Tv-recensie | Classic rock op tv: brand dan op, boomer!

Een van de meest ontregelende gewaarwordingen die je als senior-liefhebber van classic rock-’n-roll-idolen kunt hebben, is hoe tergend lang die lui meegaan, ook op televisie. Je denkt een jeugdheld te hebben aan wie je een unieke muzikale herinnering hebt (dat narcistische cliché van ‘de soundtrack van mijn leven’), maar stoppen ho maar: die kerel (meestal zijn het kerels) achtervolgt je zingend en snaren plukkend tot aan het graf.

Want terwijl je denkt ze te hebben opgeborgen in de poederdoos van je gedroomde jeugd, staan zij nog stééds – of na jaren van ruzies, verslavingen of vergetelheid toch wéér – op het podium. En dan zijn ze nog zo goed ook, soms zelfs beter dan in hun hoogtijdagen. Heb je mooi het nakijken, met je coverbandje voor verjaardagen en partijtjes.

Neem Neil Young (79), die vorige week in een snikheet Groningen met zoveel vuur in zijn eigen, vijftig jaar oude werk opging dat publiek en verzamelde muziekpers er subiet een zonnesteek aan overhielden. Het beste concert in jaren! Historisch! Debutanten die de componist van ‘Hey Hey, My My’ (rock-’n-roll can never die) voor het eerst zijn gitaar zagen afbeulen, jubelden over hun euforische ontmaagding.

Helaas, de historische zelfovertreffing van de Canadese Amerikaan haalde niet het NOS Journaal. Geeft niet, daar hadden ze hun handen al vol aan Ozzy Osbourne (76), de Black Sabbath-man die zaterdag zijn laatste concert gaf – óók een evenement van jewelste. Zelfs het voorname Nieuwsuur stond stil bij Ozzy’s afscheid, met exegese van NRC-muziekredacteur Peter van der Ploeg. Tja, dan is er geen plek meer voor ‘Shakey’ (Youngs bijnaam) om nog eens los te gaan met de boomer-breed meegezongen gebalde-vuisten-leus dat het beter is „om op te branden dan om uit te doven”. Bijna zou je tegen Young zeggen: brand dan ook eindelijk eens op, boomer! Moeten we straks met onze zuurstofflessen nog naar die concerten blijven komen?

Voor hongerend Ethopië

Dan maar naar de BBC, waar woensdagnacht opnieuw de eerste aflevering te zien was van de recente, veelgeprezen documentaire Live Aid at 40, over het transcontinentale benefietconcert dat Bob Geldof in 1985 uit de grond stampte. Naderhand is dat humanitaire initiatief voor hongerend Ethiopië bekritiseerd als een feestje voor white saviors en rock-aristocraten (uitzondering was uiteraard de altijd tegendraadse Bob Dylan, die hoopte „dat er ook wat geld afkon” voor noodlijdende Amerikaanse boeren). Maar in de documentaire wordt ook Live Aid vooral bekeken met – niet geheel onkritische – nostalgische warmte.

Die eerste aflevering draaide vooral om de gedreven Geldof en het maken van de tenenkrommende maar effectieve single Do They Know it’s Christmas (‘they’ zijn dan de hongerende Afrikanen, het begrip othering was in popkringen nog niet ingedaald). Geldof, die op zijn 73ste oogt als een charismatische druïde, vertelt integer en fascinerend over zijn bezoek aan Ethiopië, zijn spel met de media, de „woede en schaamte” die hem overvielen toen hij daar die kerstsingle hoorde. Overigens wijst de documentaire nadrukkelijk – wie weet tegen de latere kritiek over rijke stinkerds in – op de eenvoudige afkomst van de makers van in elk geval die Britse single.

En het geld? Het benefiet bracht zo’n 130 miljoen pond op, al snel deden geruchten de ronde dat een deel daarvan was verdwenen in allerlei verkeerde zakken. Het komt aan bod in de latere afleveringen (de hele serie is te zien op BBC iPlayer), net als de te verwachten botsing van empathische ego’s.

Als intercontinentaal pop-initiatief creëerde Live Aid een nieuwe symbiose van muziek, politiek en marketing. Zelfs Dylans dwarse opmerking („bot, dom en nationalistisch”, vond Geldof later) had effect: er kwam in de VS een jaarlijks Farm Aid benefiet, voor de Amerikaanse boeren.