende dilemma’s gingen me allengs minder interesseren. Blijft staan dat Blick eens wat anders probeert met het genre, en dat is altijd toe te juichen.