Tv-recensie | De Engelsen hadden Ed Sheeran, wij moesten het doen met een droge voetbalcommentator

Nee – het werd geen 1988. Ik wist het al voor ik het zag gebeuren, want de tv van de onderburen liep een halve minuut voor op de mijne, waardoor alle goals, tegengoals en gemiste kansen werden aangekondigd door gedempte kreten van vreugde of ongenoegen. De teleurstelling kwam dan ook in twee delen: eerst het omineuze ge-‘ahhh’ van beneden, daarna Engelands winnende goal op mijn beeldscherm, in de laatste seconde van de tweede helft.

Zo zal het gros van de EK-kijkers wel een aanvullende aanleiding tot onvree hebben gehad om de misère compleet te maken. Misschien zat de stamkroeg te vol om de plaatselijke watchparty bij te wonen, werd de voetbalavond opgedrongen door een fanatieke partner, bleken de analyses nietszeggend of heerste er ontevredenheid over de commentatoren. Van dat laatste zal in ieder geval sprake zijn geweest in huize Benzakour: de schrijver benoemde dinsdag al zijn ergernis over het gebrek aan poëzie in het live commentaar. „Waar zijn de schone taal en de mooie verhalen?” vroeg hij zich af. „De rake metafoor en de dichterlijke strofe?”

Die bleven ook woensdagavond nagenoeg uit: technische beschrijvingen en rijtjes namen waren het voornaamste waar de kijker het mee moest doen. Terug in de studio was de verslagenheid vanzelfsprekend te groot om pronto op mooie beeldspraak te komen. Ondertussen was in het stadion aan de Britse kant ook nog eens het blije hoofd van Ed Sheeran gespot, die zijn landgenoten enthousiast supportte en met liedteksten als „I’m in love with the shape of you/We push and pull like a magnet do/Although my heart is falling too/I’m in love with your body” natuurlijk rechtstreeks in de voetsporen van Shakespeare treedt. Zo zat het Engeland aan alle kanten mee.

Oranje lyriek

Aan Nederlandse zijde gingen de gedachten ondertussen terug naar 1988 – een jaar dat een deel van de in het oranje geklede supporters in Dortmund niet eens zullen hebben meegemaakt – maar toch haast is gaan aanvoelen als gedeelde herinnering. Toen lukte het wel, zo gaat het verhaal. Het was een sprookje geweest. Met het vage gemopper van de onderburen op de achtergrond probeerde ik me in te beelden hoe het zou zijn als commentator Arman Avsaroglu een van de stiltes die hij tijdens de wedstrijd liet vallen had gebruikt om andere vergelijkingen voor die zomer van 1988 te vinden. Als hij hem had bezongen als muze – gewoon, voor een beetje schwung. Ik had het hem zo graag hardop willen horen overwegen:

„Zal ik je vergelijken met… een zomerdag?

Veel fijner, veel goedmoediger ben jij:

Ruw stoort de wind de voorjaarstulpenpracht,

En zomers vliegen altijd zo voorbij;

Soms schijnt de zon ineens ondoenlijk heet,

Of wordt hij door de wolken weggeveegd;

En al het moois vergaat, zoals je weet,

Daar de natuur zich altijd voortbeweegt;

Maar jouw oranjezomer dooft nooit uit,

En nooit verlept het moois dat in je bloeit;

En nooit wordt je gedachtenis verbruid,

Als je legende met de jaren groeit:

Zo lang de mens nog ademt en nog scoort,

Leeft dit verslag, en leef jij erin voort.”

Dat zou die Engelsen wat leren. Take that, Ed Sheeran! Maar Avsaroglu deed het niet. „Het wordt geen nieuw Duits voetbalsprookje voor Oranje”, haalde hij de kijker uit de droom. En toen, met fijne cadans en tragiek in zijn stem: „Wat resteert voor het Nederlands elftal zijn de tranen.” Toch nog een kruimel lyriek om het avontuur mee af te sluiten.