Toestaan

Ellen Deckwitz

Een tijdje terug stond een vriendin op de stoep. Het was al laat in de avond, ik had geen bezoek meer verwacht en ietwat verbaasd liet ik haar binnen. „Het is uit”, gromde ze toen ze de hal in liep. Boos hing ze haar jas op. „Ik wil niet horen dat het zo beter is”, zei ze. „Dat weet ik zelf ook wel.”

En: „Je hoeft ook niet te zeggen dat er een heel land vol is.”

Ze slofte de woonkamer in.

„Ik weet allang dat het niet aan mij ligt”, vervolgde ze, „en dat het een eikel was, en dat het maar een halfjaar heeft geduurd en zo, daar hoef ik echt niet aan herinnerd te worden.”

Even leek dat de laatste van de reeks gesprekswensen die ze sinds haar aankomst op me had afgevuurd, maar toen ze op de bank plofte volgde er toch nog eentje: „De rest van de vriendengroep hoeft het voorlopig ook niet te weten.”

„Waarom?” vroeg ik verbaasd. „Ze zullen er maar wat graag voor je willen zijn!”

Ze lachte schamper.

„Bij liefdesverdriet kunnen ze dat gewoon niet op de juiste manier. Dan gaan ze dingen roepen als dat ik veel leukere mannen kan krijgen, dat ik niet moet treuren, dat het hierna alleen nog maar geweldiger wordt. Ze leggen de focus op de toekomst terwijl ik wil wennen aan het heden.”

Dat snapte ik wel. Ik kan zelf ook niet zo goed tegen de neiging van sommige mensen om bij slecht nieuws alleen maar met zonzijdes aan te komen, haast alsof ze bang zijn om stil te staan bij de mindere kanten. Als er op vervelend nieuws wordt gereageerd met geforceerde opgewektheid komt me altijd een uitspraak voor de geest uit de novelle Heft hoog de nokbalk, timmerlieden van J.D. Salinger, waarin het getroubleerde personage Seymour op een gegeven moment zegt dat hij zijn omgeving ervan verdenkt dat ze plannen smeden om hem gelukkig te maken. Daar had mijn vriendin ook last van. Die plannen worden natuurlijk met de beste intenties beraamd, alleen werken ze vaak averechts omdat ze geen ruimte laten om de boel eerst even te verwerken. Ze zijn niet gericht op het leven zoals het is, maar op hoe het zou moeten zijn.

Volgens anderen dan.

Mijn vriendin wreef met haar vingertoppen over haar slapen.

„Ik wou gewoon dat ze me het me eens toestonden om gewoon verdriet te hebben. Dat zou pas echt helpen.”

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.