Tv-recensie | De makers van ‘Kopen zonder kijken’ redden al zeven seizoenen lieve mensen van een zielig huisje

Wat moet het toch heerlijk zijn om niet zelf te hoeven leven. Dat iemand anders alles voor je bedenkt en regelt. Het woonprogramma Kopen zonder kijken (RTL4) koopt huizen voor gezinnen. Die hoeven niets te doen, alleen een lijstje wensen inleveren en betalen. Het tv-programma zoekt een huis voor ze uit, verbouwt het en richt het in. Wanneer de nieuwe bewoners eindelijk hun blinddoek afdoen en naar binnen lopen, hoeven ze alleen nog maar oh! En ah! te roepen. Of: „Hoe het bij mijn Franse schilderijtjes past – geweldig!”

Myra is lerares Frans en een alleenstaande moeder. Een kwart van alle gezinnen heeft één ouder, maar voor Kopen zonder kijken is dit de eerste keer in vijf jaar tijd dat er een meedoet. Myra woont met haar zoon Toon in een Rotterdams „poppenhuis”. Vanaf het moment dat Toon zijn enige eis op tafel legt – „Ik zou graag een kamer met een raam willen” – is duidelijk: het team van presentator Martijn Krabbé gaat deze lieve mensen redden uit hun zielige huisje. Heel armlastig lijkt Myra trouwens niet, ze kan een huis van 4,8 ton aan.

Eerder waren er klachten over de eenvormigheid van Kopen zonder kijken. Telkens weer witte heterogezinnen, dat ging vervelen. En ze hadden allemaal dezelfde eisen: een jarendertighuis in de buurt van het centrum met een visgraatvloer, een kookeiland en een tuin op het zuiden. Je schijnt kijkers te hebben die op een bingokaart de vaste wensen afstrepen.

Maar dit zevende seizoen wordt alles anders, beloofde makelaar Alex van Keulen in de Veronica Superguide. Hij is de man die de huizen zoekt en koopt. In het verleden zat hij wel eens met zijn handen in het haar door de overspannen huizenmarkt en het idiote eisenpakket van de kopers. Maar dit seizoen was de huizenmarkt rustig terwijl de kopers bescheiden wensen hadden. Jarendertighuizen zijn volgens hem uit de mode want die kun je moeilijk warm stoken. „Oud is koud.” Je leert nog eens wat over de staat van Nederland. Verder zou de kandidatenpoule gemengder worden.

Myra en Toon trekken overigens gewoon in een jarendertighuis met glas-in-loodtussendeuren. Veel roze en blauw met messing. Of de tuin op het zuiden is, valt niet te zeggen. Het geld is op, dus aan de tuin doet het team niets.

Misschien kunnen de vaste kijkers ook een bingokaart maken met veelgebruikte zinnen. „Ik hou wel van dit soort buitenkanten van huizen” is poëtisch maar vermoedelijk zeldzaam. Maar „Dat zie je heel veel nu” lijkt me wel een plaatsje op de bingokaart waard. En ook: „Ik zie het allemaal in één keer bij je binnenkomen.”

Alvleesklierkanker

De Rotterdamse chirurg Casper van Eijck woont al heel mooi, hij speelt thuis op een vleugel met uitzicht op de Erasmusbrug. Dat zien we in Tegengif (NPO2), een documentaire over zijn leven en werk. De makers, Martijn Nijboer en Rachel Franse, volgden de chirurg een paar jaar op zijn zoektocht naar een middel tegen alvleesklierkanker. Chemo en bestralen heeft doorgaans weinig zin bij deze zeer dodelijke ziekte. Dat zit Van Eijck dwars, hij leeft nogal mee met zijn patiënten. Als hij door Rotterdam rijdt op zijn scooter komt hij steeds weer langs plaatsen die hem aan overleden patiënten doen denken; de ijsboer van het Afrikaanderplein of die ene Kazachstaanse telefoonreparateur.

In plaats van chemo en bestralen experimenteert hij met gemodificeerde virussen die de kankercellen opeten. Van Eijck komt over als een meelevende en bevlogen arts. En hij is ongeduldig. Zo wil hij geen gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek – waarbij de helft van de patiënten bijvoorbeeld een placebo krijgt – omdat hij niet nog meer patiënten wil verliezen. Hij krijgt een lintje, gaat met pensioen, maar hij blijft doorgaan met zijn onderzoek. Helaas voor mensen met alvleesklierkanker eindigt de documentaire met een cliffhanger…