Er is een moord gepleegd in Guty. En Andrzej Bitel weet ervan. Als zevenjarige zag hij hoe een dorpsgenote haar man tijdens een ruzie met een hooivork op zijn hoofd sloeg. Hij was na één klap dood, zij rende in paniek naar de buurvrouw. Die adviseerde haar te zeggen dat de man van de trap was gevallen. De moordenaar is inmiddels dood, maar de zaak is nooit boven water gekomen.
„Ik weet wie het was, maar ik ga het je niet vertellen”, mompelt Bitel – met zijn gebruinde huid en symmetrische gezicht de knapste man van het dorp. Zelfs de politie in de nabijgelegen stad Gizycko weet niks van de moord.
In Guty gebeurt nooit wat, zeiden de bewoners 35 jaar geleden toen NRC voor het eerst het Poolse dorp bezocht. En dat zeggen de bewoners nog steeds. Maar wie langer aan tafel zit met de handvol families die Guty telt, komt achter meer geheimen die nooit zijn uitgekomen.
Dat NRC in 1989, een paar maanden voor de val van de Muur, het ‘modderdorp aan de rand van Europa’ bezocht weet de familie Bitel nog wel. Sterker nog, ze hebben het boek met het verhaal bewaard. Al tovert Hanna Bitel, de vrouw van Andrzej, slechts een blauw papier tevoorschijn. „Het verhaal heb ik laten vertalen en toen heb ik het boek meteen weggegooid en alleen de kaft bewaard”, zegt Hanna Bitel. „Als anderen in het dorp dat verhaal zouden lezen…Mijn god…Nee.”
In 1989 waren ze in Guty met acht gezinnen in acht huizen. Op een halfuur rijden van de Russische exclave Kaliningrad en midden in het duizendmerengebied Mazurië, ligt het dorp er bijna net zo bij als 35 jaar geleden. De enige veranderingen zijn een geasfalteerde weg, een paar bijgebouwde huizen en één nieuwe familie. Ook kwam er een tuinhuisjespark aan de andere kant van de weg, maar dat is een gemeenschap op zich. Nog steeds bestaat het dorp uit de Bitels, de Stawinoga’s, de Kordowski’s, de Pietrons en de Boguszewicz’.
Foto’s: Peter Michielsen, Anna Liminowicz
Oost-Pruisen
Dit is het verhaal van Guty en tegelijkertijd het verhaal van Polen na de Tweede Wereldoorlog. Onder het communisme een arm dorp, nu welvarend – met uitzondering van één familie. Na de oorlog de slechtste landbouwgrond, nu gewilde hectares bij projectontwikkelaars. En was er in 1989 nog sprake van één moord, inmiddels zijn er meer verdachte lijken gevonden.
De geschiedenis van Guty begint pas in 1946 met de komst van de eerste Poolse familie: de Bitels. Na de Tweede Wereldoorlog werd dit gebied, het voormalige Oost-Pruisen, onderdeel van Polen. De westelijke grens van Polen werd een paar honderd kilometer westwaarts verplaatst, 3,5 miljoen Duitsers raakten ontheemd en om hun huizen te vullen werden vanuit Oost-Polen, Wit-Rusland en Oekraïne mensen naar de nieuwe gebieden gerepatrieerd. Sommigen kwamen vrijwillig, anderen waren op de vlucht voor de Russen in een trein tussen de koeien om aan een mogelijke tocht naar Siberië te ontkomen, zoals de vader van Andrzej Bitel.
Van de acht boeren die Guty in 1989 telde zijn er nog drie over
Ze begonnen als gelijken, de nieuwe inwoners van Guty. Allen waren arm gekomen, kregen tussen de tien en twintig hectare land – van de slechtste kwaliteit, dat wel – en een vrijstaande boerderij. Ze leefden van wat kippen, varkens en kochten af en toe een koe. Ze plukten paddenstoelen in het bos en verkochten wat ze over hadden in de nabijgelegen stad Gizycko. Ze verdienden net genoeg om te overleven.
De moeder van Andrzej Bitel begon met drie biggen en een fiets. Haar bruidsschat. Die ruilde ze voor een stier. Een jaar later kocht ze een koe. En nu hebben ze vier trekkers, een twintigtal konijnen – waarvan Hanna de beste bouillon trekt („beter dan van kip”), een duiventil en kippen. De veertig koeien hebben ze na hun pensioen weggedaan. Maar belangrijker is dat de Bitels in de afgelopen decennia drie huizen hebben gebouwd in Guty. Voor elk van hun drie kinderen een eigen woning.
Foto’s: Anna Liminowicz
„We hebben altijd hard gewerkt en zijn niet één keer met vakantie gegaan”, zegt Hanna Bitel, die als kind één keer Wit-Rusland bezocht en één keer in haar leven in hoofdstad Warschau is geweest. Van de acht boeren die Guty in 1989 telde zijn er nog drie over. En geen daarvan is een Bitel. „We hadden één regel voor onze kinderen: je wordt geen boer”, zegt Hanna Bitel. „Want je verdient er niks mee.”
Het duizendmerengebied kent een geschiedenis van onvoorstelbaar veel bloedvergieten
Guty heette eerst Gutten. Het gebied staat nog vol met grafstenen van gesneuvelde Poolse, Duitse en Russische soldaten. Het landhuis van nazileider Heinrich Himmler ligt in de buurt, evenals het hoofdkwartier van Adolf Hitler, de Wolfsschanze, waar een mislukte moordpoging op hem werd gedaan. Het duizendmerengebied waarin Guty ligt kent een geschiedenis van onvoorstelbaar veel bloedvergieten.
Eerst kwamen de Teutoonse ridders, daarna de Vikingen, Napoleon en de Pruisische hertogen en koningen. Maar het waren vooral Paul von Hindenburg en Adolf Hitler die van de heuvels tussen de meren een bloedbad maakten. In de Eerste Wereldoorlog, tijdens de Slag van de Mazurische Meren, verloren zeker honderdduizend Russische soldaten hier hun leven. En ook de Tweede Wereldoorlog ging niet aan Mazurië voorbij.
Auf Wiedersehen
De drie Duitse boeren die na het einde van de Tweede Wereldoorlog nog in Guty woonden vreest Jan Stawinoga (76) nog elke dag. Eén hing zich op nadat een bezoek van de Gestapo, een ander werd weggepest door de Polen en stierf op weg naar Duitsland. De laatste vertrok vrijwillig.
Stawinoga, de voormalig soltys (een soort dorpshoofd), zit op een krukje voor de garage waar zijn zoon Igancy (40) aan het sleutelen is aan een trekker als hij zich de Duitsers herinnert. Horen doet hij nauwelijks, hardop praten lukt hem wel. Hij is niet bang dat de Duitsers Polen weer zullen bezetten, maar wel dat ze zijn huis zullen opeisen. „Toen één van die Duitsers wegging zei hij: ‘Auf wiedersehen, wij komen terug’. Dat is altijd in mijn oren blijven hangen.”
De Stawinoga’s zijn nog steeds boer en blijven dat. Vader Jan, gekleed in camouflagekleren vol vlekken en gaten, werkt nog altijd. „Ik sta hier niet in mijn zondagskleren, of wel?” De oude boer droomde van een maaidorser, maar die is nooit gekomen. De dromen van zijn zoon Ignacy (40) zijn minder materialistisch. Ignacy: „Werken tot mijn pensioen, niet in de problemen komen en dan begraven worden met een kruis boven mijn graf.”
Foto’s: Anna Liminowicz
Voor vader Jan Stawinoga is er meer in het leven dan de boerderij. De kerk. Alle andere dorpsbewoners zijn afgehaakt: de nieuwe priester is te streng, te rechtlijnig. In de garage hangt een kruis, zodat „Onze Lieve Heer ziet dat ik hard werk”, zegt Jan Stawinoga.
Hij bekritiseert een ieder die niet naar de kerk gaat. „Het leven onder Satan is gemakkelijker: je mag liegen, stelen en bedriegen. Maar waar ga je dan heen na de dood?” Nee, hijzelf zit elke zondag in de kerk in het naburige Kamionki. Maar horen wat de priester preekt, kan Jan Stawinoga toch niet, lachen ze in het dorp. „Ik ga niet voor de priester, ik ga voor God”, wimpelt Stawinoga de kritiek af. En hoe zit het dan met het kerkbezoek van zijn zoon? „Nee, die gaat niet”, zucht hij. „En mijn vrouw ook niet.”
Godsvermogen
Mazurië is geliefd bij toeristen, zeilers en eigenlijk iedereen in Polen. Niet gek dat één van de rijkste Polen, farmaceut Jerzy Starak, er een landgoed van tweehonderd hectare kocht. Het ligt pal naast Guty en is zwaarbewaakt met hekken, camera’s en beveiligingspersoneel. Niemand spreekt een slecht woord over hem, zeker de Bitels niet, want één van hun zonen is manusje van alles op het terrein van Starak.
Het roept de vraag op of de bewoners van Guty hun land niet willen verkopen. Een hectare levert inmiddels een godsvermogen op, meer dan alle koeien in Guty ooit aan melk kunnen produceren. En elke Pool wil wel een huisje aan het meer. In potentie zijn alle bewoners met hun tien tot twintig hectare aan land miljonair, maar niemand wil verkopen.
Hier en daar hebben de bewoners van Guty wel een hoekje van hun land verkocht of er zomerhuisjes op gezet. Maar hoeveel iemand ook biedt, niemand wil van zijn land af. De Bitels zijn duidelijk: hun land is voor de kinderen en voor de nakomelingen. Ook de armere Stawinoga’s moeten niet denken aan verkoop. „Je kunt het land maar één keer verkopen”, zegt Ignacy Stawinoga. En die ene keer komt misschien wel nooit. Want hier in Guty zijn de bewoners duidelijk: geld heb je voor even, land voor het leven.
Foto’s: Peter Michielsen, Anna Liminowicz
Toch schaamt Jan Stawinoga zich voor zijn ontbrekende welvaart. „Zie ik er arm uit?” vraagt hij. „Ik wil niet dat we uitgelachen worden om hoe we eruit zien. Om de ruïne die onze boerderij is. Nee, dat is niet netjes”, zegt hij fel. Achter hem torent een groot nieuw huis, met het mooiste uitzicht van het dorp. Zijn zoon Ignacy bouwt er al veertien jaar aan en het lijkt nog lang niet af.
Zittend op zijn kruk voor de garage kijkt Jan Stawinoga uit over het meer. Daar vond in 2019 een noodlottig ongeluk plaats met de stiefzoon van de miljardair Starak – dronken voer hij ’s avonds met zijn motorboot over het water en sloeg om. Vijf dagen later werd hij dood gevonden. Vanaf het water is het graf op het terrein van de Staraks te zien, ’s avonds blikkert er licht.
Smet voor de familie
Het is niet het enige lijk dat gevonden is in het meer. Begin jaren negentig was Wincenty Zolotar, de lokale alcoholist, maandenlang vermist. Toen zijn lichaam gevonden werd in het bevroren meer werd er al snel naar de dorpsbewoners gewezen. Iedereen had immers een hekel aan hem, zelfs zijn vrouw. Ze was opgelucht na zijn dood, want hij was een dronkaard en een smet voor de familie. Zolotar loog en bedroog, maar als iemand een boom uit het staatsbos omhakte of zonder vergunning een vis uit de vijver ving was hij er als de kippen bij om diegene aan te geven.
Niemand, zelfs de politie niet, geloofde dat Zolotar zomaar in het meer was beland. Dat iemand in het dorp achter zijn dood zat is nooit bewezen. Zijn vrouw had gebeden om haar eigen dood, maar toen stierf hij. Dat kon maar één ding betekenen: het was Gods wil.
Hoewel Guty maar acht gezinnen kende en de meesten door huwelijken met elkaar verbonden waren, klikte het vroeger nooit echt onderling. Maar sinds de oudere generatie is overleden – alleen Jan Stawinoga hoort nog tot de eerste bewoners van Guty – is het anders. De jongeren hebben het beter. Werk buiten het dorp, een auto, vakantie naar het buitenland. „Er was altijd jaloezie, ruzie over scharrelende kippen”, zegt Andrzej Bitel. „Maar de jongeren geven daar niet om.”
Na hun studie of werkavontuur buiten het dorp keerden de jongeren bijna allemaal terug naar Guty. Van de jongeren is alleen Ignacy Stawinoga nooit weggeweest. Hij boert, bouwt rustig aan zijn huis en zit elke avond na het werk op het krukje voor de garage, naast een pot waar aardappelen worden gekookt voor de koeien, en kijkt naar het meer.
Het meer waar alcoholist Wincenty Zolotar doodvroor, waar Ignacy als kind speelde met de Bitels „nog met sleeën en schaatsen en niet met computers en mobieltjes”. Hetzelfde water waar de beschonken miljardairszoon kapseisde. Hij tuurt dan in de verte en luistert naar de kikkers.
Nee, hoe lang de bewoners van Guty ook nadenken, hier in Guty is nog nooit iets gebeurd.