N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Topmodel De Nederlandse Rianne van Rompaey is een van de topmodellen van dit moment. Negen jaar geleden werd ze, vlak voor haar eindexamen, de internationale modewereld in gekatapulteerd. Dat was flink wennen, vertelt ze in dit interview. Rianne van Rompaey is ambassadeur bij Vluchtelingenwerk. Ze gaat graag naar de film en heeft een Cinevillepas.
De nieuwste YouTube-documentaire van Loïc Prigent, een Franse filmmaker die is gespecialiseerd in kijkjes achter de schermen in de modewereld, gaat over lopen op de catwalk. Hoe moet het, hoe doen topmodellen het?
Een van de modellen in de film is de Nederlandse Rianne van Rompaey (27). Ze is de enige die bij de show van de voorjaarscollectie van Fendi geen instructies of correcties krijgt, valt Prigent op. Haar loopje bij de Saint Laurent-show is, zegt hij in de documentaire, „de belichaming van elegantie. De sensualiteit is kosmisch. Dit is modeschool. Als je wil leren lopen als een topmodel, moet je hiernaar kijken. De jurk loopt een beetje toe. Elke stap is vrij klein, maar ziet er niet klein uit. De heupen, de schouders…”
„Everything is moving, nothing is moving!”, citeert Van Rompaey, met Prigents Franse accent.
Hoe doe je dat?
„Om eerlijk te zijn: ik was bij Saint Laurent eigenlijk alleen maar bezig om het einde van de catwalk te halen. De show is altijd buiten, voor de Eiffeltoren, en dat is magisch. Maar de jurk zat erg strak, de hakken waren heel hoog. Je liep op stenen met putjes en kraakjes erin, er was best veel wind. Ik moest vier minuten lopen – wat niet zo lang klinkt, maar wel lang voelt. Ik heb als kind aan ballet gedaan, ik denk dat dat helpt – ik heb geleerd lang te blijven. Door pijn heen bijten hoort ook echt wel bij shows. Je draagt altijd nieuwe schoenen. Aan het einde van de modeweken liggen je hielen helemaal open.”
Je loopt niet bij elke show op dezelfde manier.
„Als je met veel verschillende merken werkt, leer je aanvoelen wat de visie van een ontwerper is. Ik kan makkelijk transformeren tot wat een ontwerper op dat moment nodig heeft. Ik ben absoluut geen Versace-vrouw, maar ik vind het heerlijk om haar tien minuten te spelen. Een boss ass bitch ben je dan gewoon. Je loopt van bam-bam-bam, zo sexy mogelijk, tegen het vulgaire aan.”
Moet je wel eens iets aan dat je tegenstaat?
„Eigenlijk niet. Ik ben in mijn vrije tijd niet zo bezig met hoe ik eruit zie, waardoor ik ook niet het idee heb: dit is mijn look. Als iemand me een pruik opzet, of me opmaakt op een manier die anders is dan ik ben gewend, heb ik nooit het gevoel dat ik mezelf niet kan zijn. Ik heb juist het gevoel dat ik méér mezelf kan zijn, omdat in een karakter kruipen is wat ik het liefst doe. Voor een cover van de Franse Vogue kreeg ik een keer een kort rood pruikje op, nep-tatoeages in mijn nek en werden mijn wenkbrauwen gebleekt. Ik zou het nooit zelf kiezen, maar ik vond het zó vet. Ik was opeens compleet iemand anders. Hoe voelt dat in je lijf, hoe sta je dan? Naar wat voor muziek luister je dan?”
Als het aantal succesvolle modellen dat een land heeft evenredig is aan de grootte van een land, zegt Van Rompaey, dan zou Nederland de oppervlakte hebben van de VS. Een behoorlijk aantal van hen wordt vertegenwoordigd door Platform Agency uit Amsterdam: Doutzen Kroes, bijvoorbeeld, Imaan Hammam. En zij. Buiten de modewereld is ze misschien minder bekend dan Kroes en Hammam, maar daarbinnen geldt ze als de absolute top: 55 covers van vooral internationale modebladen „en counting” zoals haar agent Mo Karadag zegt, en alleen al dit seizoen reclamecampagnes voor Loewe, Chanel, Louis Vuitton, Loro Piano en Benetton.
Zoals ze hier bij Platform aan tafel zit, straalt ze weinig van de glamour uit die wordt geassocieerd met topmodellen. Ze draagt een donkere spijkerbroek, platte laarzen en een lichtgeel vest dat eruitziet alsof ze het al vaak heeft gewassen. Haar lange roodblonde haar hangt los, geen spoortje make-up. Maar dat ze een model is, is onmiskenbaar: lang (1 meter 79) slank (84-60-89), een perfect geproportioneerd gezicht met grote grijsblauwe ogen die haar op foto’s soms een sixties-achtige uitstraling geven.
Heb je een verklaring voor het succes van Nederlandse modellen, behalve dat Nederlandse vrouwen vaak lang zijn?
„Die bouw is natuurlijk wel belangrijk. Als je lang en slank bent, kom je gemakkelijker binnen. Wat ook helpt, volgens mij: voor Nederlandse meiden die als model beginnen te werken, is dat niet per se een gigantische droom die uitkomt. Er is meer een mentaliteit van: ik zie wel hoe het gaat. Ik heb het gevoel dat mensen in de industrie dat voelen. Zo van: ze is oké. En het maakt ook dat ze beter kunnen omgaan met afwijzingen. Als het niks wordt, gaan ze gewoon studeren.”
Model is het enige modeberoep waarvoor je niet kunt studeren. Als je het geschikte uiterlijk niet hebt of niet fotogeniek bent, ben je kansloos. Andersom kun je opeens een wereld in gekatapulteerd worden waarin je niet per se geïnteresseerd bent.
„Het was voor mij ook geen wereld die mij trok. Als ik geen model was geworden, was ik niet iets anders in de mode gaan doen. Ik ging van de schoolbanken eigenlijk in een keer naar het topniveau. Ik ben een beetje een nerd, dus ik ben op internet wel dingen gaan opzoeken, en Mo vertelde me welke mensen ik ging tegenkomen. Daardoor kreeg ik wel een soort bedding, maar toch: als achttienjarige werk je met mensen die al decennia bezig zijn, vaak echte ego’s en karakters. Zeker tijdens fashion weeks zit je in een bubbel waarin niks anders bestaat dan mode en alles stress is: we have a flower situation! Als ik met andere modellen werkte die ook net waren begonnen, keken we elkaar aan: waar zijn we nu weer in beland?”
Wat maakte dat je doorging?
„Ik was verrast door de creativiteit in de mode. Daardoor haalde ik er veel meer plezier uit dan ik had verwacht.”
Hoe ben je begonnen?
„Door mijn moeder. Dat klinkt alsof ze een soort Kris Jenner is, maar dat is ze helemaal niet. Ik ben voor het eerst gescout op mijn elfde. toen ik mijn verjaardag vierde in een speelparadijs. We zijn bij dat bureau langsgegaan, maar ik bleek te lang te zijn voor een kindmodel. Op mijn veertiende ben ik weer een paar keer benaderd. Ik heb een tijdje bij een ander bureau gezeten, maar dat voelde niet goed. Niks extreems hoor, maar er was mij een shoot op het strand beloofd die niet doorging. Ik was echt heel teleurgesteld – ik was best een intens kind. Mijn moeder had gezien dat Doutzen bij Mo zat en dacht: ik ga hem gewoon mailen. En toen we bij hem zaten zag ik aan hem dat hij dacht: dit gaat helemaal goed komen.”
Mode was niet een wereld die mij trok
Wat doet je moeder?
„Ze is webdesigner. Mijn vader is tropisch-bosbouwexpert, ik weet nooit helemaal precies wat hij doet. Ze hebben allebei in Wageningen gestudeerd en wonen daar nog steeds. Je hebt daar een soort nerd-community, mijn ouders zijn echte bèta’s. Ze zijn gescheiden toen mijn zusje en ik heel jong waren, de weekends was ik bij mijn vader. Ik heb een jongere zus, in mijn tienerjaren had mijn moeder een vriend die twee dochters had en mijn vader heeft uit zijn tweede huwelijk dochters die nu zeven en negen zijn, dus er waren altijd veel meisjes thuis. Op school werd bèta heel erg gepusht. Ik ben een van de weinigen uit mijn jaar die niet rechtstreeks naar de universiteit is gegaan.”
Wat zou je hebben gedaan als je geen model was geworden?
„Dan was ik scheikunde of wiskunde gaan studeren.”
De eerste jaren deed ze alleen af en toe een modellenklus in Nederland. Voor Wehkamp, bijvoorbeeld, en bladen als Elle en Glamour. „Om een beetje te leren hoe het werkt”, zegt ze. Vlak voordat ze eindexamen gymnasium zou doen, kwam de opdracht die voor haar doorbraak zou zorgen: de eerste show van Nicolas Ghesquière voor Louis Vuitton. Ze werd als exclusive geboekt, wat betekent dat ze dat seizoen geen andere shows mocht lopen. „Vanaf dat moment ging het keihard. Mijn eerste shoot daarna was voor de Franse Vogue. Crazy. Ik heb nog geprobeerd het enigszins te beteugelen, omdat ik nog examen moest doen. Dat is gelukkig goed gegaan. En toen begon het feest.”
Jij hebt niet eindeloos veel castings hoeven doen.
„Ik ben me ervan bewust dat mijn carrièreverloop niet de meest representatieve is. Maar dat zorgde er juist voor dat ik veel druk op mezelf ging leggen. Het was moeilijk om omringd te worden door zoveel sterke persoonlijkheden, terwijl ik zelf nog geen idee had van wie ik was. Ik werd er heel onzeker van, en uiteindelijk depressief. Ik ben behoorlijk perfectionistisch en had nooit geleerd hoe ik mijn grenzen moest aangeven, wist niet hoe ik om hulp moest vragen. Ik denk dat het ook voor Mo moeilijk was om erachter te komen hoe het nou echt met me ging. Omdat ik altijd zei: het gaat goed! Alles is top!”
Het moet ook eenzaam zijn: al dat reizen, de hele dag intensief met een groep bezig en dan ’s avonds weer alleen naar je hotel…”
„Door de jaren heen heb ik in de steden waar ik veel werk mensen leren kennen die ik kan bellen. Maar de eerste paar jaar is de kloof tussen de mensen met wie je werkt zo groot dat je niet durft te vragen: hé, zullen we wat gaan eten? Als je gaat studeren begin je met een introweek, waarbij iedereen zijn best doet om vrienden te maken. Je gaat op kamers met andere studenten en je leert elkaar om hele gore pasta met champignonsaus te maken. Als model moet je het zelf uitvogelen. Oké, ik zit hier in een hotel, ik moet eten maar ik kan hier niet koken, ga ik dan ergens iets eten? Alleen? Is dat niet gek? Kan ik dan in de supermarkt iets vinden dat ik niet hoef te koken?”
Heb je nog veel vrienden van vroeger?
„Met een paar vriendinnen van de middelbare school ben ik nog heel close. Alle drie hebben ze min of meer hetzelfde doorgemaakt: studeren en op kamers gaan, een master en dan een kantoorbaan. Ik weet bijna nooit wat er volgende week gebeurt – boekingen worden meestal pas op het laatste moment bevestigd.”
Op je 22ste kocht je een heel huis in Amsterdam.
„Ja, bizar. Ik heb pas sinds kort het gevoel: dit huis past bij mij. Heel lang voelde het alsof iemand aan een kind een sleutel had gegeven en gezegd: ga er maar wonen. Ik moet zeggen dat ik het magisch vind dat ik nog zo goed ben met mijn schoolvriendinnen. Ik kan me nog herinneren dat ik een keer met ze zat te eten toen ik net terug was van een tour around the world en dacht: jullie hebben zo’n andere belevingswereld, help, ik raak jullie kwijt! Maar op een of andere manier zijn we aan elkaar vast blijven kleven en nu merk ik hoe waardevol het is om vrienden te hebben die in een totaal andere bubbel zitten. Ook al gaan gesprekken ook over andere dingen, mensen uit de mode kijken naar de wereld door een modelens, ik ook. Van mijn familie en mijn vrienden in Amsterdam krijg ik een ander perspectief op wat er gebeurt in de wereld. In Parijs hebben we het over het effect van Kanye’s modeshow op extremisme, in Amsterdam praten we over de woningcrisis.”
Ik voel me soms een soort clown, altijd bezig een shoot zo leuk mogelijk te maken
Er zijn modellen met een heel lange carrière, maar het kan ook opeens zomaar over zijn.
„Het ene moment ben je heel hip, het volgende besluit iemand dat we wel klaar zijn met halve gingers. Zeker in het begin was dat een angst. Maar het gevoel dat elke shoot je laatste kan zijn, dat zorgt ook voor een seize the day-gevoel. Ik voel me soms een soort clown, altijd bezig een shoot of show zo leuk mogelijk te maken.”
Bij een modeshoot hangt bijna alles van het model af: als die het niet goed doet, dan wordt het niks. Voelt dat als een zware verantwoordelijkheid?
„De eerste jaren raakte ik daar paralyzed van: het is aan mij om alle ideeën tot leven te brengen. Ik voel nog steeds wel een soort spanning. De fotograaf, de stylist en eventueel de ontwerper hebben zich soms al weken voorbereid, maar als model heb je als je ’s ochtends in de auto zit vaak nog geen idee wat er van je wordt verwacht.”
Hoe heb je leren poseren?
„Ik heb veel geleerd van [fotograaf] Steven Meisel. Hij zet vaak een spiegel voor je neer, zodat je begrijpt wat hij ziet. Op de momenten waarop hij wil dat je mega-gefocused bent zet hij de muziek heel hard aan. En dan zegt hij: oké, relax en gaat de muziek weer zachter. Dat creëert een ritme. Aan [stylist] Karl Templer heb ik ook veel gehad. Hij heeft me als een kleifiguurtje in poses gezet. In het begin dacht ik bij elke foto: dat had ik anders moeten doen. Maar als ik met hem had gewerkt, was ik tevreden.”
Rond Karl Templer was toch een #MeToo-schandaal?
„Er was één beschuldiging. Ik heb daar verder niet veel over te zeggen, want ik was er niet bij. Het is een heftig type, maar ik heb niks vervelends met hem meegemaakt.”
Je bent er een tijdje helemaal uit geweest.
„In 2016, toen ik twee jaar bezig was. Een halfjaar. Ik had een groeispurt doorgemaakt die ik niet bij kon houden. Ik was overprikkeld to the max. Ik sliep niet meer, was heel erg in de war. Ik moest gewoon plat. Samen met Mo heb ik besloten een half jaar te stoppen. Toen ik weer wilde beginnen, brak ik mijn been – ik ging op de schouders van mijn toenmalige vriend staan om een circustruc te doen. Wat uiteindelijk een blessing was, want mentaal was ik er gewoon nog niet. Toen ik weer begon, merkte ik dat iedereen heel blij was om met me te kunnen werken. Dat was zó’n les. Ik besefte: ik doe iets goed.”
Pak je het sindsdien anders aan?
„Iedereen weet hoe belangrijk het is om te sporten, voldoende te slapen en goed te eten, maar ik moet mezelf daar echt telkens aan herinneren. Ik zit in therapie, ik doe aan meditatie, ik probeer mijn familie te blijven zien, mijn zusjes. Maar nee zeggen tegen campagnes, tegen bijzondere shoots, is moeilijk.”
Hoe kijkt je familie tegen je werk aan?
„Heel Hollands: ze vinden het heel leuk wat ik doen, maar ze zijn niet heel impressed. Met mijn vrienden in Nederland is het net zo. Als ik zeg: ik sta op de cover van dit of dat tijdschrift, vinden ze dat leuk, maar ze zijn het binnen twee seconden vergeten. In Parijs, waar mijn sociale leven veel meer met mensen uit de industrie is, moet ik mijn voelsprieten uitsteken: waarom zijn deze mensen zo aardig tegen me?”
Als mensen tijdens de modeweek een model zien, gebeurt er iets.
„Ja, er is een soort energie die het overneemt. Het is wel leuk hoor, naar fashion week gaan en je daar een soort Beyoncé te voelen. Vooral in Milaan heb je dat, daar heb je een community die obsessed is met mode. Als je daar een show uit loopt, staan er altijd tieners te schreeuwen die met je op de foto willen. Mijn nummer één fan daar, een tienerjongen, weet altijd bij welke shows ik ben en moet altijd huilen als hij me ziet. Hij heeft dan magazines bij zich die ik moet signeren en heeft ook een keer zijn moeder meegenomen.”
Je werkt nu negen jaar op internationaal niveau. Heb je veel zien veranderen?
„De grootste verandering zijn de sociale media. Toen ik begon, was Instagram net een beetje op aan het komen. Tegenwoordig, als je een campagne schiet, zijn er drie sets: een voor de foto, een voor de campagne op social media, een videoset. Door Instagram heb je als model zelf een platform. Voorheen zag je modellen alleen op de catwalk en in tijdschriften, ze waren een beetje mysterieus. Dat is veranderd. Het aantal volgers dat iemand heeft, bepaalt mede of je wel of niet wordt geboekt voor bepaalde dingen. Je moet goed nadenken over wat je doet met je socialmediapresence. Ik vind het best ingewikkeld. Soms zie ik een model op Instagram met bikinifoto’s die er haast professioneel uitzien. Dan zit ik op de bank en denk ik: ik kan dit niet en ik wil dit ook niet.”
Tijdens corona maakte je samen met Freja Beha Erichsen voor de Franse Vogue zelf een modereportage in je eigen huis.
„Freja, mijn ex-vriendin, fotografeerde veel. Zij wilde zelf eigenlijk niet op de foto, dus het idee was dat zij vooral mij fotografeerde.”
Ze wilde niet op de foto? Ze is model.
„Het zal je verbazen hoeveel modellen dit complex hebben. Wonderbaarlijk. Maar goed, Vogue stuurde kleren op, Freja maakte dus foto’s van mij, en we hielden contact met de hoofdredacteur: we zitten nu in deze hoek, wat vind je ervan? Op zich was het leuk. Maar ik was blij om weer gewoon met een team te werken. Ik ben gewoon geen content creator. Dat zit er niet in bij mij.”
Body-positivity is een belangrijk thema de laatste tijd. Merk jij dat?
„#MeToo en Black Lives Matter hebben natuurlijk ook sporen nagelaten in de mode. Je ziet steeds meer modellen van kleur, modellen die niet heel dun zijn. Je weet steeds vaker niet of een model nou een man of een vrouw is, en dat maakt helemaal niks uit. Ik vind dat heel mooi om te zien.”
Jij past zelf wel in de standaard sample-maat.
„Net als bij elke vrouw schommelt mijn lichaam onder invloed van hormonen. Ik heb lang gedacht: het moment dat ik iets niet meer pas, is het begin van het einde. Laatst kreeg ik een broek niet dicht op de set. Ik dacht: It’s my job to fit in these pants. Maar de stylist zei: belachelijk dat die broek zo klein is, we doen je iets anders aan. Dat is voor mijn gevoel een grote verandering. Maar er gebeurt nog steeds veel in de mode-industrie waarvan ik denk: kan dat niet anders?”
Wat, bijvoorbeeld?
„Als de fashion weeks beginnen, denk ik: daar gaan we weer, nóg meer kleren. Zo zonde en niet nodig. Als ik het voor het zeggen had, mocht iedereen maar één collectie per jaar ontwerpen. De modewereld moet echt beter met klimaatverandering omgaan.”
Zelf zit je waarschijnlijk constant in het vliegtuig.
„Eens in de vijf jaar doe ik op Instagram zo’n ‘ask me anything’. Iemand vroeg me een keer hoe vaak ik per jaar vlieg. Ik weet het niet precies, maar ongeveer twee per week. Ik heb daar geen oplossing voor, ik kan niet lopen naar New York. Ik neem de trein waar ik kan en je kunt de CO2-uitstoot compenseren, maar dat is ook een schijnoplossing. De laatste jaren denk ik veel na over hoe ik op andere manieren iets kan bijdragen. Dat heeft me naar Vluchtelingenwerk geleid. Ik ben er ambassadeur.”
Waarom Vluchtelingenwerk?
„Ik wilde graag m’n steentje bijdragen, maar niet naar Afrika gaan en daar een waterput bouwen en met kinderen dansen. Ik wilde kijken wat er in Nederland gebeurt waarvan ik denk: dit moet anders. Vluchtelingen komen uit een oorlogsgebied of uit een andere onveilige situatie, laten hun geliefden achter, moeten een onmenselijke reis afleggen die vaak ontzettend gevaarlijk is, en komen vervolgens in een land terecht waar de mensen zeggen: wij willen jou niet. Mijn moeder heeft vroeger vrijwilligerswerk gedaan voor Vluchtelingenwerk. De groep leden die doneert is verouderd, misschien kan ik jongere mensen aantrekken.”
Hoe wil je dat doen?
„Ik kan er natuurlijk via mijn Instagram aandacht voor vragen. Maar iedereen doet nu aan Instagram-activisme. Als er iets ergs gebeurt post iedereen: oh, kijk hoe erg dit is! En dat is het dan. Ik ben samen met Vluchtelingenwerk op zoek naar een manier die er meer systematisch voor zorgt dat mensen bewuster worden, of in actie willen komen. Maar ik ben ook nog aan het leren wat Vluchtelingenwerk allemaal precies doet. Dat hele asielbeleid is zo’n chaos. Ik ben in december naar Ter Apel geweest en heb daar gezien hoe ingewikkeld het is. Ik heb met vluchtelingen gesproken en ik heb er mensen ontmoet die er al heel lang werken en echt hun uiterste best doen om te zorgen dat hun schakel van de ketting in orde is. Maar die ketting is zó lang en zó uitgerekt dat de situatie onmenselijk is geworden.”
Is er nog iets dat je graag wil bereiken als model?
„De cover van de Franse Vogue was lang mijn droom. Die was altijd het meest sexy, met veel van die krachtige jarentachtig-achtige vrouwen. Ik heb nu negen Franse Vogue-covers op mijn naam staan.”
Waarvan drie in 2019.
„De voormalige hoofdredacteur, Emmanuelle Alt, heeft me eens verteld hoe dat ging. Dan zaten ze in haar kantoor te overleggen welk model er op de cover moest en dan zei zij: wat dachten jullie van… Rianne! Dat de hele redactie dan zei: nee, niet weer! En dat zij dan zei: fuck it, ik wil haar weer.
„Ik merk dat voor mij – dit klinkt erg uit de hoogte, maar ik ga het toch zeggen – de uitdaging er een beetje af is. Wat ook meespeelt: toen ik begon, draaide het om magazines, nu zit iedereen op Instagram. De verschillende Vogues worden nu centraal aangestuurd, waardoor ze meer op elkaar lijken. Dat is ook een reden waarom ik met Vluchtelingenwerk ben begonnen. En ik ga acteren. Dat wil ik eigenlijk mijn hele leven al. Als kind was ik altijd theaterstukken aan het bedenken waar dan m’n hele klas naar moest kijken – die arme mensen! Ik heb lessen gehad in New York en veel workshops gedaan. Sinds een jaar heb ik een agent. Ik heb net m’n eerste rol binnengesleept.”
Een grote rol?
„Best wel, ja. Een Engelstalige rol in een internationale serie, met een fantastische regisseur – meer mag ik nog niet zeggen. In april beginnen de opnames, we gaan in verschillende steden in Europa filmen. Vijf maanden lang, dus dat wordt nog wel even puzzelen met modellenwerk. Het is een rollercoaster van doodsangst en tegelijkertijd heel veel zin in. Maar ik heb het gevoel dat ik er klaar voor ben.”