Tom Dumoulin: ‘Het vuur is gedoofd. Ik wil mezelf niet meer tot het uiterste drijven’


Foto Katrijn van Giel

Interview

Tom Dumoulin (31), een van de succesvolste Nederlandse wielrenners ooit, is gestopt. Hij is trots, dankbaar, maar terugkijken doet ook pijn. „Ik had de top gehaald, maar ik voelde ook: ja, die pot met goud, die lag daar dus niet.”

Tom Dumoulin (31) heeft liever niet dat zijn huis gefotografeerd wordt, en even buiten zijn woonplaats Kanne, net over de grens bij Maastricht, lijkt het met een beetje fantasie Toscane wel, zo tussen de kastelen en de wijnranken, dus daar rijden we heen, in een twintig jaar oude Volkswagen T4. „Wat een gaaf ding”, zegt Dumoulin, die zelf een elektrische BMW SUV op de oprit heeft staan. Hij meent het. De man die jaren zat ingesnoerd in het korset van het wielerleven vindt de vrijheid van zo’n camperbusje aantrekkelijk.

We rijden een paar minuten en parkeren onderaan de Cannerberg. Dumoulin gaat voor over een pad dat hij ook graag bewandelt met Charlie, zijn witte herder, die nu bij de hondenuitlaatservice is. „Daar gaat hij vier keer per week heen. Vinden we handig. Tenminste, ík vind dat handig.”

Windstilte. Alleen het gekwetter van vogels. En de voetstappen van drie mensen in het bos.

„Ik ga scheiden”, gaat hij plots verder. „Dat hebben we vorige week besloten. Ik weet niet of dat per se iets is voor in de krant. Al snap ik ook wel dat het daar even over moet gaan.” Hij zag het niet aankomen, vertelt hij. „Als je me dit vijf maanden geleden had gezegd, had ik je niet geloofd.”

Hoelang ben je samen geweest?

„Dertien jaar. Ik hoopte altijd dat ik niet een van die wielrenners zou worden die na het beëindigen van zijn carrière zou gaan scheiden.” Met een bittere glimlach: „Maar dat is helaas toch wel het geval.”

Maar hoe gaat het dan nu met je?

„Eigenlijk heel goed. Misschien komt er nog wel een periode dat het verdrietig en pijnlijk wordt. En dat mag er dan ook zijn.”

Tom Dumoulin, een van de meest succesvolle Nederlandse wielrenners ooit, komt amper twee maanden na het beëindigen van zijn carrière en een week nadat zijn huwelijk is gestrand over als een totaal andere man dan hij was in een wielerpakje: hij is nu relaxed, zachtaardig, geïnteresseerd in anderen. Al zijn steunpilaren zijn weggevallen. En toch is hij gelukkiger dan ooit. „Voor het eerst in mijn leven mag ik alles helemaal zelf invullen”, zegt hij. „Ik begin met een volledig blanco bladzijde en waar ik heen ga, ik heb geen idee. En dat wil ik graag nog even zo laten. Omdat het fijn voelt.”

Vrijheid is iets waar het hem als wielrenner aan ontbrak. Omdat het niet kan: topsport vereist structuur. Dat verdroeg hij niet goed. „Wielrennen is zo professioneel geworden, de belangen zijn zo groot. Daardoor wordt trainen steeds gestructureerder. En dat past niet zo goed bij wie ik ben. Niet dat ik daardoor ben gestopt. Zonder structuur was ik ook niet tot mijn 38ste doorgegaan. Het vuur is gedoofd. Ik heb niet meer de constante behoefte om mezelf tot het uiterste te drijven. Ik wil anders in het leven staan, liever zijn voor mezelf. En voor de mensen om me heen. Meer verbinding maken.”

De afgelopen jaren stond hij vaak onder hoogspanning. Dumoulin kon geagiteerd reageren op journalisten. Het ging hem veel te vaak over zijn „mentale broosheid”. Hij worstelde met zichzelf, voor de draaiende camera’s. „Ik heb nu eenmaal een open persoonlijkheid”, zegt hij. „Ik kan geen rol spelen. Dan word ik gek.” Door al die kwetsbaarheid te tonen kwam hij als tobber te boek te staan. „Daar heb ik me kapót aan gestoord. De hele reden dat mensen mij mentaal broos noemden, was omdat ik mijn twijfels en overpeinzingen deelde. Ondanks dat bleef ik presteren. Mijn mentale gesteldheid is juist veel te hard en veel te sterk.”

Hij geeft wel toe: zijn vermogen om te reflecteren heeft hem soms in de weg gezeten op de fiets.

Dumoulin loopt verder omhoog, met zijn dunne benen in een strakke spijkerbroek, spierwitte sportsokken in grote sneakers. Over een zwart T-shirt draagt hij een grijs houthakkersvest, de stoppelbaard maakt het casual plaatje af. Hij maakt ook nu nog, een paar maanden ex-topsporter, een fitte indruk, al is hij „wel een paar kilo” aangekomen.

Bovenop de Cannerberg poseert hij zittend tussen de schapenkeutels in het gras. De fotograaf vraagt maar wat ze wil van hem. „Als jij gelukkig bent, ben ik dat ook.” Hij wil de foto’s graag hebben. Tijdens zijn carrière vroeg hij daar nooit om.

Van een carrière als profwielrenner droomde ik niet. Daar ben ik echt maar ingerold

Hij tuurt de vallei in en vertelt wat hij ziet: die heuvel daar heet d’n Observant, en daarachter heb je de ENCI-fabriek. „Mooi hè zo, Kanne? Als ik terugkwam van een training reed ik altijd eerst door Maastricht en dan via de Cannerweg terug naar huis, in plaats van meteen terug uit Wallonië. Daar werd ik veel blijer van.”

Op de terugweg naar de auto praat Dumoulin honderduit. Zo heeft hij het over collega-topsporters aan wie hij kan zien dat ze het moeilijk hebben om te stoppen. „Dat herken ik. Het is niet makkelijk om de knoop door te hakken. Dit is alles waar je je hele leven aan hebt gewerkt. Je grote droom, je ambitie. Daar stop je niet mee als je er even een tijdje geen zin meer in hebt. Daarom heb ik er ook geen spijt van dat ik nog zo lang door ben gegaan terwijl ik er niet altijd meer plezier in had.

„Het had niet anders kunnen lopen. Af en toe moet je gewoon door de pijn, door een mindere periode, om bepaalde inzichten op te doen. Als je bij de eerste keer dat iets niet leuk is al zegt dat het wel goed is zo, dan leer je niet. Dan had ik nu misschien werk gekozen waar ik over vier jaar weer mee had willen stoppen.”

Elf jaar lang, van zijn negentiende tot zijn 31ste, was Tom Dumoulin profwielrenner op het hoogste niveau. Met fietsen begon hij op zijn vijftiende „bij toeval”, na lang gevoetbald te hebben. „In de puberteit werd ik lang en slungelig en toen was ik niet meer zo goed”, zegt hij op de loungebank in zijn tuin, met op de achtergrond het gezoem van de automatische grasmaaier die Charlie de witte herder – terug van de hondenuitlaatservice – af en toe verjaagt. „Conditioneel was ik wel goed. Dat werd duidelijk met gym. Ik was een energiek kind, had sport nodig als uitlaatklep. Toen ik ging fietsen, bleek ik dat leuk te vinden. Maar van een carrière als profwielrenner droomde ik niet. Daar ben ik echt maar ingerold.”

De gymnasiast, zoon van academici, wilde eigenlijk arts worden, maar werd in 2009 uitgeloot voor geneeskunde. Hij deed twee jaar gezondheidswetenschappen voor hij bij de kleine wielerploeg Parkhotel Valkenburg ontdekte dat hij goed kon tijdrijden. Het duurde drie jaar voor hij internationale wedstrijden begon te winnen. In 2015 brak hij door, toen hij de Vuelta bijna won. De tijdrijder bleek ook te kunnen klimmen. Zo goed zelfs, dat hij in 2017 na Jan Janssen en Joop Zoetemelk de derde Nederlander werd met een grote ronde op zijn naam.

‘Il Bello’ won de Ronde van Italië. Tienduizenden juichten hem toe tijdens een huldiging op het Vrijthof in Maastricht. Weg was de onbezonnenheid, voorbij ook het kinderlijk plezier. In retrospectief luidde die grootse overwinning in Milaan het vroegtijdige einde van zijn loopbaan in. „Ik wist toen nog niet wat ik nu wel weet: ik had uitgespeeld wat ik zocht in het wielrennen. Topsport is heel mooi, maar je moet ook een beetje gek zijn in je kop om het lang vol te houden. Ik denk dat bijna iedere topsporter op het hoogste niveau een steekje los heeft.”


Lees ook: Dumoulins lange weg naar Milaan: over de Giro-winst van 2017

Beweer je dat jij dat niet hebt, omdat je vroegtijdig gestopt bent?

„Nee, ik heb dat ook gehad. Als ik nu terugkijk, denk ik dat het een manier was om aan de wereld en aan mezelf te laten zien hoe goed ik dit kon.”

Dat is toch niet ziekelijk?

„Nou, de bewijsdrang die je nodig hebt om de Giro te winnen moet wel bijzonder groot zijn. Daarbij kun je je wel afvragen: hoort daar een gezonde manier van leven bij? Je zet je hele leven aan de kant.”

Noem eens iets waarvan je nu zegt; dat ging me veel te ver, en ga ik nooit meer doen.

„Ik ga nooit meer die chronische vermoeidheid opbouwen. Iedere wielrenner weet dan waar ik het over heb.”

Wat is dat?

„Je staat op, je gaat zo lang en hard trainen als je kunt die dag, en als je thuiskomt, heb je jezelf zo uitgeput dat je nog maar net in staat bent de volgende dag hetzelfde te doen.”

Elke dag?

„Je hebt ook rustdagen, maar die zijn nodig om de belasting van de vorige dagen te verteren. Als je energiek bent op een rustdag, heb je ’m niet nodig. In de jaren dat het supergoed ging, had ik het niet zo door. Toen leefde ik op adrenaline. Ik dacht nergens echt lang over na, en dat was ook wenselijk.”

Toen was je gewoon lekker aan het fietsen?

„Gewoon steeds bezig met het volgende. Wat wij hier nu samen doen, is reflecteren. En dat probeerde ik toen zo weinig mogelijk te doen. Ik dacht niet na over het grotere plaatje; wie ben ik eigenlijk, waar wil ik heen met mijn leven, hoe wil ik zijn voor anderen? Ik ben blij dat die vragen toen niet in me opkwamen, want dan had ik de Giro niet gewonnen.”

Dus eigenlijk moet je als wielrenner, en bij uitbreiding topsporter, blind zijn, met oogkleppen op van de ene naar de andere wedstrijd trekken en niet reflecteren?

„Precies. Ik geloof niet dat je op de toppen van je kunnen kunt presteren én tegelijk mentaal fit kunt zijn.”

Wat is mentaal fit?

„Dat ik kan voelen wat ik wel en niet belangrijk vind in het leven, dat ik weet wanneer ik over mijn eigen grenzen ga en wanneer ik een stap terug moet doen. Scherp kunnen reflecteren en fysiek alles uit jezelf halen gaan niet samen.”

Ik denk eigenlijk dat jíj het niet kan, die dingen combineren.

„Inderdaad, ík kan het niet. Dat komt doordat ik nooit bewust voor een leven als profwielrenner heb gekozen. Ik heb altijd gedacht: wat is er nog meer, in het leven? De meeste ploeggenoten begrepen dat ook niet. Een deel van mijn wielerbestaan voelde voor mij als een opoffering. Ik dacht: ik doe dit nu, zodat ik later een normaal leven kan leiden.”

Kan je dan zeggen: eigenlijk ben je niet…

„…misschien was ik niet de meest geschikte persoon om vijftien jaar lang profwielrenner te zijn, nee. Sterker nog: ik bén daar niet voor geschikt. Daarom was het ook op na elf jaar.”

Foto Katrijn van Giel

Na zijn Giro-winst in mei 2017 bleef Dumoulin nog maandenlang topprestaties leveren. Hij won in Nederland de BinckBank Tour en werd in september in het Noorse Bergen wereldkampioen tijdrijden. Toen hij terugkeerde van vakantie wilde zijn ploeg, Sunweb destijds, met hem om tafel. „We zouden in het teamhuis in Sittard een masterplan voor 2018 bedenken. Ik heb de helft van die meeting gehuild. Hoezo masterplan? In 2017 was alles wat ik in al die jaren had opgespaard samengekomen, ik had de top gehaald en ik was supertrots, maar ik voelde ook; ja, die pot met goud, die lag daar dus niet. Dat was een grote teleurstelling.”

Wist je wat je zocht?

„Erkenning, denk ik. Het ultieme bewijs dat al die jaren van trainen en afzien niet voor niets waren. Maar de verlossing kwam niet.”

Misschien had je toen al moeten stoppen?

„Nee, want ik heb nog prachtige dingen gepresteerd en mensen leren kennen die ik voor geen goud had willen missen. Maar tegenslagen veranderen je als mens. Je gaat nadenken over wat je wil.”

Hij ging lange tijd door, precies als afgesproken. Dumoulin had het gevoel dat hij dat aan zijn fans, zijn sponsoren „die mij veel geld betalen om te leveren” en „uit een soort loyaliteit” aan zichzelf verplicht was. In 2018 werd hij tweede in de Giro en een paar weken later ook in de Tour, internationaal ongeëvenaard de laatste decennia. „Qua prestaties was dat een topjaar”, zegt hij. „Maar mentaal niet. Ik heb het wielrennen altijd wel als stressvol ervaren. Was nooit de beste slaper voor een koers. Ik kon blijven presteren omdat ik alles blokkeerde wat er te blokkeren viel. Dat heeft me uitgeput. Maar ik vind het met de wetenschap van nu ook bijzonder dat me dat gelukt is.”

Is er in die periode niemand geweest die heeft gezegd: gast, stop hiermee?

„Nee, want iedereen begreep dat dit even wenselijk was, dat mijn passie ook stressvolle kanten had en dat het soms, na een wedstrijd, niet anders kon dan dat ik maar half aanwezig was.”

Klinkt ook wel eenzaam.

„Ja, dat was het ook wel. Ik heb me eenzaam gevoeld de laatste jaren. Maar ik was niet het hele jaar ongelukkig, hoor. En ik ben ook nooit depressief geweest.”

Na zijn sportieve successen trouwt Dumoulin met zijn jeugdliefde. In het seizoen erop valt hij tijdens de Giro hard op zijn knie en beschadigt hij een pees. De periode zonder fiets, die uiteindelijk het hele seizoen zou duren omdat artsen een inschattingsfout maken en hem twee keer moeten opereren, vindt hij „heerlijk”. Hij neemt de artsen niets kwalijk. „Iedereen maakt weleens een foute beslissing.” De tijd zonder fiets is precies wat hij nodig heeft om op te laden. Koersen doet hij amper.

Na dat jaar laat hij zijn contract bij Team Sunweb ontbinden en verkast hij naar het succesvolle Jumbo-Visma. Daar komt hij binnen als „nieuwe aanwinst” en hij heeft zin dat waar te maken. Maar al na een paar maanden voelt hij dat hij mentaal niets heeft opgeruimd. Dat hij blijft worstelen met levensvragen: „Waarom doe ik dit nog, wat is de beloning, is het per se nodig, moet je dit nog willen bewijzen?”

Zo trekt hij in het coronajaar 2020 naar de Tour de France. Het wordt een martelgang die hij nu, twee jaar later, nog niet te boven is. Hij heeft er zo veel pijn geleden dat al zijn vingers samenknijpen als hij eraan denkt. „Het was echt, echt vreselijk. Ik vond het fietsen zó erg, en ik vond het zó verschrikkelijk om daar te zijn. Bijna de hele Tour reed ik rond met een groot gezwel onder mijn zitvlak. En nog ben ik in staat geweest om de ploeg te helpen en ik werd er zevende. Zevende! Ik snap echt niet hoe dat kan. En dan moet je je voorstellen dat de wereld, tijdens de meest ongelukkige periode van mijn leven, mee heeft kunnen kijken.” Hij doelt op de NOS-documentaire Code Geel, die een paar maanden later werd uitgezonden, en waarin van de gesoigneerde winnaar Tom Dumoulin enkel nog een klagende, huilende, wanhopige wielrenner is overgebleven.

Hoe heb jij naar die documentaire gekeken?

„Niet. Ik kan er niet naar kijken. Het doet nog te veel pijn. Ik wil nog helemaal niet weten wat daar te zien is.”

Ga je er ooit naar kijken?

„Misschien is het wel een deel van mijn proces. Maar nu is dat nog een stap te ver. Ik voel de pijn nog en die wil ik niet de hele tijd oprakelen. Ik wil nu vooral trots zijn op mijn carrière. Want 90 procent ervan heb ik fantastisch gevonden. Laat die andere 10 procent nu maar even rusten. Ik heb ook lang getwijfeld om dit interview te doen. Maar voor mij is dit ook verwerken.”

Sinds 2019 heeft Dumoulin niet meer pijnvrij op de fiets gezeten. De spieren in zijn billen, zijn hamstrings en zijn onderrug verkrampen op een zadel en hij heeft na de val op zijn knie in de Giro nooit meer echt het gevoel gehad dat hij zijn kracht goed op de pedalen kon overbrengen. Zou kunnen dat hij sindsdien uit het lood geslagen op zijn zadel zit. Of het is mentaal. „Karsten Kroon [oud-wielrenner en een vriend] zei laatst: ‘Tom, je hebt geen pijn aan je onderrug, je onderrug heeft pijn aan jou’. Dat vond ik een mooie. Het is niet zo dat die pijn er niet zit, maar het is de vraag waar het vandaan komt. Als het zo blijft moet ik het toch een keer laten onderzoeken. Want het fietsen is naar geworden.”

Ik besefte: daar ga ik nooit meer tussen rijden. Die kick van vooraan de berg op rijden gaat niet meer komen

De Classica San Sebastian wordt op 30 juli 2022 zijn laatste koers. Dumoulin stapt vroegtijdig af als hij ziet dat hij door „tachtig man” heuvelop wordt gelost. Hij doet nog een trainingsstage in Italië, maar ook daar komt hij niet meer vooruit. „Weer moest ik iets afbreken, weer ging het niet. Toen dacht ik: oké, je kunt nu de draad oppakken en dan zeventiende worden op het WK, maar waarom zou je? Ik kon niet meer. Het was op. Natuurlijk had ik mijn carrière liever op niveau afgesloten en niet via de achterdeur. Dat is jammer.” Maar als hij besluit dat het genoeg is geweest, komt er een opluchting over hem heen die nog niet is verdwenen.

Heel even deed het pijn toen het peloton voor eerst langs raasde tijdens het WK in Australië, eind september, de wedstrijd die zijn laatste had moeten zijn. Omdat hij al vliegtickets had geboekt, besloot hij er samen met zijn ouders en zusjes vakantie te vieren. „Dit was elf jaar lang mijn leven, en dat trok zo aan me voorbij. Ik besefte: daar ga ik nooit meer tussen rijden. Die kick van vooraan de berg op rijden gaat niet meer komen. Maar tot nu toe mis ik dat totaal niet.”

Hij laat een filmpje op zijn telefoon zien, waarop hij tijdens het WK zijn stem schor schreeuwt voor vriend Pascal Eenkhoorn. „Ik vond het sfeertje zo leuk dat ik dacht: dit is mijn wereld. Ik ben er niet klaar mee. Het voelt als thuis. Ik voel nog steeds de liefde voor de fiets. Misschien word ik ooit coach, consultant. Maar ik blijf nog even weg bij een profploeg.”

Kan je die kick ergens anders vandaan halen?

„Ik heb het niet meer nodig, maar ik vind het nog steeds heerlijk om te sporten. Als ik tijdens een hike een lange trap zie, ren ik er omhoog tot ik kapot zit, en mijn benen branden.” Na dit gesprek heeft Dumoulin een proefles Muay Thai. Hij deed al eens aan kickboksen. „Drie kwartier combinaties maken tegen zo’n zak. Perfect om mijn energie kwijt te kunnen.”

In 2020 zei je dat je niet trots kon zijn op je prestaties, toen ik in een interview naar je trofeeën vroeg. Is dat nu anders?

Hij lacht. „Mijn Giro-trofee stond tot gisterenavond daar op de kast, in de woonkamer.”

Waarom heb je ’m weggehaald?

„Omdat ik wist dat jij zou komen en ik niet wilde dat het gesprek een wending zou krijgen die… Ik kan hem wel laten zien hoor.” Hij loopt naar zijn studeerkamer, en keert terug met de roze Trofeo Senza Fine.

Wat voel je daar nu bij?

„Trots en dankbaarheid. En een beetje pijn.”

Waar ben je trots op?

„Ik heb een fysiek talent dat anderen ook hebben. Maar ík won de Giro. Dat heb ik gedaan met een vastberadenheid, ambitie en kracht die meer zijn dan fysieke aanleg alleen. En daar ga ik de rest van mijn leven wat aan hebben.”

In welke situaties?

„Ik weet dat ik onder hoge druk op mijn best ben. Dan wordt alles ruis en neem ik heel snel beslissingen. Ik kan die spanning in mijn voordeel gebruiken. Ik denk niet dat er veel mensen zijn die dat in deze mate kunnen. Ik word er rustig van. En dat vind ik heel bijzonder.”

Wat ga je nu doen?

„Ik heb zes weken alleen gereisd in Costa Rica en Fiji en dat is me supergoed bevallen. En half november vertrek ik naar de Himalaya, mountainbiken met Bram Tankink.”

Ben je goed alleen?

„Niet als ik me niet goed voel. Ik vond het daarom ook heel spannend om juist in deze periode, nu mijn leven op z’n kop staat, even niemand te hebben om op terug te vallen. Dat beviel goed. Die wetenschap, dat je gewoon blij kunt zijn met jezelf, zelfliefde en -respect hebt, maakt het leven lichter.”

Hoe zagen je dagen er op reis uit?

„Ik sliep in hostels omdat je anders echt niemand tegenkomt. Het contact, ook met Nederlanders, was heel anders. Geen fan-held-hiërarchie meer. Door de setting krijg je andere gesprekken. Iedereen is met zijn eigen reis bezig. En als ik geen zin in mensen had, dan trok ik weer verder. Ik heb echt letterlijk per minuut geleefd.”

Wat heerlijk voor een chaoot.

„Ja, het was echt fantastisch. Ik ben dankbaar en blij met wat het wielrennen me geleerd heeft, maar nu wil ik weer dichter zijn bij de persoon die ik ben.”