N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Theater
Holland Festival De dansvoorstelling ‘Dragons’ van choreograaf Eun-Me Ahn richt hyperkleurige schijnwerpers op de jongeren van Zuid-Oost Azië. Het is een voortdurende stroom van buitelingen, kleuren, glans en glitters.
Aan het slot van Dragons voor de zekerheid toch nog even nageteld: zeven, het zijn er inderdaad maar zeven. De jonge dansers uit verschillende landen in Zuid-Oost Azië in Dragons zijn op één na allemaal geboren rond het jaar 2000. Met onuitputtelijke energie creëren zij een illusie alsof er een groep van tenminste 20 man op het toneel staat. Nou ja, staat: de voorstelling is een vrijwel voortdurende stroom van buitelingen en wervelingen, kleuren, glans en glitters. Choreograaf Eun-Me Ahn houdt van kakelbonte en vrolijke voorstellingen.
Nederland ging vier jaar geleden voor de bijl. Voor haar succesvoorstelling Dancing Grandmothers rekruteerde de Zuid-Koreaanse danskunstenaar tien amateurdanseressen van zeventig jaar en ouder, die op het toneel niet veel meer deden dan in vrolijk gestippelde jurken met hun armen te wapperen en te zwaaien. Het was charmant en vederlicht, met als onderliggende boodschap, aldus Ahn, bevrijding (door dansante zelfexpressie) na een leven voor armoede, oorlog en andere beproevingen.
En zo is Dragons, geprogrammeerd als onderdeel van het Holland Festival, volgens de choreografe óók meer dan een energiek visueel bombardement. Ditmaal richt zij de hyperkleurige schijnwerpers (het ontwerp is van Jinyoung Jang) op de jongeren van Zuid-Oost Azië, de zogeheten millennium babies, geboren in 2000, het Jaar van de Draak. De toekomst, voorspelt Ahn, is aan deze jonge draken, vertrouwd als zij zijn met de jongste technologische foefjes en digitale media. Tegelijk liggen ook de van generatie op generatie overgedragen tradities van hun geboortelanden in hun lichaam en geest opgeslagen.
Tempeldansen
Die schijnbare tegenstelling fascineerde Ahn, die bewondering heeft voor het gemak waarmee zij traditie en vernieuwing combineren. In de choreografie mengt zij zelf ook heden en verleden, met enerzijds passen en poses die zijn terug te voeren op verfijnde tempeldansen en Aziatische volksdansen, waarin soms ook acrobatische elementen zijn verwerkt, en anderzijds bewegingen met een hedendaags dansidioom en hiphopelementen. Ook de kostuums (naar ontwerp van Ahn) weerspiegelen vroeger en nu, bijvoorbeeld met (uniseks) jurken met verhoogde taille en gewaden van high-tech stoffen. Het toneel wordt omzoomd door ‘gordijnen’ van flexibele, glanzende luchtafvoerbuizen.
Ahn zelf soleert met traditionele dansvormen, uitgedost in maffe variaties op de bijbehorende kostuums. Het is allemaal charmant en aanvallig, met een stevige electrobeat die de zaak voortstuwt. Dat verhult enigszins dat dit feestje in choreografisch opzicht vrij mager en oppervlakkig is en vooral drijft op dat wat de Aziatische jeugd volgens Ahn kenmerkt: tomeloze energie. Dat is soms best lekker, maar artistiek word je er niet wijzer van, wat toch een beetje het idee van Holland Festival is.