De aankomend president van de Verenigde Staten werpt al een forse schaduw vooruit. Begin deze week maakte Donald Trump duidelijk dat het hem ernst is met het ‘beschermen’ van de Amerikaanse maakindustrie. In een bericht op zijn socialemediaplatform Truth Social kondigde hij aan importtarieven van 25 procent te gaan heffen op álle producten die buurlanden Canada en Mexico verkopen aan de VS. En alle Chinese goederen wil hij belasten met een „additionele” invoerheffing van 10 procent.
Het is duidelijk: vanaf 20 januari, als Trump de sleutels van het Witte Huis krijgt, stevent de wereld af op een handelsoorlog. Want niet alleen China en de buurlanden van de VS gaan meer betalen om naar de VS te exporteren, de hele wereld moet aan de nieuwe heffingen geloven. Het doel van Trump is helder: de eigen industrie beschermen, de werkgelegenheid in de VS aanjagen en met de opbrengst van de heffingen de rest van zijn beleid betalen.
De gevolgen van de nieuwe tarievenoorlog zijn lastiger vast te stellen, al was het maar omdat Trump nogal wispelturig kan zijn in de exacte vormgeving van zijn plannen. Toch proberen economen de consequenties van de heffingenstrijd te vatten in concrete cijfers.
Maakindustrie geraakt
Het Centraal Planbureau (CPB), de economisch adviseur van de Rijksoverheid, publiceerde eerder deze maand al een uitputtende analyse van de economische verwevenheid van Nederland met de VS. Die is substantieel, constateerde het CPB, vooral op het gebied van kennis en wederzijdse investeringen. De handel met de VS bedraagt echter maar een klein deel van de voor Nederland relevante handel: de export van goederen naar de VS bedraagt 4 tot 5 procent van de totale Nederlandse export. Voor import geldt een percentage van rond de 10.
In twee scenariostudies diept het CPB in een donderdag verschenen studie de effecten van de Amerikaanse importtarieven verder uit. Het eerste scenario berekent wat de effecten zijn als de Amerikaanse regering heffingen van 10 procent invoert op alle import van goederen uit alle landen, heffingen van 60 procent op alle import uit China en heffingen van 100 procent op alle import van auto’s. Het vrijhandelsakkoord tussen de VS, Canada en Mexico blijft in dit scenario niet intact, waardoor er ook Amerikaanse invoerheffingen op goederen uit Canada en Mexico worden geheven. Precies zoals Trump deze week aankondigde dus.
Voor Nederland blijft in dat geval de macro-economische impact relatief beperkt: de import en export zullen 1 procentpunt dalen, verwacht het CPB. Voor specifieke bedrijfstakken in de Nederlandse maakindustrie is het effect op de productie groter: zij exporteren relatief veel naar de VS en worden dus hard geraakt door de tarieven. De productie in die sectoren zal krimpen, en soms fors ook. Zo zal de machine- en apparatenproductie 6 procent krimpen, de productie van elektronische en optische goederen 5,7 procent en voertuigen 5,3 procent. Voor de EU zijn de effecten vergelijkbaar, met een grotere daling in bedrijfstakken zoals voertuigen (- 6,1 procent) en farmaceutische producten (- 4,9 procent). De Amerikaanse heffingen zullen er waarschijnlijk voor zorgen dat Nederland en de EU hun handelsstromen zullen gaan verleggen. Hoe beter Europa en Nederland daarin slagen, des te kleiner het Trump-effect zal zijn, aldus het CPB.
Aan de andere kant van de Atlantische oceaan treden ook effecten op. Volgens het CPB zullen de importtarieven tot gevolg hebben dat de import met 20 procent daalt en de export met 27 procent. Hoewel de importheffingen van Trump de Amerikaanse productie van bijvoorbeeld ‘eigen’ voertuigen en elektrische apparaten stimuleren, zorgen ze door de duurdere import ook voor hogere consumentenprijzen. Want hoe hoog de tarieven ook zullen zijn, Amerika zal sommige grondstoffen, halffabrikaten en producten moeten blijven importeren.
Ook stijgen de kosten voor Amerikaanse bedrijven die geïmporteerde materialen gebruiken, waardoor producten duurder worden. De hogere kosten voor producten (inflatie als gevolg van de tarieven) zal de looneisen in de toch al krappe arbeidsmarkt over de hele linie verhogen. Die hogere binnenlandse loonkosten in zowel de maakindustrie als de dienstensector dragen bij aan een nog hogere inflatie en een verdere daling van de Amerikaanse concurrentiekracht, aldus het CPB. Daarvan profiteren de Nederlandse en Europese dienstensector. De hogere kosten voor Amerikaanse diensten maken Europese alternatieven internationaal meer concurrerend. De dienstensector zal gemiddeld met zo’n 3 procent groeien als gevolg van de tarieven.
Wraak is slechte raadgever
Het tweede scenario gaat uit van dezelfde Amerikaanse heffingen, maar met een vergeldingsactie van de Europese Unie, die importheffingen van 10 procent op alle invoer van alle goederen uit de VS oplegt. Volgens de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) heeft de EU immers het recht om „proportionele vergeldingsmaatregelen” te nemen. Dat is de de facto-concretisering van de handelsoorlog.
Wraak is alleen een slechte raadgever, zeggen de economen. De impact van zo’n vergeldend EU-tarief op de export van Amerikaanse goederen is beperkt. In de VS doet het nauwelijks iets, de export naar Europa vormt maar ongeveer eenzesde van de totale Amerikaanse export, waardoor de wraak betrekkelijk tandeloos blijft.
Voor Nederland zou een wraaktarief een extra daling van 0,2 procentpunt (grofweg 1 tot 1,5 miljard euro) in export en import betekenen. Positief bijeffect is dat de binnenlandse productie stijgt, doordat Amerikaanse importen gedeeltelijk worden vervangen door Nederlandse producten. Ook stijgt de export naar derde landen buiten de EU en de VS, maar niet genoeg om de schade aan de Amerikaanse handelsstroom helemaal op te heffen.
Lees ook
Trumps invoerheffingen: politiek pressiemiddel of opmaat naar handelsoorlog?
Voor de EU als geheel zijn de effecten vergelijkbaar: de handel daalt eveneens meteen 0,2 procentpunt extra, terwijl de productie in enkele specifieke maakindustrieën toeneemt door vervanging van Amerikaanse goederen door EU-producten. In de praktijk zal Europa waarschijnlijk kiezen voor gerichte tegenacties, vergelijkbaar met die tijdens Trumps vorige regeerperiode (2017-2021). Denk aan tarieven op typisch Amerikaanse producten als bourbon, Levi’s spijkerbroeken en Harley Davidsons.
Uiteenlopende machtsblokken
Het economisch bureau van ABN Amro, dat deze week ook een analyse maakte van de mogelijke aanstaande heffingenstrijd, voorziet dat Amerika en de EU economisch en monetair gezien fors uiteen zullen gaan lopen. De inflatie in de VS zal hoger worden door de duurdere import en de daaropvolgende roep om hogere lonen. Als gevolg daarvan zal ook de rente die de centrale banken hanteren op een hoger niveau blijven. Dat zet weliswaar een rem op de inflatie- en loongolf, maar ook op allerlei investeringen.
De algemene economische effecten van de importheffingen schat ABN Amro hoger in dan het CPB. De bank verwacht ook dat er nog wel wat te onderhandelen valt met de VS, mede onder druk van tegenheffingen. Uitzonderingen voor bepaalde productgroepen, waar veel Amerikaanse lobbyisten voor pleiten, drukken het nominale tarief van 10 procent naar een effectief tarief van 5 procent, verwachten de economen van ABN Amro.
Daartegenover stelt de bank dat de tarieven ook voor een mondiale daling van de handel en dus de groei zullen zorgen, die de olieprijs zal gaan drukken. De positieve effecten daarvan (lagere energiekosten en dus goedkoper produceren) halen de scherpe randjes van de heffingen af.
Per saldo gaat een handelsoorlog natuurlijk pijn doen. Willens en wetens producten duurder maken zonder dat daar een goede economische reden voor is, blijft niet zonder gevolgen, aan beide kanten van de streep. Zoals al vaker geconstateerd doet Trump niet alleen de wereld, maar vooral ook zijn eigen bevolking pijn met zijn maatregelen, terwijl het reële effect voor de rest van de wereld, en Nederland in het bijzonder, beperkt zal zijn. Het is zoals oud-staatssecretaris Willem Vermeend (Financiën, PvdA) altijd zei: importheffingen blaffen wel, maar ze bijten niet. Althans, niet echt.