N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Spektakelcultuur De blockbuster ‘Vermeer’ en bijbehorende tv-show, vernieuwende museale vormen als het Boijmans Depot en KMSKA: ze maken van kunstbezoek een attractie. Daar is niets mis mee.
Met een mix van verbazing en bewondering schreven Amerikaanse media over een Nederlands televisieprogramma. ‘The Dutch Are Going Wild for a Reality TV Show Where Artists Compete to Paint Vermeer’s Lost Masterpieces’, kopte ArtNet. „De mengelmoes van elitaire cultuur en massa-entertainment is meteen een sensatie in Nederland, met 1,3 miljoen kijkers (in een land van 17 miljoen) die afstemden op de eerste aflevering”, schreef The New York Times over De Nieuwe Vermeer, het tv-programma van Omroep Max waarin (amateur)kunstenaars proberen een verloren werk van Vermeer te reconstrueren.
Dit soort tv-shows rond cultuur zijn in Nederland niet nieuw (Maestro, De Nieuwe Rembrandt, Het geheim van de Meester), maar de opwinding rond Vermeer in het Rijksmuseum is wél uniek. Met een bioscoopfilm, gerelateerde exposities in andere steden en eindeloos veel media-aandacht, zorgt de tentoonstelling voor opwinding in de kunstwereld en ver daarbuiten. Zou het eerder gebeurd zijn dat toegangsbewijzen voor een kunsttentoonstelling verhandeld worden op kaartjesmarktplaats Ticketswap – normaal het domein van popconcerten en festivals? Op Ebay werd een ticket voor Vermeer zelfs voor meer dan 2.700 dollar geveild, en wisselden andere tickets voor honderden euro’s van eigenaar.
Los van de onwenselijkheid van dat soort woekerverkoop: de blockbuster Vermeer maakt van de kunsttentoonstelling een evenement. Het zorgt voor reuring in het museum. En dát is niet uniek. Ook het Boijmans Depot in Rotterdam en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen maken van een bezoek aan een kunstmuseum steeds meer een spektakel: niet met blockbusters, maar met vernieuwende museale vormen. Wat de blockbuster en deze nieuwe museale vormen delen is de kritiek: de kunst zou in het gedruis het onderspit delven.
Boijmans Depot is een van de eerste publiek toegankelijke kunstopslagen ter wereld. De sfeer in de glimmende zilveren kom is anders dan die van een traditioneel museum: op de gang zie je bezoekers de witte conservatorjassen aan- en uitrekken die nodig zijn om de depots te betreden, ze struinen langs verduisterde opslagruimtes waar ze zelf het licht aan moeten doen, stellen op hun telefoon een eigen collectie samen en staan in de rij voor een experimentele opstelling met topstukken uit de museumcollectie op glazen sokkels. Het Depot ontdoet het kunstwerk van de plechtige presentatie en presenteert het aansprekend voor wat het is: kwetsbaar en kostbaar materiaal.
Speeltuin van indrukken
Het KMSKA tuigde het majestueuze Antwerpse museumgebouw uit 1890 op met een voor een kunstmuseum ongebruikelijke hoeveelheid interactieve installaties: een bespeelbare piano in de hal, beklimbare decorstukken op zaal, virtualrealitybrillen waarmee je in de studio van Rubens stapt, wandvullende projecties, koptelefoons met muziek bij de schilderijen, een mobiele studio waarin je in gesprek kunt met een blinde museummedewerker. Het KMSKA tilt hiermee de klassieke publieksbegeleiding (rondleiding, speurtocht, audiotour) naar een nieuw niveau. Het verandert daarmee, net als Boijmans, de complete ervaring van het museum: je moet niet gek opkijken als in de zaal met landschappen een kind in een Pompejaans-rode decor-rots klimt, om vanaf de top de landschapsschilderijen te aanschouwen.
In het KMSKA en Boijmans Depot is het museum eerder een speeltuin van indrukken dan een stille ruimte voor reflectie. Mét succes: het Boijmans Depot ontving in het eerste jaar 250.000 bezoekers, 50.000 meer dan verwacht en bijna evenveel als het nu gesloten museum zelf jaarlijks trok. Het vernieuwde KMSKA trok in de eerste maanden 267.000 bezoekers, bijna het dubbele van de 150.000 die verwacht werden.
Kunst als publiekstrekker, kunst die wordt omlijst met tv-programma’s, virtual reality en een ‘ervaring’ als het Depot: het is sjiek om daar als kunstliefhebber een beetje op neer te kijken. En dat gebeurt ook. Presenteer Vermeer niet „als fastfood”, bepleitte kunsthistoricus Renée Steenbergen in NRC. „Met twaalf mensen rond de kleine schilderijtjes drommen […] dát is de ‘kunstbeleving’ die blockbusters bieden.”
Ook over het KMSKA en Boijmans Depot hoor je (naast positieve recensies) onder kunstprofessionals gereserveerde en negatieve reacties. Kunsthistoricus en museumdirecteur Chris Dercon (ex-directeur van onder meer Boijmans Van Beuningen en Tate Modern, nu directeur van Fondation Cartier in Parijs) vatte die kritiek scherp samen in kunsttijdschrift HART. Hij noemt KMSKA en Boijmans „typisch voor onze spektakelcultuur”, instituties die lijden onder het „theatrale”. Over het KMSKA: „Hier hadden we moeten vragen ‘mag het een beetje minder zijn?’” Relativerend zegt hij dat hij nog wil „zien hoe het binnen twee jaar functioneert”. Dercon is wel blij dat de nieuwe generatie conservatoren en museumdirecteurs „ongebreideld nadenken over het performatieve, over participatie, over democratisering. Daar komt zeker iets goeds uit.”
Schijnwerper
En óf daar iets goeds uitkomt. Neem zo’n tv-programma voor het grote publiek als De Nieuwe Vermeer, waaraan hoofd schilderkunst van het Rijksmuseum Pieter Roelofs meewerkt. Naast alle vrolijke huisvlijt met kralen, postzegels, zwerfhout en henna-technieken (en een tenenkrommend moment als Rijks-directeur Taco Dibbits gehurkt bij een piëta de sponsorende loterij gaat bedanken) gaat het in dat programma ook over perspectief, kadrering, schildertechniek, thema’s en symboliek. Je pakt bij Omroep Max ook nog even mee wat pentimenti zijn – later aangebrachte wijzigingen op het doek.
Overigens: als het De Nieuwe Vermeer ernst is met het versterken van de positie van de kunst, dan noemt het voortaan wél de volledige namen van de (winnende) kunstenaars, en zorgt het voor een betere beloning voor alle deelnemers.
Spektakel richt de schijnwerper op iets van waarde wat kwetsbaar, mooi of moeilijk is
Op zaal in het Rijks wordt er tussen de ‘drommende’ bezoekers bij Brieflezend meisje bij het venster (ca. 1657–58) in het Rijksmuseum ook druk gesproken over stofuitdrukking, kleurgebruik en symboliek. Populariteit maakt van Vermeer niet per se fastfood: er wordt door bezoekers daadwerkelijk aandachtig gekeken.
Hetzelfde geldt voor KMSKA en Boijmans Depot: liever een museum dat bruist en leeft, dan een gestolde tijdcapsule voor een selecte groep liefhebbers. Het spektakel is een hulpmiddel, een schijnwerper die wordt gericht op iets wat kwetsbaar is, iets wat mooi is, iets wat moeilijk te begrijpen, maar de moeite waard is.
Zonder twijfel gaan er in de spektakelcultuur ook dingen verloren. Vermeer heeft korte wandteksten, geen audiotour en vertelt bijvoorbeeld niks over waarom Nederland destijds zo rijk was of wie de invloedrijke vrouwelijke opdrachtgever van Vermeer was. Ook in het KMSKA worden complexe onderwerpen als kolonialisme en sociale rechtvaardigheid vermeden, en is gekozen voor brave, saaie thema’s als licht, kleur en horizon. Het is er bovendien een behoorlijke kermis met ál die vormen van publieksbegeleiding – maar je ziet er wel heel veel mensen op heel verschillende manieren intens met de kunst bezig zijn, de kunst is sterk genoeg, de verstilling komt vanzelf wel.
Het Depot bewijst dat je in een interactief museum ook complexe onderwerpen kunt behandelen door bijvoorbeeld een onderzoeksproject naar kolonialisme in de eigen collectie te presenteren, en onlangs de magistrale film Sunshine State van Steve McQueen, een gelaagd, urgent en pijnlijk kunstwerk over onder meer racisme. Dat werk is indringend én inhoudelijk. Zo’n complex werk op deze plek, dat bewijst dat toegankelijkheid en zeggingskracht elkaar niet hoeven uit te sluiten.