Tv-recensie | Een kaartje kopen om de koninklijke familie live te zien eten

Bij het ontwaken kijkt Marcel van Roosmalen uit het slaapkamerraam en denkt: „Hoe lelijk is dit alles.” Dat vermoed ik, tenminste. Van Roosmalen is een Dementor. Zodra hij ergens binnenkomt zuigt hij alle levensvreugde, hoop en liefde uit de ruimte. In zijn nieuwe programma Van Roosmalen op reportage (vrijdag, NPO2) beschrijft de journalist zichzelf als „een oudere, hobbezakkerige man” die zijn publiek graag het lelijke, saaie en lullige van Nederland laat zien. Niet alleen uit leedvermaak, maar ook zoekend naar een staat van verlichting: „Het heeft iets berustends – alsof het allemaal niet meer uitmaakt.”

Op de vakantiebeurs, die hij in de eerste aflevering bezoekt, treft hij toevallig een zielsverwant, een man die naar Afrika wil met zijn gezin. „Ik wil mijn kinderen een stukje ellende laten zien.’’ Van Roosmalen herkent dat: „Ik ben toevallig ook heel erg geïnteresseerd in ellende.”

In het begin van het programma meldt hij overigens meteen dat hij een hekel heeft aan reportages op tv. Hij vindt ze niet eerlijk omdat op de snijtafel „het gehang en het goede” van het filmen verdwijnt. „Reportage is als een bord pap. Lepelen, lepelen, lepelen…” Tot je de krent vindt. Hij wil niet zozeer de krent in de pap als wel het lepelen laten zien. Van Roosmalen op reportage is dus bedoeld als een meta-programma over reportages maken. Met als casus eigen reportages op de Vakantiebeurs in Utrecht en op het Hoogovens schaaktoernooi.

Bijna onvermijdelijk slaat de wezenloze sfeer die hij filmt ook terug op het programma. Inderdaad, je ziet op tv bijna nooit de journalist op een grauw perron staan en in een trein zitten. Of aan een persbalie staan wachten. Maar dat is omdat het niet interessant is, en eigenlijk ook niet verrassend of geestig. Na twintig minuten lepelen laat Van Roosmalen gelukkig toch nog de krent in de pap zien: een interview met een oudere vrouw, echtgenote van de voormalige schaaktoernooi-voorzitter, die inderdaad erg geestig staat te zwatelen.

Rampjaar

In De Grooten Tour van de Gebroeders De Witt (NPO2) probeert presentator Huub Stapel het omgekeerde. De geschiedenisserie heeft een specifiek onderwerp dat het brede publiek niet direct zal aanspreken: de reis die de latere 17de-eeuwse regenten Johan en Cornelis de Witt als jongelingen door Europa maakten – een reis die belangrijk zou blijken voor hun latere politieke werk, vooral wat betreft het laveren in de buitenlandse betrekkingen. Johan de Witt was negentien jaar lang de leider van de Republiek tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) dat volgde op de Tachtigjarige Oorlog. Cornelis onderscheidde zich vooral bij zeeslagen. Ze zijn in de herinnering gebleven omdat ze in het Rampjaar 1672 uiteen werden gerukt door een menigte Oranjeklanten.

Maar deze documentaire wil nu een keer niet die lynchpartij als uitgangspunt nemen, dus hoe maak je dit reisverhaal aantrekkelijk? Ten eerste door er een reisserie van te maken, met een charmante reisleider als Huub Stapel die toeristische plaatjes laat zien van Rouen, Parijs en andere plaatsen die de De Wittjes aandeden. Dan kun je op een bedje van dramatische filmmuziek het verhaal nog wat met woorden aankleden. De reis wordt „een waanzinnige reis” van „dappere” mannen; „een broederavontuur zonder weerga”. Voor de zekerheid wordt de Europese rondreis van rijke 17de-eeuwse jongelingen vergeleken met „een tussenjaar”.

Ondertussen vertelt Stapel, gesteund door diverse onderzoekers („absolute kenners”), wel degelijk een interessant verhaal waarin je om te beginnen veel leert over reizen in de 17de eeuw. Zo leerde ik dat toeristen in Parijs een kaartje konden kopen om de koninklijke familie live te zien eten. Het broertje van de zevenjarige koning Lodewijk de Veertiende droeg meisjeskleding. De broers De Witt gingen ook kijken – nog niet wetend dat de Franse koning later een geduchte tegenstander zou worden.