Sanne Wallis de Vries ziet er streng uit in de nieuwe quiz De Cirkel (NPO 1). Vierkante plusbril die ze steeds terugduwt op haar neus, ze lacht nauwelijks. Wie één vraag fout heeft, vliegt er meteen uit, zegt ze dreigend. Wordt de debuterende quizmaster een meedogenloze dominatrix als in De zwakste schakel? Nee, het valt tegen. Ze doet eigenlijk gewoon aardig tegen de kandidaten en de harde nulfoutregel bevat uitzonderingen, zodat iedereen gewoon kan blijven zitten.
Wat maakt deze quiz anders dan alle andere quizzen? Vooral nieuw is dat er vragen zijn waarbij de kandidaten samen moeten werken om bijvoorbeeld automerken bij logo’s te plaatsen. Verder valt op dat de quiz ingewikkelder klinkt dan hij is. Of beter gezegd: dat hij weliswaar ingewikkelde ingrediënten bevat – de vragen zijn aan elkaar gelinkt, de goede antwoorden krijgen lichtjes die een cirkel op tafel gaat vormen – maar dat die er niet toe doen.
Verder weet ik eerlijk gezegd nooit wat ik over quizzen moet schrijven. Ik kan genieten van de onwetendheid van de kandidaten en van mijn eigen algemene ontwikkeling – of andersom. Soms zijn de vragen makkelijk, soms moeilijk, en soms zit er in de hoek een onderuitgezakte, ongeschoren man te zwijgen. Maar verder zijn quizzen voor mij tamelijk inwisselbaar.
Precair onderwerp
Sahar Meradji wil in haar vierdelige documentaire Moslims inzicht geven in het leven van de islamitische geloofsgemeenschap. Precair onderwerp gezien de heersende moslimhaat – een van de redenen waarom ze überhaupt moeite had om moslims te vinden die wilden meewerken. Het programma is bovendien van PowNed, een omroep die anti-moslimfilmpjes verspreidt op YouTube. Verder is Meradji’s insteek wat vreemd. Ze meent dat andere tv-programma’s altijd de overeenkomsten tussen moslims en andere Nederlanders benadrukken (???). Met haar programma, zo zei ze in dagblad Trouw, wil ze discussie losmaken over de verhouding tussen islamitische waarden en ‘westerse’ waarden. Alsof we daar nog niet genoeg van hebben.
De documentaire richt zich in het eerste deel voornamelijk op het uitleggen van de leer. Daarnaast onderzoekt Meradji de man-vrouwverhouding volgens de islam. Het begint al niet heel lekker. Eerst krijgen we namelijk twee lange preken, van Abdelaziz, cursusleider van de Islamic Business Club, en van Abubakr Akkari, imam van de Rotterdamse moskee Centrum De Middenweg. De vrouwen zeggen niet veel, of ze komen met drogredenen waarom ondergeschiktheid aan de man ze juist vrijheid geeft. Eentje zegt dat kafirs (ongelovigen) zoals ik een leeg leven leiden.
Ik werd er niet vrolijk van. De beelden deden mij denken aan orthodox-christelijke of orthodox-joodse kringen: het ziet er grauw uit, strikt, weinig ruimte om vrij te ademen. Ik vermoed dat Meradji voor haar film in de conservatieve hoek terecht is gekomen. Denkelijk is het ook niet mogelijk is om de zeer diverse, omvangrijke groep van pakweg één miljoen Nederlandse moslims te vangen in één documentaire.
Als tegenkleur bevat de documentaire beelden uit de boksschool van de Haagse oud-marechaussee Sabra Rahiembaks. Je ziet haar in dynamische beelden tussen de druk boksende vrouwen. Waarom vind ik dat nu weer wel leuk om te zien? Omdat Rahiembaks de sterke vrouw is die zich staande houdt in een mannenberoep en daarmee ingaat tegen het stereotype beeld van de moslima? Zo zoek je altijd iets uit wat het beste bij je wereldbeeld past.
Wie komende jaren ergens in Nederland in het weekend een Française met staalblauwe ogen tegenkomt, zou wel eens oog in oog kunnen staan met de bestuursvoorzitter van ABN Amro. Tenminste, als Marguerite Bérard het advies opvolgt van haar buurman in Parijs, Stéphane Boujnah, de baas van de pan-Europese beurs Euronext.
Bérard en Boujnah komen elkaar regelmatig tegen, als hij de hond uitlaat en zij hardloopt. Hij raadde haar aan straks in Nederland elk weekend de auto te pakken. Naar Maastricht, Texel, Groningen, Delft of Utrecht. Om zo het land en de Nederlandse cultuur goed te leren kennen. Dat deed hij zelf ook, toen hij voor Euronext een jaar in Amsterdam woonde.
Het zou Boujnah niet verbazen als Bérard (1977) zijn advies opvolgt. Volgens de hoogste baas van Euronext, waar ook de Amsterdamse beurs onder valt, is Bérard erg nieuwsgierig: ze wil de cultuur waarin ze werkt en de mensen om haar heen graag leren kennen en begrijpen wat hen bezighoudt. „Ze vertelde me dat ze ook direct Nederlands wil leren. Ze was al bij de ‘nonnen’ begonnen, zei ze.”
Dat Bérard haar heil zoekt buiten Frankrijk, hadden weinigen om haar heen gedacht. ABN Amro maakte eind vorige week bekend Bérard per 23 april te willen aanstellen als nieuwe bestuursvoorzitter. De Europese Centrale Bank moet wel nog groen licht geven voor de benoeming.
Bérard groeide op in de Franse politieke en zakelijk elite en is daarbinnen een grote naam. Waarschijnlijk had ze nog jaren kunnen teren op de successen die ze al behaald heeft.
Haar opa van vaders kant, haar vader en haar moeder studeerden aan het elite-instituut École nationale d’administration (ENA). Haar vader werd prefect van een Franse regio. Haar moeder was in de jaren tachtig adviseur van gezondheidsminister Simone Veil (die abortus in Frankrijk legaliseerde) en adviseur van president Jacques Chirac. Daarna maakte ze, als nazaat van een gevluchte Russische jood met interesse in zakendoen met Oost-Europa, de overstap naar de bancaire sector.
Marguerite Bérard volgde in de voetstappen van haar ouders, vooral die van moeder. Ze studeerde in Parijs en Princeton, en was in 2004 de beste student van haar lichting aan de ENA. Die lichting bracht onder anderen de huidige Franse president Emmanuel Macron voort, en verschillende andere hoge bankiers. Onder haar aanvoering overhandigde de klas tijdens de diploma-uitreiking een twintig pagina’s tellende aanklacht tegen de opleiding aan de directeur. Volgens hen leverde de ENA vooral een van het dagelijks leven losgezongen ambtenarenelite af. Onder Macron is de school hervormd en hernoemd.
Ondanks die kritiek volgde Bérard wel het klassieke pad naar de hoge ambtenarij. Ze werd financieel inspecteur, waarna ze onder meer adviseur was van president Nicolas Sarkozy en stafchef van de minister van Arbeid. In 2012 stapte ze over naar de private sector. Bij fusiebank Banque populaire-Caisse d’épargne (BPCE) werd ze net onder het bestuur verantwoordelijk voor strategie en juridische zaken, waarna ze in 2016 diezelfde portefeuille kreeg in het bestuur.
In 2018 vertrok ze naar BNP Paribas, de grootste bank van Frankrijk. Daar werd ze verantwoordelijk voor de nationale retailactiviteiten (consumenten, bedrijven en private banking). In die rol had ze de leiding over 28.000 werknemers en 1.870 filialen – meer dan de 20.000 fte’s en 25 filialen die ABN Amro tegenwoordig telt. Haar taak bij BNP Paribas: de activiteiten digitaliseren en stroomlijnen.
Volgens een voormalige directe medewerker van deze Franse bank, die anoniem wil blijven omdat ze er nog steeds werkt, was Bérard in staat zowel de strategie te overzien als operationeel slagen te maken. „Ze is een erg complete manager. Ze weet op beide vlakken de lat hoog te leggen. Daarnaast kan ze goed omgaan met grote klanten, en weet ze veel van wat er bij bankieren komt kijken.”
Ongeduldig
Haar vertrek kwam vorig jaar als een verrassing. BNP Paribas meldde alleen heel kort dat Bérard aftrad om „elders professionele projecten” te doen. Volgens de Franse zakenkrant Les Échos heeft wellicht de termijn meegespeeld die ze in acht moest nemen voordat ze bij een andere bank mocht gaan werken. Als ABN Amro toestemming krijgt van de toezichthouders en de aandeelhouders om Bérard in april te benoemen, is er een jaar verstreken.
Waarom ze weg wilde of moest, heeft Bérard tot nu toe niet verteld. Mogelijk speelde mee dat haar retailbank, door Franse wetgeving extra gevoelig voor rente-ontwikkelingen, achterbleef qua resultaten. Binnen de zakelijke elite van Parijs doet echter het verhaal de ronde dat Bérard in de ogen van BNP’s huidige bestuursvoorzitter, Jean-Laurent Bonnafé, iets te vaak genoemd werd als zijn opvolger. Hij zou het mogelijk niet hebben getolereerd dat een aardige, kordate en competente vrouwelijke topbestuurder aan de deur klopte. Wellicht was Bérard zelf ook ongeduldig: de 63-jarige Bonnafé wil tot 2028 aanblijven.
Boujnah van Euronext denkt dat het Bérard geen moeite gaat kosten te integreren in Nederland, ook als de taal leren niet direct lukt. „Ik ken de culturele nuances tussen Frankrijk en Nederland. Bérard is erg direct.” Hij lacht: „Op een bepaalde manier is ze zelfs Nederlands. Ik denk dat ze perfect past.”
Dat denkt ook voormalig ENA-klasgenoot Luis Vassy, van 2019 tot 2022 Frans ambassadeur in Nederland. „Ze is uitermate geschikt voor de pragmatische, zakelijke cultuur in Nederland. Ik denk dat ze het type is waar Nederlanders van houden.” Volgens Vassy is Bérard, naast uiterst slim, makkelijk in de omgang en geïnteresseerd in mensen. „Op onze school was ze, hoewel ze de beste was, extreem populair.”
Boujnah noemt de keuze van ABN Amro voor Bérard stoer. Ze wordt immers de eerste vrouwelijke bestuursvoorzitter van een Nederlandse consumentenbank en een van de eerste vrouwelijke bank-ceo’s in Europa. Aan de andere kant vindt hij het helemaal niet zo’n bold move. „Ze is gewoon een van de beste leiders, écht een goede bankier. Ze kent de toezichthouders in Frankfurt en kan omgaan met de overheid. Ik heb al grappend geroepen dat ze ABN Amro ‘great again’ gaat maken.”
Opdracht
Wat zou ‘weer groot maken’ betekenen volgens de commissarissen die Bérard willen aanstellen? Afgelopen jaren is ABN Amro onder leiding van Robert Swaak juist enorm afgeslankt. Internationale activiteiten werden verminderd, vestigingen gesloten. De bank concentreert zich nu op Noordwest-Europa.
Wellicht krijgt Bérard opdracht om de bank én operationeel beter op orde te krijgen én wat nieuwe activiteiten te gaan ontplooien. Dat eerste is onder meer noodzakelijk in het risicomanagement, klaagde president-commissaris De Swaan in het jongste jaarverslag. Voor dat tweede is wellicht binnenkort wat ruimte, aangezien de staat van plan is zijn belang in de bank verder terug te brengen.
Lees ook
‘Er had nooit beloofd mogen worden dat de redding van ABN Amro zonder verlies zou zijn’
Swaak maakt zijn termijn als president-commissaris niet af, zo werd vorig jaar bekendgemaakt, zodat zijn opvolger de tijd krijgt om mee te denken met een „strategische heroverweging” voor de bank. Al werd er meteen bij gezegd dat er geen volledig nieuwe strategie voor de bank komt. Misschien valt het profiel ervan aan te scherpen, naast Europese techbank ING en food & agri-bank Rabobank. Meer ondersteuning van nationale innovatie is een optie; in Frankrijk benadrukte Bérard dit regelmatig als belangrijke rol voor BNP Paribas.
Of wellicht ziet de Française kans van ABN Amro een groenere bank te maken. Op een conferentie noemde ze in 2020 als sleutelprobleem voor banken in de komende jaren: „Dat is klimaatverandering. Hoe die ons bedrijf en onze klanten raakt, en hoe we de vereiste verandering financieren. Het gaat om het veranderen van vaste patronen die mensen en bedrijven hebben: hoe krijgen we dat voor elkaar?”
Sanne Wallis de Vries ziet er streng uit in de nieuwe quiz De Cirkel (NPO 1). Vierkante plusbril die ze steeds terugduwt op haar neus, ze lacht nauwelijks. Wie één vraag fout heeft, vliegt er meteen uit, zegt ze dreigend. Wordt de debuterende quizmaster een meedogenloze dominatrix als in De zwakste schakel? Nee, het valt tegen. Ze doet eigenlijk gewoon aardig tegen de kandidaten en de harde nulfoutregel bevat uitzonderingen, zodat iedereen gewoon kan blijven zitten.
Wat maakt deze quiz anders dan alle andere quizzen? Vooral nieuw is dat er vragen zijn waarbij de kandidaten samen moeten werken om bijvoorbeeld automerken bij logo’s te plaatsen. Verder valt op dat de quiz ingewikkelder klinkt dan hij is. Of beter gezegd: dat hij weliswaar ingewikkelde ingrediënten bevat – de vragen zijn aan elkaar gelinkt, de goede antwoorden krijgen lichtjes die een cirkel op tafel gaat vormen – maar dat die er niet toe doen.
Verder weet ik eerlijk gezegd nooit wat ik over quizzen moet schrijven. Ik kan genieten van de onwetendheid van de kandidaten en van mijn eigen algemene ontwikkeling – of andersom. Soms zijn de vragen makkelijk, soms moeilijk, en soms zit er in de hoek een onderuitgezakte, ongeschoren man te zwijgen. Maar verder zijn quizzen voor mij tamelijk inwisselbaar.
Precair onderwerp
Sahar Meradji wil in haar vierdelige documentaire Moslims inzicht geven in het leven van de islamitische geloofsgemeenschap. Precair onderwerp gezien de heersende moslimhaat – een van de redenen waarom ze überhaupt moeite had om moslims te vinden die wilden meewerken. Het programma is bovendien van PowNed, een omroep die anti-moslimfilmpjes verspreidt op YouTube. Verder is Meradji’s insteek wat vreemd. Ze meent dat andere tv-programma’s altijd de overeenkomsten tussen moslims en andere Nederlanders benadrukken (???). Met haar programma, zo zei ze in dagblad Trouw, wil ze discussie losmaken over de verhouding tussen islamitische waarden en ‘westerse’ waarden. Alsof we daar nog niet genoeg van hebben.
De documentaire richt zich in het eerste deel voornamelijk op het uitleggen van de leer. Daarnaast onderzoekt Meradji de man-vrouwverhouding volgens de islam. Het begint al niet heel lekker. Eerst krijgen we namelijk twee lange preken, van Abdelaziz, cursusleider van de Islamic Business Club, en van Abubakr Akkari, imam van de Rotterdamse moskee Centrum De Middenweg. De vrouwen zeggen niet veel, of ze komen met drogredenen waarom ondergeschiktheid aan de man ze juist vrijheid geeft. Eentje zegt dat kafirs (ongelovigen) zoals ik een leeg leven leiden.
Ik werd er niet vrolijk van. De beelden deden mij denken aan orthodox-christelijke of orthodox-joodse kringen: het ziet er grauw uit, strikt, weinig ruimte om vrij te ademen. Ik vermoed dat Meradji voor haar film in de conservatieve hoek terecht is gekomen. Denkelijk is het ook niet mogelijk is om de zeer diverse, omvangrijke groep van pakweg één miljoen Nederlandse moslims te vangen in één documentaire.
Als tegenkleur bevat de documentaire beelden uit de boksschool van de Haagse oud-marechaussee Sabra Rahiembaks. Je ziet haar in dynamische beelden tussen de druk boksende vrouwen. Waarom vind ik dat nu weer wel leuk om te zien? Omdat Rahiembaks de sterke vrouw is die zich staande houdt in een mannenberoep en daarmee ingaat tegen het stereotype beeld van de moslima? Zo zoek je altijd iets uit wat het beste bij je wereldbeeld past.
Honderden leden van Quick Boys laten zich donderdagavond geselen door hagel en wind. Binnen, in het clubgebouw van de Katwijkse club, rekenen medewerkers op vijf pinapparaatjes kaartje na kaartje af voor het KNVB-bekerduel tegen Heerenveen. Ruim een uur na de start van de voorverkoop staat er nog een rij vanaf de poort van het sportcomplex Nieuw Zuid, over de lengte van een voetbalveld. „Ik denk dat we vanavond nog los gaan”, voorspelt teammanager Stefan van Rijn.
Vrijwel nergens in Nederland leeft amateurvoetbal zo sterk als hier in de Bollenstreek, zeker niet in een week als deze. Van de acht duels in het landelijke bekertoernooi vinden er deze week drie plaats rond Katwijk. Op dinsdag speelt VV Noordwijk tegen Barendrecht, Rijnsburgse Boys ontvangt Feyenoord woensdagavond en Quick Boys treft een dag later Heerenveen. Respectievelijk Willem II, FC Volendam en Fortuna Sittard werden in de vorige ronde uitgeschakeld door de drie stuntploegen.
Het zegt alles over het niveau in de regio. In een gebied van amper tien bij tien kilometer spelen immers nóg vier clubs in de tweede en derde divisie, de hoogste twee amateurdivisies. Zo is er VV Katwijk, dat het in de vorige ronde net aflegde tegen FC Twente (3-2). VVSB uit Noordwijkerhout, dat in 2016 zelfs de halve finale van de landelijke beker haalde. En het iets kleinere FC Rijnvogels uit Katwijk en FC Lisse. Tot 2023 waren het er acht, voordat Ter Leede uit Sassenheim degradeerde.
Rob Zandbergen noemt zichzelf eerder semi-prof dan amateur. Met een laptoptasje aan de hand komt de linker centrale verdediger op de fiets van werk naar sportcomplex Middelmors in Rijnsburg, een buurdorp van Katwijk. Overdag zit hij in de inkoop van bloemen, in de avond is hij basisspeler bij Rijnsburgse Boys. „De Uien” worden ze genoemd, naar de groente die veel rond het dorp werd verbouwd, voor de bloementeelt het gebied overnam.
Supporters van de Katwijkse club Quick Boys staan in de rij om een kaartje te kopen voor de wedstrijd tegen SC Heerenveen.
Foto’s: Bram Petraeus
„Ik leef niet als een prof”, zegt Zandbergen, „maar alles om mij heen hier is wel van professioneel niveau.” In het kleedkamergebouw onder de tribune staan een ijsbad, krachthonk, hartslagmeters en er is begeleiding van een inspanningsfysioloog. Faciliteiten die beter zijn dan bij sommige van de mindere clubs in de professionele Keuken Kampioen Divisie.
Het verschil met de profs is dat het blijft bij drie keer trainen per week. Maar die drie trainingsavonden, zegt Zandbergen, „worden wel opgerekt”. Videoanalyses van de tegenstander, individuele fysieke programma’s. „Ik ben nu ook 33, dus lig ik wat langer op de massagetafel.” Voor jongere spelers die nog dromen van een profcarrière is er begeleiding op mentaal, fysiek en voedingsgebied. Voor Zandbergen hoeft dat allemaal niet zo nodig.
Duwtje op de trap
De verdediger kent de andere clubs in de regio goed. Bij Quick Boys genoot hij zijn jeugdopleiding, daarna ging hij via Rijnsburgse Boys, FC Rijnvogels, Ter Leede en een (corona)jaartje VVSB terug naar de club van zijn woonplaats. Op zijn werk zijn veel collega’s voor Quick Boys, dat voor veel clubs in de regio dé grote rivaal is. Vooral rond derbydagen nemen de grappen toe, zegt hij. „Of ik even vooruit wil lopen de trap af, zodat ze me een duwtje kunnen geven.” Maar nu Rijnsburg met Feyenoord het mooiste bekeraffiche heeft, vragen ze hem opeens allemaal om kaartjes.
Zijn verhaal als dorpeling in het eerste van de plaatselijke trots is onweerstaanbaar. Ook voor sportzender ESPN, die hem deze donderdag op zijn werk heeft gevolgd. Zeker ook omdat hij werkt in een van de sectoren waar de regio bekend om staat: tot voor kort stond Zandbergen geregeld om 4 uur op, voor zijn baan op de bloemenveiling. Tegelijkertijd is hij een uitzondering, weet Zandbergen. Van zijn teamgenoten komt vrijwel niemand uit het dorp.
Dat was vroeger wel anders. Spelers van Quick Boys kwamen uit Katwijk, zoals bij Noordwijk iedereen gewoon uit Noordwijk kwam. De spelers op oude elftalfoto’s van Quick Boys dreunt Johan Zuijderduijn van de supportersvereniging moeiteloos op. Onverzettelijke gasten tegen een achtergrond van duintoppen. „Dat is Cor, die heeft hier zojuist nog de lijnen gekrijt”, zegt Zuijderduijn. „En dat is Huug Aandewiel, de broer van Gert”, oud-prof en momenteel KNVB-coach. De hoofdtribune is vernoemd naar Dirk Kuijt, de succesvolste van allemaal.
Dat is veranderd toen „de guldens zijn gaan rollen”, zegt Quick Boys-omroeper Jan Guijt. Rijnsburgse Boys was eind jaren zeventig de eerste die spelers buiten de regio ging halen. Want het is gemakkelijk om het voetbalsucces van de regio te romantiseren, alsof er iets in het duinwater zit waardoor de aannames net wat beter zijn, de schoten nét iets strakker. Maar de werkelijke verklaring is een stuk simpeler, weten ook de mannen aan tafel in de commissiekamer bij Quick Boys: geld.
Er kwam een spits helemaal uit ’s-Gravenzande in het Westland naar Rijnsburgse Boys. En Huug Aandewiel vertrok naar de Uien, in 1983. „Wij hebben de indruk”, zei een bestuurder van Quick Boys destijds in de krant, „dat hij met medewerking van het Rijnsburgse bestuur een woning kan gaan betrekken.” Aandewiel deed daar niet moeilijk over in hetzelfde artikel. „Inderdaad.” Maar er was meer. „M’n meisje komt er ook vandaan.”
Goedgevulde envelop
Andere clubs in de regio begonnen dat model te kopiëren. Zo was VV Katwijk lang een club waar je heen ging „als je wou lachen”, zegt Guijt. Maar sinds een groep spelers en een belangrijke sponsor in de jaren tachtig naar sportpark De Krom vertrokken, is het bloedserieus. De rivaliteit is intens. Bij Quick Boys werd de Speler van het Jaar 2016/2017 weggekrast van de Hall of Fame in de kantine nadat hij naar Katwijk was ‘overgelopen’. Supportersgroepen bestoken elkaar fanatiek, terwijl ze de dag erop elkaar gebroederlijk treffen op de veiling of de visafslag.
Zoals overal ging die spelershandel aanvankelijk vooral zwart, zegt Gerben Oostdam, oprichter en tot vorige zomer hoofdredacteur van platform Voetbalindebollenstreek.nl. Spelers kregen een goedgevulde envelop onder tafel, of een leaseauto. Of een baan bij een bedrijf in de regio, waar ze vervolgens amper hoefden te werken. Maar zo gaat het al decennia niet meer, aldus Oostdam. Clubs moeten volgens de licentie-reglementen spelers contracteren, wat transparantie en professionalisering in de hand werkt.
Tegenwoordig goed gerunde bedrijven, zegt hij, met een enorme lijst sponsoren. Op de sportparken hangen de reclameborden soms drie, vier rijen hoog. Beide topclubs in Katwijk, VV Katwijk en Quick Boys, worden sinds 2011 gesponsord door visverwerker Ouwehand. Een dochterbedrijf van de internationale rederij Parlevliet & Van der Plas (‘PP’), met een jaaromzet van 1,6 miljard euro en Quote 500-noteringen voor de topmannen. Jan van der Plas is voor Quick Boys, Diek Parlevliet een Katwijk-man. Maar zijn dochters en een zoon zijn dan weer voor Quick Boys.
De lokale bedrijvigheid concentreert zich rond de clubs met een stevige identiteit en aanhang. Wat helpt is dat in de wijde omtrek geen profclub is die sponsors wegtrekt. Bij Rijnsburgse Boys helt het sponsorbestand over naar de (sier)bloementeelt, in Katwijk domineert de visserij. VV Noordwijk heeft horecagroothandel Horesca al 25 jaar als hoofdsponsor. Die hangt overigens ook in Rijnsburg en Katwijk, het sponsoren van twee rivalen is geen probleem.
Hoe sterk de steun vanuit het bedrijfsleven is, blijkt ook in de businesslounges die veel clubs inmiddels hebben. Rijnsburgse Boys zette ook daar de trend: bijna de helft van de zitplaatsen op de tribune zijn bedrijfsstoeltjes. Maar Quick Boys spant inmiddels alweer jaren de kroon met een bar in de vorm van een ‘bomschuit’, waarmee de Katwijkse kustvissers de Noordzee op gingen. „Het is daar allemaal groter”, zegt Rijnsburgse Boys-verdediger Zandbergen. „Extremer.”
Het gevolg is dat clubs hun selecties stevig kunnen betalen. Topspelers komen ruim boven een modaal jaarsalaris uit, bovenop hun baan in het dagelijks leven. Dat maakt spelen voor clubs als Quick Boys en Katwijk financieel aantrekkelijker dan een profcontract in het rechter rijtje van de Keuken Kampioen Divisie. Daar komt de beleving bij, zegt voetbalvolger Oostdam. De vele lokale derby’s, waar soms net zo veel toeschouwers staan als bij een gemiddelde wedstrijd in de eerste divisie.
Intense voetbalbeleving
Wie de sfeerbeelden van die wedstrijden op zaterdagmiddag ziet, begrijpt ook wel waarom tot ver buiten de Bollenstreek de spelers in de rij staan om hier te spelen. Op een levensgrote foto in de businesslounge van VV Noordwijk is te zien hoe supporters in 2010 het veld betreden na de beslissingswedstrijd om het kampioenschap in de hoofdklasse. VV Noordwijk won, thuis, na verlenging van Quick Boys: 1-0. Oud-bestuurder Leo Kruithof wijst rechts onderin: daar ligt huilend Stefan Mertens, die in de verlenging het enige doelpunt maakte.
Toch is de beleving in Noordwijk anders dan in Katwijk, zegt Kruithof. Noordwijk is het sjieke dorp, een Buitenbeentje aan Zee. Met „allemaal nette mensen” een brede boulevard, die met het overdadige Hotel Huis ter Duin een mondaine uitstraling heeft. Voetbal leeft er, maar lang niet bij iedereen. In ‘Kattuk’ met zijn sobere, dorpse aanblik zijn veel meer mensen met hun clubs begaan. Het volk is er rauwer, de blik „meer in zichzelf gekeerd”, zegt Kruithof.
VV Noordwijk verslaat Scheveningen, een belangrijke overwinning om lijfsbehoud in de tweede divisie.
Foto’s: Bram Petraeus
Maar wat Noordwijk voor heeft op zijn buurdorp, is het aantal eigen jongens, zegt Emiel Wendt. Drie spelen er in de basis. Hijzelf is er één van: zijn hele leven speelde de aanvoerder voor de club, ondanks interesse van buitenaf. De lokale grootheid is hij nu, bezig aan zijn laatste seizoen. Met een goal en een assist was de spits en aanvoerder eind december verantwoordelijk voor de uitschakeling van Willem II. Tegen FC Twente maakte hij er in 2018 zelfs twee.
Toch is Wendt vijf dagen voor de bekerwedstrijd nog niet echt bezig met Barendrecht, zegt hij. Scheveningen thuis, op zaterdag voor de competitie, vraagt eerst alle aandacht. Dat is „een concurrent om de laatste plaatsen” in de tweede divisie. Een overwinning kan het verschil maken tussen lijfsbehoud en degradatie (Noordwijk wint met 2-0, Wendt scoort).
Datzelfde gevoel overheerst ook in Rijnsburg, dat tweede staat in de competitie en zaterdag nog uit tegen Jong Almere City speelt (2-3 winst). Verdediger Rob Zandbergen hoorde onlangs dat het gevaar van puntverlies het grootst is in de wedstrijden voor en na een bekerduel. Dus: natuurlijk is een bekerstunt tegen Feyenoord mooier dan winnen van Jong Almere. „Maar vraag je me te kiezen tussen winnen van Feyenoord of kampioen worden, dan zeg ik: kampioen.”