In 1934 bezoekt Willem Vogt, de oprichter en directeur van de AVRO, een tentoonstelling in Berlijn om er verslag van te doen voor de programmagids. Hij ziet hoe een toespraak van Hitler ook voor mensen zonder radio te volgen is, via luidsprekers op straat en radio’s in cafés. Na afloop steken mensen hun rechterarm in de lucht. „Zeker is het dat hier op velerlei terrein der staatkundige en maatschappelijke werkzaamheid merkwaardige verhoudingen bestaan. Wanneer ze niet belachelijk, pathetisch, grotesk zijn, zijn ze belangwekkend, grootsch en ook… verontrustend,” schrijft hij. Zes jaar later was Vogt de eerste omroepdirecteur die de Duitsers met open armen ontving in Hilversum.
De documentaire Het verraad van Hilversum (NPO 2) van Alfred Edelstein vertelt een ijzingwekkend verhaal over hoe in het verzuilde Nederland radio-omroepen na de capitulatie meegingen met de ‘nieuwe werkelijkheid’. Waar het verhaal over kranten en uitgevers na de oorlog wel is gereconstrueerd, hielden de omroepen dat onder de pet. Zelfs een onderzoek uit 1973 over de collaboratie van met name de AVRO, KRO en NCRV kreeg nauwelijks aandacht op radio of tv. Terugkijken was nergens goed voor, vond men toen.
Ruim vijftig jaar later blijkt de AVRO nog steeds die visie op het verleden te hebben. In een interview in de VPRO-gids vertelt Edelstein dat AVROTROS niet wilde meewerken onder de noemer: „We kijken liever vooruit.” NPO-voorzitter Frederieke Leeflang had ‘geen tijd’. Inmiddels heeft AVROTROS schriftelijk laten weten de geschiedenis als een zwarte bladzijde te zien, en wil de NPO nu een herdenkingsmonument voor de vermoorde omroepmedewerkers in de Tweede Wereldoorlog. Het laat onverlet dat ze beter hadden kunnen meewerken door hun visie op dat verleden te delen en te laten zien welke lessen je eruit kunt trekken.
Want het idee dat de Nederlandse radio in de oorlogsjaren vooral bestond uit Radio Oranje, kan in de prullenbak. Voor de oorlog werd er niet alleen onkritisch bericht over wat er in Duitsland gebeurde met de Joden, maar bijvoorbeeld de KRO nam in 1939 zelf al het initiatief om vijftien Joodse medewerkers te ontslaan uit het KRO-orkest. Bij de KRO waren ze in mei 1940 een beetje beledigd dat Arthur Freudenberg, de Duitse Commandant Propaganda Compagnie, eerst bij de AVRO was langsgegaan om de toekomst te bespreken. Maar rancuneus waren ze niet; op 20 mei 1940 belooft de KRO-directeur P.A.M. Speet hem schriftelijk „volledige loyaliteit”.
Ontslagen
Ook bij de AVRO werd Freudenberg met open armen ontvangen door Vogt, die hem in 1941 ook aanbood de leiding over te nemen van de Nederlandsche Omroep die de andere omroepen moest vervangen. Zijn Joodse medewerkers had Vogt in mei 1940 zonder dat dat gevraagd was al ontslagen. De NCRV-voorzitter vroeg in mei 1940 haar luisteraars de Duitsers „net zo correct te behandelen” als zij deden naar de Nederlanders. Bij de VARA wilde men weliswaar geen onderscheid maken tussen Joden en niet-Joden en evenmin propaganda maken, maar ze wilden wel verder als omroep. En bij de VPRO vonden ze dat alle geluiden te horen moesten zijn. In de omroepgids Vrije Geluiden mag een oogarts vertellen dat Joden nu eenmaal een „aangeboren rassenverschil” hadden. Na maart 1941, toen de omroepen werden opgeheven, bleef 75 procent gewoon voor de radio werken, alleen dan voor de Nederlandsche Omroep, en na de oorlog keerde iedereen terug, ook alle omroepdirecteuren.
De geïnterviewde journalisten en historici benadrukken in de documentaire dat het verleden een spiegel is: hoe ga je om met politieke druk en hoe blijf je je eigen waarden trouw? En hoe denk je na over welke rol de journalistiek heeft en kan hebben. Een besef dat niet alleen actueel is, maar waar nog weinig mee gebeurt.