‘Euthanasie kan niet je hobby zijn”, zei psychiater Damiaan Denys toen hij in het zondag gestarte praatprogramma Dit is Tijs sprak over de brandbrief die vijftien psychiaters deze zomer hebben gestuurd naar het OM. Ze betoogden erin dat vakgenoten soms te nadrukkelijk propageren dat euthanasie bij jongeren die psychisch lijden een behandeloptie is. Anders dan in alle media was opgemerkt stelde hij overigens dat hij de brief had geschreven noch ondertekend, maar legde de problemen die collegae hadden uit. En in het medium Dit is Tijs stelde hij euthanasie soms wordt gepropageerd in ‘de’ media.
Bij Dit is Tijs hadden ‘de’ media het zondag niet gemakkelijk. Even daarvoor verklaarde pedagoog Daniel Lechner dat het positieve effect van smartphones bij kinderen door ‘de’ media bewust niet werd benoemd. Er was alleen maar aandacht voor de slechte gevolgen. Op zijn mooie gezinssmartphone had zijn dochter stickers van „unicorns” geplakt. Psychiater Esther van Fenema – die minder enthousiast was over mobieltjes op de lagere school, en wees op het risico voor de ontwikkeling van de frontale cortex – werd door hem weggezet als iemand die meeging in praatjes van pseudowetenschappers. In de zich nog ontwikkelende frontale cortex geloofde hij niet. Van Fenema repliceerde nog dat dat „geen kwestie van geloven was”, maar daar had hij geen boodschap aan. Smartphones zijn gewoon leuk.
Blij en positief waren ze ook bij Renze Klamer, die met zijn talkshow op RTL4 het nieuwe seizoen aftrapte. Iedereen was positief, op Jan Slagter na die klaagde over zijn biertje dat doodsloeg en er terecht geërgerd was over Tina Nijkamp die op Instagram kijkcijfers van programma’s plaatst om daar dan conclusies als ‘oei’ of ‘flop’ aan te verbinden.
Cijfers boven inhoud, het is een kwaal die maatschappij-breed een probleem is, en niet alleen bij ‘de’ media. Inhoudelijke vragen bleven uit toen Gijs Rademaker de Haagse politiek terugbracht tot enkele cijfers en voorlegde dat 66 procent van de Nederlanders het terecht vond dat er een asielcrisis was uitgeroepen en 59 procent vond dat premier Schoof het goed deed. Van Marjolein Faber, minister van asiel en migratie, vindt 44 procent dat ze goed bezig is. Bij de vraag wat mensen minder goed aan haar vonden, kwam het woord ‘eng’ naar voren, en vriend en vijand vonden haar ‘hard’, maar dat bleek iets positiefs te zijn.
Gevangenen
„Er is geen land waar vrijheid zoveel verschillende gezichten heeft als in de Verenigde Staten”, concludeerden tv-makers Martijn Blekendaal en Finbarr Wilbrink in het eerste deel van de achtdelige documentaire Ondergrondse Sporen, die zaterdag werd uitgezonden door Omroep Zwart. In aanloop naar de presidentsverkiezingen maken ze de tocht vanuit Louisiana naar Canada – de tocht die veel slaafgemaakten ook ondernamen om de plantages te ontvluchten – om de VS van nu in beeld te krijgen. De aflevering was fascinerend, vooral het deel over de Angola Prison, waar vroeger de Angola Plantation was. Katoenplantages waren vervangen door maïs en sojabonen. „Slavernij wordt weer legaal gemaakt”, vat een van de geïnterviewden de situatie van de werkende gevangenen samen.
Dagelijks krijgen de gevangenen – van wie driekwart zwart is – te horen dat ze uitschot zijn en worden ze tot onderdanig gedrag gedwongen. Om wel applaus te krijgen, krijgen ze soms de „mogelijkheid” iets voor de „samenleving terug te doen”, zoals een cipier zegt. Tijdens een rodeo zitten ze aan een tafel, wachtend op een dolle stier die wordt losgelaten. Wie het langst blijft zitten, heeft gewonnen en krijgt de meeste centen. „Het publiek smult ervan”, wijst dezelfde cipier de makers van de documentaire terecht. Tina Kijkcijfer Nijkamp zal vast niet veel meer te zeggen hebben dan ‘oei’ bij het zien van de kijkcijfers, maar Ondergrondse Sporen is toch vooral ‘wow’.
Voor een deel van Nederland is de zomervakantie begonnen. Vanaf 2.195 euro kunt u een achtdaagse rondreis maken langs de zuidkust van IJsland. U bezoekt watervallen, zwarte lavastranden en gletsjers, die nu nog groot zijn, maar binnen afzienbare tijd een flink deel van hun ijs verliezen. Hoe lang kunnen toeristen nog zien waarvoor ze nu komen: unieke natuur die onder druk staat door opwarming van de aarde?
Wereldwijd wordt het warmer, in Maastricht was het vorige week 39 graden. Dat leidt tot het fenomeen ‘laatste-kans-toerisme’: reisbureaus brengen toeristen naar plekken die door klimaatopwarming, vervuiling of ontbossing dreigen te verdwijnen. Van Venetië of Tuvalu (zeespiegelstijging) tot de Noordpool of Antarctica (smeltende ijskappen), en van The Great Barrier Reef of Bonaire (verdwijnend koraalrif) tot het Amazonegebied (ontbossing).
De fototentoonstelling Wish You Were Here van Sarah Palmer is sinds mei te zien in het Duitse Zingst. Ze toont toeristen die smeltende ijskappen in Alaska bekijken. Door klimaatverandering worden cruiseschepen er minder gehinderd door ijs – het cruiseseizoen is sinds 2022 verlengd van vier naar zeven maanden.
Lees ook
Lees ook: Vliegen naar de zon of liever iets dichterbij? Klimaat beïnvloedt keuzes van reizigers
Natuurlijk kan één toerist weinig veranderen – al mag de kracht van individueel handelen niet worden onderschat. Iedereen begrijpt de aantrekkingskracht van natuur die dreigt te verdwijnen. Ook een reisbureau is weinig aan te rekenen: als zij die cruisetocht naar de Noordpool niet aanbieden, doet een ander het wel.
Tegelijk is het wrang en een betere metafoor voor de klimaatcrisis is nauwelijks denkbaar. Toeristen kijken met vol bewustzijn (en ter ontspanning) naar de desastreuze gevolgen van klimaatverandering, om er vervolgens niets wezenlijks tegen te doen. Zoals bij ruimtetoerisme: al CO2-uitstotend kijken naar wat mede door die uitstoot met uitsterven wordt bedreigd. En dan ineens de kwetsbaarheid ervan inzien.
In de zomer van 2024 ging bijna driekwart van de Nederlanders op vakantie, van wie bijna de helft naar het buitenland. Frankrijk blijft de populairste bestemming, maar het vliegverkeer neemt toe. Schiphol telde 66,8 miljoen reizigers, 8 procent meer dan een jaar eerder. Ongeveer een derde van de Nederlanders vliegt jaarlijks, de helft daarvan meerdere keren per jaar.
Maar wat te doen? Toerisme aan banden leggen is onuitvoerbaar. Alleen al bepalen welke bestemmingen ‘goed’ zijn en welke niet, is vrijwel onmogelijk, laat staan bepalen met welk vervoer mensen mogen reizen. Wel kunnen overheden normeren en beprijzen: via wetgeving en (financiële) prikkels sturen op duurzame ontwikkeling, zodat mensen kunnen blijven reizen zonder daarmee het klimaat naar de knoppen te helpen.
Dat is hoognodig en zou een veel groter gespreksthema moeten zijn, in Nederland én Europa. Niets doen is geen optie meer, de wereldwijde CO2-uitstoot stijgt nog altijd. Toerisme is belangrijk, als ontspanning, geestverruiming én voor economieën. Maar er zijn schaduwkanten en ze groeien.
Zolang overheden en bedrijven hun verantwoordelijkheid niet nemen, is ook de reiziger aan zet. Dus burger, vakantieganger, consument: denk na over uw bestemming en vervoer. Misschien is gletsjergluren met een cruisereis wel in te ruilen voor een net zo mooie plek dichterbij. Kijk naar natuurfilms om te beseffen hoe kwetsbaar de aarde is. Straks is het – mede door dit verwoestende toerisme – te laat.
De afgelopen vrijdag overleden filmproducent Rob Houwer verwierf grote bekendheid door de films die hij met regisseur Paul Verhoeven maakte. Hun legendarische samenwerking begon in 1971 met het pikante Wat zien ik?, daarna produceerde Houwer onder andere de kaskrakers Turks fruit (1973), Keetje Tippel (1975) en Soldaat van Oranje (1977). In totaal wist het succesvolle duo met deze films 6,7 miljoen mensen naar de bioscoop te lokken.
Robert Piet Houwer werd op 13 december 1937 geboren in Hoogeveen. Omdat de Nederlandse Filmacademie in 1956 nog niet was opgericht, ging hij naar Duitsland, waar hij aan de filmacademie van München afstudeerde in de richtingen regie, dramaturgie en camera. Daarnaast studeerde hij Theaterwetenschap aan de universiteit van München.
In 1959 begon hij als zelfstandig filmproducent (Houwer-Film) en regisseur. Zijn eerste korte film Hundstage (1959) viel goed, net als enkele andere door hem geregisseerde korte films, maar na het succes van het door hem geproduceerde Mord und Totschlag (Volker Schlöndorff, 1967) legt Houwer zich meer en meer toe op productie. Vooral omdat hij inzag dat anderen meer talent hadden als regisseur dan hij.
Rob Houwer met een Gouden Kalf voor De kleine blonde dood. Foto Frans Vanderlinde/ANP
Papas Kino ist tot!
Met zijn Duitse producties leverde hij een belangrijke bijdrage aan de stroming die bekendstaat als de ‘Nieuwe Duitse Film’, waarin het Oberhausener Manifest uit 1962 (‘Papas Kino ist tot!’), dat Houwer ook ondertekende, een cruciale rol speelde. Een groep van 26 Duitse filmmakers eiste toen meer vrijheid, minder commercie. Het door Houwer geproduceerde O.K. (Michael Verhoeven, 1970) zorgde voor een rel op het filmfestival van Berlijn. Hoewel de film over een groepsverkrachting en moord door een peloton Amerikaanse soldaten was gesitueerd in Europa, verwees O.K. naar een incident in Vietnam in 1966. De jury wilde de „anti-Amerikaanse”-film uit de competitie en in het tumult werden allerlei films uit protest teruggetrokken en de competitie gestaakt.
Naast auteursfilms als Michael Kohlhaas (Schlöndorff, 1969) produceerde de geslepen Houwer ook softe seksfilms, een genre dat in die jaren opkwam en zeer succesvol was in de bioscoop. Titels als Engelchen oder Die Jungfrau von Bamberg (Nederlandse titel: Wild op liefde!) en Met blanke borst en spitse degen spreken boekdelen. Seks bracht veel geld in het laatje, dus was het een kleine stap om ook in Nederland erotische films te produceren, zoals Paul Verhoevens Wat zien ik?. Deze komedie (2,3 miljoen bezoekers) ging over de Amsterdamse prostituee Blonde Greet (Ronny Bierman) die allerlei vreemde types aan hun gerief helpt. Met het eveneens door Houwer geproduceerde Turks fruit (1973) en Keetje Tippel (1975) stond de film aan de wieg van wat filmhistoricus Hans Schoots in zijn boek Van Fanfare tot Spetters ‘de seksgolf’ in de Nederlandse speelfilms noemt. Waar Wat zien ik? nog een hoog ‘o la la’-gehalte heeft, valt Turks fruit perfect samen met de seksuele revolutie van de jaren zeventig en de afschaffing van de filmcensuur. De verfilming van de roman van Jan Wolkers wordt mede dankzij de openlijke seksualiteit en de ontwapenende hoofdrollen van Monique van de Ven en Rutger Hauer een ongeëvenaard kas- en schandaalsucces.
Oorlogsfilm Soldaat van Oranje (1977), tegenwoordig bekender van de langlopende musical, was met z’n 1,5 miljoen bezoekers een relatieve flop voor Houwer en Verhoeven. Houwers plannen om met Jean van de Velde Soldaat van Oranje 2 te maken strandden wegens financiële perikelen. In 2006 beschuldigt weekblad Vrij Nederland Houwer van oplichting en claimt bewijzen te hebben dat hij bij het maken van het vervolg op Soldaat van Oranje een miljoen achterover heeft gedrukt.
In 1977, bij de perspremiere van ‘Soldaat van Oranje’ in Tuschinski. Op de trappen v.l.n.r.: Erik Hazelhoff Roelfzema (schrijver van het gelijknamige boek), Paul Verhoeven (regie), Rob Houwer (producent), onder: Rutger Hauer, Jeroen Krabbé en Lex van Delden. Foto Ben Hansen
Flops
Na ruzie met Verhoeven – die met Joop van den Ende in zee ging bij zijn film Spetters – ging Houwer eind jaren zeventig met andere makers in zee. Naast de eenmalige hereniging met Verhoeven bij De vierde man (1983) werkte Houwer met iets minder succes met filmmakers als Wim Verstappen (Grijpstra & De Gier, 1979), Dimitri Frenkel Frank (Hoge hakken, echte liefde, 1981) en Pieter Verhoeff (Van geluk gesproken, 1987). Ook maakte hij een avondvullende tekenfilm: Als je begrijpt wat ik bedoel (1983), naar Marten Toonders Olie B. Bommel-strips. Soms – zoals bij Brandende liefde (1983) of Gouden Kalf-winnaar De kleine blonde dood (1993) – deed hij ook het scenario.
Houwer was tevens verantwoordelijk voor enkele van de slechtste films ooit in dit land gemaakt. Met name het erbarmelijke De zeemeerman (Frank Herrebout, 1996), over een jongen die penetrant naar vis stinkt, oogste hoon, net als de oubollige Maarten ‘t Hart-verfilming Het woeden der gehele wereld (Guido Pieters, 2006).
De kans om in 2006 met Paul Verhoeven Zwartboek te maken sloeg Houwer af omdat hij budget dat Verhoeven eiste te hoog vond. De keiharde Houwer had de reputatie nogal op de centen te zijn. Zo wilde hij geen tickets naar Los Angeles betalen toen Turks fruit voor een Oscar werd genomineerd: de film maakte in zijn ogen toch geen kans. Paul Verhoeven klaagde dat hij een paar maanden na elk filmhit weer in de bijstand moest, hoewel uit archiefstukken in Eye Filmmuseum blijkt dat Houwer Verhoeven en de onlangs overleden scenarist Gerard Soeteman vrij goed betaalde. Maar een beoogde tentoonstelling in Eye over Verhoeven ging niet door omdat Houwer teveel geld wilde zien voor de vertoning van filmfragmenten, en ook bij een prestigieuze Verhoeven dvd-box en de restauraties van Houwer-producties zat hij dwars. Het neemt niet weg dat Rob Houwer van eminent belang is geweest voor de Nederlandse publieksfilm in de jaren zeventig en tachtig.
Bij stillevens met bloemen denk je al snel aan de zeventiende eeuw en aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Aantal bezoekers in 2024: 2,7 miljoen.
Je kunt ook denken aan Nationaal Museum De Zwarte Tulp in Lisse. Aantal bezoekers in 2024: zo’n 10.000.
Wat die dan zien: tientallen schilderijen van tulpen, hyacinten en bollenvelden, maar ook andere aan bolgewassen gerelateerde kunstvoorwerpen zoals bloemvazen of wijnglazen. Er is een installatie van 125 schilderijen die Tulpendia heet, waarover straks meer. En dan vind je op de eerste verdieping nog in een tijdlijn de geschiedenis van de tulp, met verder gereedschappen, heel veel oude foto’s en een film over werken in de bollenteelt.
Maar dan moet je dus wel weten dat het museum bestaat. Om precies te zijn al veertig jaar, dit jaar is een jubileumjaar.
Bestuursvoorzitter Herman Hollander „was er niet bij” toen Nationaal Museum De Zwarte Tulp werd opgericht in 1985, maar hij kent de geschiedenis wel. „Het was een reactie op het verdwijnende erfgoed van de bollenstreek: bollenschuren, schaftschuurtjes – het maakte allemaal plaats voor nieuwbouw. Zelfs het oude gemeentehuis wilden ze in die tijd vervangen. Onder het motto ‘hou heel, geen houweel’ kwam er protest tegen al die afbraak. Het nieuwe gemeentehuis kwam er, maar uit het verzet ontstond wel het idee van een cultuurhistorisch museum. En dat opende op deze plek met een overzicht van hoe het er hier vijftig, honderd jaar geleden aan toeging.”
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-description="In Nationaal Museum De Zwarte Tulp hangen schilderijen van tulpen, hyacinten en bollenvelden.
Foto Olivier Middendorp
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="In Nationaal Museum De Zwarte Tulp hangen schilderijen van tulpen, hyacinten en bollenvelden.
In Nationaal Museum De Zwarte Tulp hangen schilderijen van tulpen, hyacinten en bollenvelden.
Foto’s Olivier Middendorp
Die eerste opzet van het museum beslaat nu de bovenste verdieping, de kunstwerken op de begane grond zijn er nog maar een jaar of tien. En dáár was Herman Hollander wel bij betrokken. „We bedachten: er is meer om te laten zien. Er is zoveel kunst gemaakt rond tulpen: tientallen kunstenaars, duizenden schilderijen.” En daarvan waren er best een paar te vinden in de regio zelf.
Neem de kunstcollectie van Harry en Joop Zwetsloot, de twee broers waren eigenaar van een grote bollenveiling. Een langdurig bruikleen vormt nu de vaste collectie van Nationaal Museum De Zwarte Tulp: schilderijen en prenten uit diverse eeuwen en landen, maar ook bloemvazen, jardinières en bloemenhouders. Daarnaast is er een wisselende tentoonstelling, op dit moment KLEUR, meer dan je ziet. Het zijn schilderijen van een stuk of zes, zeven particuliere verzamelaars, met stillevens van ‘bollenschilders’ als Anton Koster, August Lüdecke-Cleve, Lucien Manceau en Leo van den Ende.
Panorama
Lucien Manceau (1873-1937) is zelfs op béíde verdiepingen aanwezig. De Frans-Nederlandse Manceau, hij woonde in Warmond, maakte natuurgetrouwe schilderijen van de verschillende bolbloemen die in zijn tijd werden verhandeld. Op de eerste verdieping zie je de paneeltjes van tulpen die hij schilderde voor in de koffers van ‘bollenreizigers’ (de koffers staan er ook). Herman Hollander: „Die gingen in september, oktober op reis voor de export met in hun koffers bollen, maar ook paneeltjes. Je had in die tijd nog geen reclamefolders, dus waren op die paneeltjes de tulpen geschilderd zoals ze uit de bollen zouden komen.”
Ook Leo van den Ende (1939), er hangen een stuk of vijf schilderijen van hem in KLEUR, meer dan je ziet, is geen onbekende in de bollenstreek. Kunstschilder Van den Ende, zijn werk bevindt zich in diverse musea, maakte Panorama Tulipland (1997-2008). Net als Panorama Mesdag is Panorama Tulipland een cilindervormig schilderij, 63 meter lang en 4 meter hoog. Als je erin staat, zie je de bollenstreek van de jaren vijftig. Herman Hollander: „We hadden het werk wel bij het museum willen trekken, maar het was te groot. Het is nu ergens opgeslagen.”
„Maar juist in dit jubilieumjaar”, zegt hij, wilde Nationaal Museum De Zwarte Tulp een gedenkteken voor de tulp oprichten. En dat brengt ons bij de installatie Tulpendia, niet zo groot als Panorama Tulipland, maar wel zo uitgebreid dat het kunstwerk de hele collectie hyacintglazen tijdelijk aan het oog heeft onttrokken.
Aan Tulpendia heeft de Rotterdamse kunstenaar Niek Hendrix (1985) een jaar gewerkt.
Foto Olivier Middendorp
Aan Tulpendia heeft de Rotterdamse kunstenaar Niek Hendrix (1985) – in 2017 won hij de Koninklijke Prijs voor Hedendaagse Schilderkunst, hij exposeerde in het Dordrechts Museum en het Singer Museum in Laren – een jaar lang gewerkt. Het zijn meer dan honderd schilderijen, samen verbeelden ze het verhaal van de tulp. Dat heeft hij – zijn handelsmerk – gedaan door nieuwe interpretaties te maken van oudere kunstwerken, vaak geschilderd, vaak ook getekend. Je ziet variaties op werken van Wim T. Schippers, Erwin Olaf, Anton Pieck en Dick Bruna. En van Jeff Koons, Floris Verster en Paul Cézanne. Het getekende atelier van Piet Mondriaan in Parijs, die een vaas met een houten tulp had staan, is er ook. Net als een tekening van de tulpstoel van de Finse architect Eero Saarinen. En van de Tulpnevel van Sterrenstelsel Cygnus. Tulpendia blijft het hele jaar staan, mogelijk gaat het daarna reizen.
Rest de vraag waarom het hier Nationaal Museum De Zwarte Tulp heet. Herman Hollander: „Zo mag je jezelf noemen – en wij bestaan al veertig jaar. Als je niks pretendeert, dan ben je ook niks.”
In de tijdelijke tentoonstelling KLEUR, meer dan je ziet. hangen schilderijen van een stuk of zes, zeven particuliere verzamelaars.