N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Fotografie Fotograaf Sabiha Çimen fotografeerde meisjes die in Turkije koranscholen bezoeken. „Als je als fotograaf onderdeel bent van een gemeenschap, kun je heel dichtbij komen.”
„Ik heb zulke goede herinneringen aan die tijd. Met honderden meisjes op school, de hele dag samen, lol hebben, stiekeme dingen doen. Mijn tweelingzus en ik waren ontzettend rebels, we gingen er wel eens vandoor, droegen punkkleren, verfden onze wangen en onze handen. We kregen regelmatig een waarschuwing en zijn ook wel eens van school gestuurd. De straf: een week naar huis. Je zou denken: hoera, niet studeren, eindelijk weer tv kijken. Maar wij”, vertelt Sabiha Çimen vanuit Istanbul aan de telefoon, „vonden het saai thuis, we misten onze vriendinnen en de reuring.”
Toen de Turkse fotograaf Sabiha Çimen twaalf was, werd ze door haar ouders naar de Turkse koranschool voor meisjes in Istanbul gestuurd. De leerlingen, in de leeftijd tussen acht en zeventien jaar, leren daar gedurende drie of vier jaar de verzen van de Koran uit hun hoofd en worden zo hafiz: hoeders van de islam. Ruim twintig jaar later, in 2017, besloot Çimen (36) terug te gaan naar de koranschool om het leven van de meisjes vast te leggen – foto’s die nu te zien zijn in de Kunsthal in Rotterdam.
Vier jaar lang fotografeerde Çimen met haar Hasselblad-camera meisjes op vijf koranscholen in verschillende steden in Turkije en maakte beelden van een wereld die doorgaans verborgen blijft voor de buitenwacht. Ze won verschillende prijzen met het project en werd in 2020 toegelaten als aspirantlid bij fotoagentschap Magnum. Het boek Hafiz dat ze in 2021 uitbracht, werd beloond met de Paris Photo-Aperture First PhotoBook Award.
Vrolijk pastel
Op de foto’s van Çimen zien we vooral veel vrolijk pastel: lichtgroen, zachtgeel, roze. De meisjes hebben lol in een achtbaan, experimenteren met een roze rookbom, zijn aan het hinkelen op het schoolplein of hangen wat verveeld rond. „Dat is de sfeer zoals ik me mijn eigen tijd daar herinner. We waren serieuze koranstudenten maar tegelijkertijd ook gewoon jong. We waren rebels, bezig onze eigen identiteit te ontdekken. In die zin zou je Hafiz ook als een fotografische autobiografie kunnen zien. Dit is hun verhaal, maar ook het mijne. Als je als fotograaf onderdeel bent van een gemeenschap, kun je heel dichtbij komen.”
Çimen kreeg toegang tot de scholen via haar netwerk van oudleerlingen: vrouwen die inmiddels zelf docent of hoofd van een koranschool waren geworden. „Zij openden de deuren voor mij omdat zij het een belangrijk en waardevol project vinden. Een paar jaar heb ik heel vrij kunnen werken, zonder officiële toestemming van het bestuur.
„Tot de mannen uit het bestuur te horen kregen waar ik mee bezig was. Toen werd het lastiger. Terwijl de ouders van de meisjes toestemming hadden gegeven, en ook het ministerie van Religieuze Zaken, was het bestuur bang dat ik de koranscholen in een negatief daglicht zou stellen. ‘Maar kijk dan naar de beelden’, zei ik, ‘ik doe niemand kwaad.’ Ik kom zelf uit deze gemeenschap, ben zelf religieus, dit is mijn ode aan deze cultuur. Ik heb ze kunnen overtuigen, maar ik kan niet ontkennen dat het in Turkije een strijd blijft om als vrouw je verhaal verteld te krijgen.”
‘Ik draag een hoofddoek en zie mezelf nauwelijks gerepresenteerd in de media’
Controverse
Met Hafiz wil Çimen, zo zegt ze, een ander beeld van vrouwen en meisjes met een hoofddoek laten zien: „Ik draag een hoofddoek en zie mezelf nauwelijks gerepresenteerd in de media: hoogopgeleid, met een carrière, prima in staat voor mezelf op te komen. Vrouwen en meisjes met een hoofddoek worden vaak op een bepaalde manier neergezet. En die is niet altijd positief. Vaak hangt er iets rond die beelden. Probleem! Controverse!
„Dat vind ik soms erg vermoeiend. Deze meisjes zijn zoveel meer dan wat zij om hun hoofd hebben. Net als alle andere meisjes in de wereld hebben zij hun wensen en hun dromen, hun gekkigheden, hun individualiteit. Door middel van mijn foto’s wil ik hun kracht laten zien. Hoe uniek ze zijn en tegelijkertijd zo met elkaar verbonden.”