Heel soms word je verraden door je eigen reflectie. Je ziet een vreemde in een spiegel of winkelruit en denkt: ben ík dat? En als je er niet onderuit kunt dat het antwoord ‘ja’ is, volgt het pijnlijke proces van je zelfbeeld bijstellen. Blijkbaar ben je een persoon die fronsend over straat loopt. Of wakker wordt met wallen. Of er toch niet zo goed uitziet in een legging als je altijd had gedacht. Zie dat maar eens te verwerken.
Donderdag had ik het media-equivalent van die ervaring toen ik ’s avonds langs De Oranjewinter (Talpa) zapte. Het programma was net begonnen: volkszanger Jesse Prins zong de laatste noten van zijn single ‘Thuis hier op het plein’, Hélène Hendriks heette haar gasten welkom. Toen richtte ze zich tot Fidan Ekiz. „Je gaat toch niet de hele avond giechelen hè?” Ekiz begreep meteen waar haar gastvrouw naartoe wilde werken. „Ik weet wat je bedoelt.” „En ook lekker op de onderbuik inspelen?”, vroeg Hendriks. Op het scherm verscheen een krantenkop. „Dit was een column in NRC”, zei Hendriks, en ze las hem netjes voor: „’Nieuws van de Dag’ is onderbuiktelevisie met veel gegiechel.” Naast die tekst was het hoofd van de auteur geplakt. Ben ík dat?, dacht ik. En ik kon er niet onderuit dat het antwoord ‘ja’ was.
Aan de talkshowtafel ontvouwde zich een heel kort gesprekje over giechelen. Ging Ekiz dat nu minder doen? Zij was maandag immers te gast geweest bij de eerste aflevering van Talpa’s nieuwe actualiteitenprogramma Nieuws van de Dag, waar die column over ging, en toen had ze inderdaad gegiecheld. Maar nee, antwoordde Ekiz, ze ging zeker niet minder giechelen. Sterker nog: we zouden allemaal juist wat méér moeten lachen. Daarna kreeg haar buurman Hans Kraay jr. een appje van zijn vrouw die vond dat hij er heel mooi uitzag vanavond en was het alweer tijd voor het volgende item, terwijl ik nog bezig was met het bijstellen van mijn zelfbeeld. Ineens bleek ik het hoofd van de giechelpolitie – iets wat ik nooit achter mezelf had gezocht. Op het fotootje glimlachte ik ook nog eens breed, alsof ik het alleenrecht op giechelen had. Big Giechel is watching you. Onvoorstelbaar.
Maar het ergste moet nog komen: ik denk dat bij Nieuws van de Dag inmiddels daadwerkelijk een anti-giechelwind is gaan waaien. Om het risico op gezelligheid te minimaliseren ging donderdag het eerste item over Elon Musks voorliefde voor Alice Weidel (leider van de Duitse radicaal-rechtse partij AfD) en was een permanent boze columnist van De Telegraaf uitgenodigd, die de analyse van Raymond Mens onderbrak met een meanderende monoloog over MAGA, revoluties en mainstream media. Toen hij onverhoeds aanbelandde bij „Pakistaanse moslim-rape gangs, zoals die worden genoemd”, vond presentator Art Rooijakkers het mooi geweest. Zo waren ze het onderwerp „wel héél erg aan het verbreden”, pruttelde die tegen. „Ik wil het toch terugbrengen naar Musk en naar Duitsland.” Dat wilden de andere mannen niet, dus riepen ze een tijdje met z’n drieën dingen door elkaar heen, zoals: „Eén moment! Eén moment!” En: „Wij zijn hier om jou te woord te staan, toch?” En: „Ja, maar het is geen spréékbeurt.”
Ik vroeg me af wat Rooijakkers dacht toen de monoloog even later alsnog werd hervat. Hij oogde grimmig. Zouden zijn gedachtes afdwalen naar zijn tijd bij RTL? De klussen die hij voor deze nieuwe baan had opgegeven? Hij had ook gewoon Winter vol Liefde kunnen presenteren, waarin giechelen heel gepast gedrag is en kandidaten hun zendtijd nooit gebruiken om over vermeende rape gangs te discussiëren. Daarvoor hebben ze het veel te druk met elkaar goed leren kennen. Van alle liefdeszoekers hebben skileraar Mike en pedagogisch medewerker Denise dit seizoen vooralsnog het meest gemeen, want die houden allebei echt heel erg van lasagne. Al is er sinds gisteren mogelijk trouble in paradise: nieuwkomer Lena is óók al zo gek op Italiaans eten.
Misschien dat Rooijakkers daaraan zat te denken. Misschien ook niet. Alles wat ik weet is dat het giechelen hem donderdag was vergaan. En ik mag dan het hoofd van de giechelpolitie zijn: ik vond het toch akelig om te zien.
Uit de vier meter dikke laag vulkanisch as die de Vesuvius in het jaar 79 uitspuugde over de stad Pompeï, kwamen bij opgravingen diverse tangen tevoorschijn die gebruikt werden voor inwendig onderzoek bij vrouwen. In Libanon zijn zelfs nóg oudere voorgangers aangetroffen van het vaginaalspeculum, bijgenaamd ‘eendenbek’ – exemplaren die dateren van honderden jaren voor Christus. Ooit werden ook mannen (anaal) onderzocht met dit stalen griezelwerktuig. Tegenwoordig wordt de eendenbek alleen nog gebruikt om voor onderzoek of behandeling de vagina te spreiden, met angst, pijn en ongemak tot gevolg – vraag de eerste de beste vrouw naar haar ervaringen en ze huivert.
Tamara Hoveling (28) en Ariadna Izcara Gual (28), beiden verbonden aan de afdeling Industrieel Ontwerpen van de TU Delft, bedachten een nieuw, patiëntvriendelijk ontwerp voor het vaginaalspeculum: de Lilium. Ze baseerden het op de lelie: zacht en vrouwelijk. „De vorm van de eendenbek wordt vaak ervaren als een pistool”, zegt Izcara Gual. Het staal en de vorm doen gevaarlijk aan, als een voorbode van pijn. „Het is een middeleeuws martelwerktuig”, zegt Hoveling. „Zo ziet het eruit.”
Het prototype van de Lilium ligt op tafel, tussen de bekende roestvrij stalen en plastic varianten. Izcara Gual pakt de Lilium met haar rechterhand op. Haar linkerhand balt ze tot een losse vuist, waarin ze de Lilium haar werk laat doen. Als die naar binnen is gebracht, duwt een ronde buis drie ‘bloemblaadjes’ naar buiten, waardoor – in dit geval – haar vingers opengaan. „De klassieke eendenbek heeft maar twee delen, met als nadeel dat een slappere vaginawand – bijvoorbeeld na een bevalling of door overgewicht – naar binnen valt. De drie blaadjes van de Lilium zorgen ervoor dat er op meer punten naar buiten wordt geduwd, met een beter zicht tot gevolg.”
De Lilium bestaat uit twee van semi-flexibel rubber gemaakte componenten, „in plaats van negen stalen onderdelen, waarvoor twee stukken gereedschap nodig zijn om ze uit elkaar te halen”. Eenvoudiger om schoon te maken en daarmee duurzamer in gebruik. Hoveling wijst naar de stalen eendenbek: „Deze schroeven zijn heel lastig schoon te krijgen.”
Het staal en de vorm van de ‘eendenbek’ doen gevaarlijk aan, als een voorbode van pijn
Maar belangrijker nog dan de functionaliteit en duurzaamheid, vinden de bedenkers de optie om zelf de Lilium in te brengen. Bij de klassieke eendenbek ontbreekt die mogelijkheid, omdat die niet helemaal rond is en het lastig is de positie te bepalen om die goed open te doen. „Veel vrouwen gaven in gesprekken aan dat ze het als vervelend ervaren dat een arts, specifiek als het een man is, een object naar binnen brengt”, zegt Izcara Gual. Dat ze de Lilium zélf in kunnen brengen is volgens de ontwerpers „empowering” en helpt om te ontspannen. „Het neemt angst weg. Het is een hele letterlijke vorm van ‘consent’ als je het als patiënt zelf kan doen.”
Dat veel vrouwen angst ervaren voor een gynaecologisch onderzoek blijkt uit een in 2021 gepubliceerde enquête, waarvoor 6.500 vrouwen werden gevraagd naar hun ervaring. Een vaginaal onderzoek bleek door 47 procent te worden ervaren als beschamend, 35 procent noemde het pijnlijk en 19 procent zelfs traumatiserend. Ook bleek dat van de vrouwen die pijn ervaren tijdens een onderzoek, slechts 43 procent dat aangeeft.
Dat desondanks al zó lang gebruik wordt gemaakt van hetzelfde type apparaat, stuit bij patiënten op verbazing. „We zijn goddomme van paard en wagen naar fucking maanlandingen gegaan, maar aan de eendenbek is niets veranderd. Hoe dan?”, schrijft radiopresentator Patricia van Liemt in een column over een bezoek aan de gynaecoloog. Ze schrijft dat haar gynaecoloog vertelt dat de eendenbek al bijna 180 jaar hetzelfde is gebleven. Daarbij verwijst de gynaecoloog, zoals bijna altijd gebeurt, naar het speculum van de Amerikaanse vrouwenarts James Marion Sims, dat hij ontwierp in 1845.
„Sims wordt gezien als de vader van de gynaecologie en de bedenker van het speculum, maar dat is hij écht niet”, zegt medisch historicus Rina Knoeff, die onderzoek deed naar de geschiedenis van de eendenbek. Ja, Sims heeft een speculum ontworpen dat nog steeds gebruikt wordt voor gynaecologische operaties, maar dat lijkt in niets op de eendenbek die huisartsen en gynaecologen gebruiken, zegt ze. „Er wordt veel aandacht aan Sims besteed, omdat hij ongevraagd en zonder verdoving operaties uitvoerde op tot slaaf gemaakte vrouwen. Dat is een groot schandaal en daar moeten we het over hebben – niet over hem als de uitvinder van het speculum.”
Een vaginaalspeculum uit de eerste eeuw en een speculum van messing en staal uit de 19de eeuw.
Foto’s Mondadori Portfolio, SSPL/Getty Images
Feministische golf
Het speculum dat nu het meest gebruikt wordt, met de vorm van de eendensnavel, is er een naar het ontwerp van een vrouw. „De Franse verloskundige en uitvinder Marie Boivin maakte rond 1833 het eerste ontwerp van de eendenbek die we nu nog steeds kennen”, zegt Knoeff. Haar ontwerp was vrouwvriendelijker dan eerdere varianten. Het instrument kon door één persoon gehanteerd worden, terwijl voor het ontwerp van Sims twee mensen nodig waren. Daarnaast maakte het nieuwe ontwerp het mogelijk zweren en andere aandoeningen heel lokaal vaginaal te behandelen. Voordien werden die behandelingen uitgevoerd met een bijtend zuur dat in de hele vagina werd gespoten. „Iedereen snapt dat een lokale toepassing van dat zuur een enorme verbetering was.”
Dat het ontwerp van een vrouw komt, wil overigens niet zeggen dat zij zich kon onttrekken aan „de medische mannenwereld” waarin ze zich bevond. De eendenbek, zegt Knoeff, „was niet alleen een medisch instrument, maar óók een moreel instrument waarmee het seksuele gedrag van vrouwen werd gecontroleerd”. Onder Napoleon opgestelde wetgeving verplichtte prostituees zich te laten onderzoeken op soa’s, zodat ze die niet over zouden dragen. „Van die soa’s kregen die vrouwen de schuld – niet de mannen die ze bezochten.”
Tijdens de tweede feministische golf, tussen 1960 en 1980, werd het speculum omarmd
Tijdens de tweede feministische golf, tussen 1960 en 1980, werd het speculum omarmd, in plaats van verguisd, zegt Knoeff. „Vrouwen kwamen op feestjes bij elkaar om met een speculum anderen en zichzelf te bekijken, met een spiegeltje. Dat gold toen als empowering. Het gaf het gevoel baas te zijn over de eigen baarmoeder en vagina.”
Voor een enkeling gaat de waardering voor het instrument nog wat verder. Wie ‘speculum kopen’ invoert op Google krijgt als eerste hit een link naar EasyToys (29,99 euro – „niet geschikt of bedoeld voor medische doeleinden”). De recensies zijn nagenoeg unaniem lovend. Vlinder schrijft: „Leuk, grappig en lekker. Meer valt er niet over te zeggen.” Een ander: „Doktertje spelen …. dat wouden we al zo lang […] Ik raad het iedereen aan.” Bert schrijft: „product zoals omschreven.” De groep die plezier zoekt in het speculum lijkt beperkt: voor twee specula staan er twintig reviews op de site, voor bijvoorbeeld de vibrator ‘Satisfyer’ 4.334.
Voor mensen die het speculum alleen bij de dokter zien, is Knoeff blij dat er een nieuw ontwerp ligt. „Maar ik vind het wel belangrijk dat we ons óók gaan afvragen of het speculum wel altijd nodig is tijdens gynaecologisch onderzoek.” Dit is niet meer de tijd van Napoleon. „Vrouwen mogen ook nee zeggen tegen zo’n inkijkje als het niet echt nodig is.”
Een medische missie
Het zal nog enige tijd duren voor de eendenbek verdreven is. Izcara Gual en Hoveling zijn op zoek naar fondsen om hun prototype verder te ontwikkelen. „We geloven echt in dit ontwerp. We hopen dat we dit verder kunnen ontwikkelen, het in productie kunnen nemen en zo snel mogelijk naar huisartsen en gynaecologen kunnen brengen”, zegt Hoveling. Wat ze wel weet is dat ze daar niet willen stoppen. „De eendenbek is maar één van de duizenden voorbeelden van medische instrumenten, met name in de vrouwengeneeskunde, die verbeterd kunnen worden.” Denk maar aan de pijnlijke mammografie.
Ze wil ook nog wat kwijt over ongelijkheid in de zorg voor mannen en vrouwen, mede doordat er veel meer kennis is over het mannelijk lichaam. Zo is pas rond 2000 algemeen bekend geworden dat een hartaanval bij een vrouw zich heel anders uit dan bij een man. „We praten daar veel over, maar ik wil het hebben over hoe we het gaan oplossen. We zijn met zoveel gekwalificeerde, slimme vrouwen. We hoeven niet meer te smeken om verandering, we kunnen zelf voor verandering zorgen.”
Soms is er een brief. Maar verder gaan er jaren voorbij dat ik niet aan mijn pensioen denk. Omdat het nog ver weg is, en omdat ik nooit op geld let. Bij het afrekenen in de winkel druk ik altijd blind op OK. Wat ik overigens niemand zal aanraden.
Kamerlid Agnes Joseph (NSC) maakt zich wel druk over onze pensioenen. Woensdag haalde zij het Achtuurjournaal (NPO1) doordat ze „chaos en verwarring” schiep in het parlement met een amendement over het nieuwe Pensioenstelsel. In het journaal en in Nieuwsuur (NPO2) werd Joseph weggezet als een lastige drammer die beter moet luisteren naar de verstandige mensen. Hadden ze net die lastige Pieter Omtzigt uitgezwaaid, zo was de teneur, komt die Agnes Joseph weer met een desastreus amendement.
Het zal wel, dacht ik. Ik kon het niet zo goed volgen. Ook bij de invoering van het nieuwe Pensioenstelsel zal ik vermoedelijk blind op OK drukken. Of misschien had ik dat al gedaan. Maar daar was Cees Grimbergen die mij de ogen opende met Zwarte Zwanen 10 – De Pensioenmiljardenroof (NPO2), een gelukkig getimede documentaire over het Pensioenstelsel.
Grimbergen is ook een lastige drammer want hij heeft sinds 2013 al tien documentaires gemaakt over dit ene onderwerp. De eerste negen had ik gemist dus ik had grote moeite om te begrijpen wat hij betoogde. Een uitleg over het nieuwe stelsel ontbrak. Wel begreep ik dat alleen het práten over het nieuwe stelsel al een miljoenenbusiness is. En dat het toezicht op het pensioenbeheer niet onafhankelijk is omdat toezichthouders en adviseurs in de lobby van de pensioenindustrie zitten. Grimbergen noemt dit „netwerkcorruptie”.
Havenarbeiders
Gelukkig kwam hij na een kwartier eindelijk met een concreet voorbeeld: het schandalige doch rechtmatige sjacheren met het Havenpensioenfonds. Twee keer op rij werden Rotterdamse havenarbeiders van hun zelf bijeen gespaarde pensioengeld gescheiden. De eerste keer verdween daardoor 1,5 miljard, de tweede keer 2,5 miljard euro. De stichting Optas en verzekeraar Aegon zitten op het geld, terwijl de pensioenen al jarenlang niet geïndexeerd worden (verhoging ter compensatie van inflatie). Volgens een betrokken havenarbeider loopt hij daardoor zo’n vijfhonderd euro per maand mis.
Het is een oude kwestie, maar volgens Grimbergen is dit waar het nieuwe Pensioenstelsel op aan koerst: de pensioenen gaan meer schommelen, de buffers worden kleiner, toezicht wordt moeilijker. Fondsbeheerders zullen naar verwachting risicovoller gaan beleggen. Als die beleggingen slecht gaan, krijgt de gepensioneerde minder geld. Minder financiële zekerheid dus, wat ongeveer het idee is van een pensioen. Corrie van Hoorn, de strijdbare vrouw van een gepensioneerde havenarbeider, zegt in Zwarte Zwanen: „Het is ons spaargeld waar iemand anders mee de hort op gaat. Als ik wil gokken, ga ik zelf wel naar het casino.”
In de documentaire komt Kamerlid Agnes Joseph ook even langs, maar in een totaal ander daglicht. Grimbergen ziet haar niet als lastige drammer, maar als iemand met verstand van zaken die al vroeg de problemen van het nieuwe pensioenstelsel inzag – net als haar voormalige baas Omtzigt. Ze roept ook niet zomaar iets: ze was actuaris bij Achmea en zat in het bestuur van het DNB-pensioenfonds. Ze wil dat werknemers meer inspraak krijgen bij zo’n ingrijpende verandering in hun pensioen.
Gezaghebbende gremia als de Raad van State maken gehakt van haar inspraakplan. Vroeger zou ik gedacht hebben: die zullen het wel weten. Maar sinds de Toeslagenaffaire denk ik: daar zitten niet de mensen die het beste met de burgers voor hebben. En lastige drammers als Omtzigt, Joseph en Grimbergen; daar kun je beter naar luisteren.
Dames en heren, jongens en meisjes, hooggeëerd publiek. En dan nu …” Voor de volgende act neemt François Kaselowsky in de felverlichte piste zijn hoge hoed af. „Apppplauss voor… Jumbo! De vliegende olifant!” De circusdirecteur, tevens dompteur, kijkt verbouwereerd om zich heen. „Jumbo? Oo… hij is er niet.” Kaselowsky opent een kist en één voor één verschijnen de circusdieren. „Black Beauty!” – een paard. „Simba de Leeuw!” En ah, een olifant. „The Great Jumboooo!” Pluche exemplaren, formaat kinderknuffel. De circusdirecteur pakt een zweep en trekt het paard aan een touwtje – „húp, spring!” – door een hoepel heen. Kinderen wijzen, ouders klappen mee. „Woehoehoe!”
De circustent stond al een paar dagen om de hoek bij mij in Amsterdam, op een hondenuitlaatveldje pal tegenover een verpleeghuis en een crèche. Met een handvol caravans, drie auto’s en een vrachtwagentje. ‘Circus in de zorg’, stond erop. Vandaag zijn de voorstellingen. Drie van elk één uur voor de bewoners van het verpleeghuis en – er waren kaarten over – kinderen van de crèche.
Een echt circus met een echte circusdirecteur uit een echte circusfamilie. Kaselowsky, uit België, is de zesde generatie. Ook zijn Duitse vrouw doet mee, en zijn dochter. Zijn vijfjarige kleinzoon – „achtste generatie” – steelt de show met een cowboyact.
Ik spreek de circusdirecteur als de laatste bezoeker de laatste voorstelling amper heeft verlaten en het circusgezelschap, zeven man, in stilte alweer de tent afbouwt, om te vertrekken naar een volgende locatie. Zeil oprollen, haringen eruit, geluidsapparatuur in flight cases. „Iedereen weet precies wat-ie moet doen”, zegt Kaselowsky.
Tot zo’n tien jaar geleden werkte hij nog met echte dieren. Paarden vooral. Kaselowsky was dompteur, vuurspuwer en directeur van Circus Kastello, dat door heel Europa toerde. Met drie joekels van vrachtwagens en een stal voor de dieren. De circustent was tweemaal zo groot, de voorstelling tweemaal zo lang en ze stonden vaak een week op een plek. „Nooit een punt, je hoefde bij gemeenten datum en locatie maar door te geven.”
Maar het verbod op wilde dieren, op rode diesel, stijgende loonkosten en toegenomen bureaucratie – „leges, vergunningen” – maakten rondreizen onmogelijk. Daarom stopte in 2015 het vermaarde Circus Renz en twee jaar later ook Kastello.
Alleen, dat was niet het einde. Beiden werden met een sloot lokale kerstcircussen opgekocht door een grote evenementenorganisator, de Duursma Groep, die ook tientallen kermissen organiseert. „Effectief en efficiënt”, is hun belofte. Geen slurpende vrachtwagens of hongerige dieren. Nee, het circus anno 2025 bestaat dankzij schaalvergroting en businessdeals met grote zorginstellingen. Kaartinkomsten gegarandeerd.
Circus in de Zorg reist lichtgewicht. Weinig personeel, een circustent die op de meeste parkeerterreinen past. En dus, naast acrobatiek, knuffels in plaats van echte dieren. Behoeven geen voer. Alleen wat batterijtjes, voor het speelgoedhondje dat een salto kan doen. „Ach, beetje sfeer. Het publiek moet er om lachen”, zegt Kaselowsky. Maar nu moet hij écht verder, z’n vrouw werpt ’m al een strenge blik toe. „Tempo tempo!”
Freek Schravesande doet wekelijks ergens vanuit Nederland verslag.