N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Repressie De Tunesische president Kais Saied kende zich in de zomer van 2012 allerlei bevoegdheden toe waardoor hij meer macht kreeg. De Tunesische oppositieleider Rached Ghannouchi had daar kritiek op.
De 81-jarige Rached Ghannouchi, werd in april gearresteerd wegens opruiende verklaringen. Foto Fethi Belaid/AFP
De Tunesische oppositieleider Rached Ghannouchi is veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf wegens opruiing. Dat melden internationale persbureaus maandag. Ghannouchi is een van de belangrijkste tegenstanders van president Kais Saied en geldt als prominente criticus van de zittende politieke klasse. De 81-jarige voormalig parlementsvoorzitter en leider van de Islamitische oppositiepartij Ennahda werd in april gearresteerd wegens opruiende verklaringen. De afgelopen tijd worden vaker oppositiepolitici gearresteerd in Tunesië.
Maandag maakte zijn advocaat bekend dat hij veroordeeld wordt voor uitspraken die Ghannouchi deed tijdens een begrafenisrede die hij vorig jaar hield voor een lid van zijn Ennahda-partij. Daarin zou hij hebben gezegd dat de overledene „geen heerser of tiran vreesde, alleen god”. Zijn aanhouding in april kwam nadat hij in de media had gezegd dat een „burgeroorlog” dreigt indien de politieke islam zou worden uitgeroeid. Tunesische autoriteiten vonden deze verklaring „ophitsend”.
Kais Saied trekt de laatste jaren steeds meer macht naar zich toe. In de zomer van 2021 ontsloeg hij de regering en schorste hij het parlement. Hij kende zichzelf allerlei bevoegdheden toe, waardoor hij meer macht kreeg. Ghannouchi had daar kritiek op.
In de Democratische Republiek Congo zijn vorige week zeker vijftig nijlpaarden omgekomen door een antraxinfectie. Ook andere dieren, waaronder waterbuffels, zijn overleden. Hoewel antraxinfecties wel vaker voorkomen in Afrika, maken experts zich zorgen: de huidige grootschalige uitbraak kan grote gevolgen hebben voor mens en dier in het Virunga National Park – het oudste park van Afrika. Het hele ecosysteem komt er nóg verder door onder druk te staan.
1. Wat is antrax?
Antrax ofwel miltvuur wordt veroorzaakt door de bacterie Bacillus anthracis en behoort tot de zoönoses: ziektes die kunnen overspringen van dieren op mensen (en andersom). Infectie kan plaatsvinden op verschillende manieren: via de lucht, via het eten van besmet vlees of via wondjes in de huid. Inademing is van die drie het meest gevaarlijk. Wat antraxbacteriën extra verraderlijk maakt, is dat ze sporen vormen die jarenlang in de bodem kunnen sluimeren – om dan bij omwoeling van de grond weer actief te worden.
2. Waarom leggen juist nijlpaarden massaal het loodje?
Nijlpaarden staan bekend om hun agressieve karakter en worden tot de dodelijkste dieren op aarde gerekend. Maar qua eetgedrag behoren ze tot de grote grazers. Na zonsondergang komen ze met hun logge lijven het water uit om gras te eten. En juist daarin schuilt het gevaar: bij het grazen woelen ze de bodem om en komen de antraxsporen vrij.
Het is niet de eerste keer dat een antraxinfectie een grote groep nijlpaarden treft: ook in 2011 in Zambia en in 2017 in Tanzania stierven de dieren bij bosjes. Maar die uitbraken vonden in het droge seizoen plaats, terwijl in de Democratische Republiek Congo het regenseizoen juist in volle gang is.
„Vooral nijlpaarden die in grote aantallen dicht bij elkaar leven lopen gevaar”, zegt aquatisch ecoloog en nijlpaardexpert Jonas Schoelynck van de universiteit van Antwerpen. „Dat zie je bijvoorbeeld wanneer ze in periodes van droogte met z’n allen de schaarse waterplekken opzoeken, maar ook wanneer ze worden opgejaagd – bijvoorbeeld in Virunga.”
Al jaren vinden er grote conflicten tussen rebellengroepen plaats in het gebied en daar zijn ook de dieren de dupe van. Ze worden opgegeten en verliezen leefgebied. Rangers die het wild willen beschermen, worden gedood. „Nijlpaarden zijn territoriaal: over het algemeen leeft één mannetje samen met meerdere vrouwen en nakomelingen. Maar nu zie je dat mannetjes met elkaar in gevecht gaan. De winnaar krijgt dan ook nog de harem van de verliezer erbij, met als gevolg een extra grote groep die dus ook extra vatbaar is.”
3. Hoe nijpend is de situatie in Virunga?
In de jaren zeventig was de nijlpaardenpopulatie in Virunga de grootste van heel Afrika, met meer dan 30.000 dieren. In tijdsbestek van enkele decennia is dat aantal als gevolg van de conflicten gedecimeerd: er zijn er nu nog hooguit 2.500 over. En daar komt nu de klap van de miltvuurinfecties bij. Die zijn niet alleen gevaarlijk voor de nijlpaarden zelf. Ook mensen die in het gebied leven kunnen ziek worden, door het eten van besmet vlees of door het inademen van de sporen.
De grootschalige uitbraak kan zelfs het ecosysteem schaden, zegt Schoelynck. „Nijlpaarden krijgen via het gras dat ze eten silicium binnen en dat poepen ze uit in het water. Daar vormt silicium de basis voor diatomeeën: kiezelalgen. Als je de nijlpaarden wegneemt, verdwijnen ook die algen. Dan komen er schadelijke algen voor in de plaats, en dat heeft negatieve gevolgen voor het hele voedselweb. Minder vis betekent ook nóg minder voedsel voor omwonenden.”
4. Moeten we in Nederland ook bang zijn voor antrax?
In Nederland komt miltvuur niet meer voor in de natuur. In 2001, kort na de terroristische aanslagen in New York, was er wel verhoogde alertheid omdat in de Verenigde Staten zogeheten ‘poederbrieven’ werden verstuurd: enveloppen met miltvuurbacteriën erin. Uiteindelijk overleden aan die vorm van bioterrorisme vijf mensen; in Nederland werden namaakbrieven verstuurd, maar in geen enkele daarvan werd antrax aangetroffen.
Wel zijn in het Nederlandse landschap nog her en der zogeheten ‘miltvuurbosjes’ te zien: groepjes bomen die bovenop met miltvuur besmette kadavers staan, als waarschuwing vanwege de lange levensduur van de bacteriën. Over de kadavers werd vaak ongebluste kalk gestrooid. In 2013 kwamen bij werkzaamheden in Nijmegen nog enkele van zulke kuilen aan het oppervlak; de beenderen werden vernietigd. Dat is sinds 1942 overigens het geval met alle kadavers: dood vee gaat de destructor in. Nieuwe miltvuurbosjes worden dus niet aangeplant.
De zondag in Lima op 89-jarige leeftijd overleden Peruaanse schrijver Mario Vargas Llosa werd pas laat in zijn leven bekroond met de Nobelprijs voor de literatuur. Hij was al 74 jaar oud toen hem die in 2010 werd toegekend. „Voor de wijze waarop hij machtsstructuren in kaart brengt en zijn indringende beelden van individueel verzet, opstand, en nederlaag”, zo legde het Nobelprijscomité uit. Hij deed dat in een indrukwekkend oeuvre dat wereldwijd vertaald en gelezen werd en uiteindelijk vierentwintig romans, tien toneelstukken, elf essaybundels, talloze journalistieke en opinie-artikelen, verhalen autobiografisch proza en kinderboeken zou omvatten.
Vargas Llosa ontving zo ongeveer elke belangrijke literaire prijs die er in het Spaanse taalgebied te vergeven is en vele daarbuiten. Hem werden meer dan veertig eredoctoraten toegekend; door de Spaanse koning werd hij als markies verheven in de adelstand. Dat maakte hem waarschijnlijk tot de meest onderscheiden schrijver uit de generatie van de Latijns-Amerikaanse boom van de jaren zestig en zeventig.
Daarnaast was hij politiek actief. In 1990 stelde hij zich met een neo-liberaal programma, sterk beïnvloed door Margaret Thatcher, kandidaat bij de presidentsverkiezingen in Peru, die hij echter verloor van Alberto Fujimori. De ontgoocheling daarover schreef hij van zich af in zijn autobiografie De vis in het wateruit 1993.
Mario Vargas Llosa werd in 1936 geboren in de Peruaanse stad Arequipa en vestigde in 1963 de aandacht op zich met zijn half-autobiografische roman De stad en de honden, die zich afspeelt op een kadettenschool in Lima. Het totalitaire angstregime dat daar heerst stond model voor de hele Peruaanse maatschappij, die Vargas Llosa aanvankelijk vanuit een sterk links engagement bekritiseerde. Die lijn zette hij voort in zijn roman Het groene huis (1965), waarin de kadettenschool plaats gemaakt heeft voor een bordeel. In Gesprek in De kathedraal (1969) vormde een kroeg de achtergrond van een polyfone kakofonie van stemmen waaruit langzaam een beeld van de Peruaanse werkelijkheid oprijst.
Vooral in dit laatste boek, dat als het meesterwerk van zijn jongere periode wordt beschouwd, maakte Vargas Llosa gebruik van een duizelingwekkende verteltechniek, die echter steeds in dienst bleef van een realistische schildering van de maatschappij. Sartres opvattingen over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de schrijver en diens plicht zijn eigen samenleving zo precies mogelijk in kaart te brengen, hadden aanvankelijk grote invloed op hem. In de jaren zeventig werd zijn stijl eenvoudiger en traditioneler, terwijl hij tegelijkertijd afstand nam van zijn linkse politieke engagement.
Speelse fantasie
Na humoristische boeken als Pantaleón ( 1973) en vooral Tante Julia en meneer de schrijver, waarin hij een veel speelsere fantasie toeliet, publiceerde Vargas Llosa in 1981 zijn tweede meesterwerk, De oorlog van het einde van de wereld. Het is een episch verslag van een door religieuze fanatici geleide opstand in het noordoosten van Brazilië, waarin Vargas Llosa -– tegen de achtergrond van het terrorisme van het Lichtend Pad in Peru — het gevaar van politieke en ideologische verblinding aan de kaak stelde.
Dat deed hij drie jaar later opnieuw in zijn gefingeerd-journalistieke onderzoek naar een links-radicale opstand in het Peru van de jaren vijftig in zijn roman De geschiedenis van Alejandro Mayta ( 1984). Het boek is een mengsel van feiten, fantasie en onzekerheid, waarmee Vargas Llosa tevens laat zien hoe ongewis een begrip als historische waarheid is.
Politieke ideologieën zijn verzinsels, net als romans, zou Vargas Llosa later schrijven. Maar terwijl romans er ronduit voor uitkomen dat ze verzonnen zijn, hebben ideologieën de pretentie de waarheid te spreken. Daarom zijn de eerste heilzaam en de tweede rampzalig. Dat laatste moest hij zelf ervaren in zijn strijd om het Peruaanse presidentschap, die literair zijn tol zou eisen. De romans die Vargas Llosa sindsdien schreef waren vaak middelmatig en soms zelfs directe mislukkingen.
Nog éénmaal zou Vargas Llosa echter literair zijn meesterschap bewijzen. In zijn roman Het feest van de Bokbeschreef hij in 2000 op onnavolgbare wijze de laatste dag van de Dominicaanse dictator Trujillo. Hij greep daarmee terug op het typisch Latijns-Amerikaanse genre van de tirannenroman, maar wist directer dan al zijn voorgangers door te dringen in de denkwereld van de dictator. Tegelijk maakte hij echter pijnlijk duidelijk hoe een hele samenleving zich schikt naar het brute geweld dat over haar wordt uitgeoefend en dat door Vargas Llosa schokkend en onverbloemd beschreven wordt.
Met dit derde meesterwerk was Vargas Llosa terug bij de kernvraag van zijn werk: hoe raken samenlevingen en politieke structuren gecorrumpeerd, en hoe corrumperen zij op hun beurt de mensen die daarin moeten leven? Maar ook: hoe weten individuen zich aan die corruptie te onttrekken en in hun verzet een persoonlijke heroïek te betonen?
Die laatste vraag keert letterlijk terug in de titel van een van zijn latere romans: De bescheiden held ( 2013). Het is een lofzang op de stille maar onverzettelijke wijze waarop iemand ‘nee’ kan zeggen tegen corruptie en immoraliteit.
Helaas betoonde Vargas Llosa zich in dit boek als schrijver geen schim meer van zijn vroegere zelf. Even clichématig was hij eerder al te werk gegaan in zijn roman Het ongrijpbare meisje (2006), waarin zijn vrouwelijke hoofdfiguur zich koppig verzet tegen wat de maatschappij van haar verwacht, en de lezer maar helaas nauwelijks vat krijgt op wat haar nu eigenlijk beweegt.
Schitterend tussendoortje
Herinnerd zal Vargas Llosa zich daarom vooral worden om zijn vroegste romans uit de jaren zestig en de twee meesterwerken die hij later met twintig jaar tussentijd zou schrijven. Eén schitterend ‘tussendoortje’ geeft zijn oeuvre daarbij een onverwacht cachet. In 1988 tilde hij met zijn korte roman Lof van de stiefmoeder de erotische literatuur naar een nieuw plan. Op aanstekelijke manier zinnelijk is daarin niet alleen de seks, maar de hele werkelijkheid, waarin zelfs het knippen van nagels een zinderende gebeurtenis wordt.
Helaas verpestte Vargas Llosa ook dát door dat boek een kleine tien jaar later een vervolg te geven in de roman Geheime notities van don Rigoberto, waarin alles wat opwindend was uitgekauwd wordt tot zouteloze stoutigheid.
In 2023 verscheen zijn laatste roman Ik draag mijn stilte op aan jou. Het is het verhaal van een zoektocht naar een mysterieuze gitarist en een ontroerende ode aan de Peruaanse volksmuziek. Hierna gaf Vargas Llosa te kennen dat hij slechts nog één essay wilde schrijven over Sartre, zijn „leermeester toen hij nog jong was.”
Van de hoge toppen en diepe dalen die het oeuvre van Vargas Llosa kenmerken zijn de eerste indrukwekkend genoeg om de tweede te vergeten. Hij is en blijft een van de belangrijkste Latijns-Amerikaanse schrijvers van de twintigste eeuw, met een handvol romans die de tijd doorstaan.
In slow motion veranderde zijn gezicht even van vorm. Neus, lippen, wangen – voor fracties van een seconde rekten ze zich uit en trilden als gelatinepudding, alsof ze zelf kort vergaten welk lichaamsdeel ze moesten zijn. Jesus Gaspar-Diaz was net in zijn gezicht geslagen – heel hard, pats, met de vlakke hand. Vrijwillig, dat wel; al was er op de slowmotionbeelden weinig meer van zijn goede zin te zien. Toen zijn gezicht weer op een gezicht leek rolden Jesus’ ogen omhoog en zakte zijn lichaam naar beneden.
Hij viel blindelings achterover, recht in de armen van twee in het zwart geklede mannen die erop toe moesten zien dat hier niemand rechtstreeks naar het hiernamaals werd geslagen. Ze legden hem netjes op de grond terwijl de scheidsrechter tot zestig begon te tellen. Als Jesus binnen die minuut kon herstellen, was hij aan zet. Dan mocht hij zelf een klap uitdelen aan de getatoeëerde kerel die hem net had neergemept. Maar het mocht niet zo zijn: heel anders dan zijn beroemdste naamgenoot lukte het Jesus niet om weer op te staan.
Op vrijdagavond had ik er geen weet van dat dit alles zich afspeelde op Veronica. Ik wist überhaupt niet dat er zoiets bestond als een Power Slap-kampioenschap. Daar kwam ik zaterdagmiddag pas achter, via het Instagram-account van kijkcijferoloog Tina Nijkamp. Zoals vaker zocht zij de zwaarste bewoordingen om de laagste scores mee te omschrijven. Voor Power Slap kwam ze onder meer uit op „totaal gecrasht”, „komt niet meer goed” en „de allergrootste kijkcijfernachtmerrie van de avond EN 2025 tot nu toe”. Dat vond ik zo verdrietig dat ik besloot om het kampioenschap terug te kijken. Dat was toch weer één paar ogen erbij.
Vanaf dat punt zou het alleen maar verdrietiger worden, want het voornoemde paar ogen zag hoe vier setjes grote mannen elkaar hard in het gezicht sloegen in een zaaltje in Las Vegas, totdat één van de twee niet meer aanspreekbaar was. Dan kreeg de ander een kampioensgordel omgesnoerd, wat gepaard ging met gebrul en gezwaai met vuisten. Soms kreeg je zicht op het publiek: mensen die grijnzend achteroverleunden in hun stoeltjes, eventueel met een telefoon bij de hand. Samen vulden ze misschien een derde van de zaal. Veel stoelen waren leeg gebleven. Als de klap hard genoeg was deden de mensen die wel waren komen opdagen hun mond en ogen heel ver open. Hun gezichten herinnerden me aan de enige keer dat ik iemand een klets tegen zijn wang heb gegeven en zijn mond en ogen van verbazing drie perfecte cirkeltjes vormden (het spijt me nog steeds, Karel). Maar wij waren toen basisschoolkinderen. Dit waren volwassen mensen.
God
In een studio in Nederland leverden nog twee volwassen mannen commentaar bij de wedstrijd: presentator Mark Schaaf en voormalig kickbokser Remy Bonjasky. Ze kwamen niet veel verder dan dingen herhalen die de Power Slappers hadden gezegd in hun voorstelvideo’s. Jesus woonde met zijn moeder in een klein huis in een achterbuurt en hoopte met zijn deelname het nodige geld te verdienen om samen naar een fijnere plek te verhuizen. Zijn tegenstander noemde zichzelf K.O. Chris, had een vrouw en vijf zoons en achtte de kans aanwezig dat God deze sport speciaal voor hem had geschapen. „Een mooie tegenstelling”, vonden Schaaf en Bonjasky. „Een levensgevaarlijke vader tegen iemand die voor zijn moeder vecht.” Ja, dat vonden ze heel mooi om te zien.
Toen ik genoeg had van treurige dingen terugkijken ging ik over op leuke vooruitkijken en nam ik alvast het hele seizoen van Chateau Promenade (NTR) door. Ook Promenade worstelde meer dan eens met lage kijkcijfers. Nu filosofeerde Henry van Loon in een Frans bos: „Stel, je hebt een televisieprogramma – maar er kijkt niemand naar. Is het dan wel op tv geweest?” In het geval van Promenade zou ik zeggen: ‘ja’. Maar in het geval van Power Slap… nou, dan neig ik toch naar ‘nee’.